Technologie en werkloosheid. Een wereld zonder arbeid ?
Technologie, vooral informatietechnologie, vernietigt miljoenen banen. De hoop is dat ze er meer zal creëren dan elimineren. Zal dat zo zijn ?
Van bij de start van de industriële revolutie voorspellen mensen dat machines arbeidsplaatsen zullen elimineren. Momenteel staat de op- en neergaande angst voor de machines weer op een hoogtepunt. Typerend voor de nieuwe golf van pessimistische voorspellingen is het boek “The End of Work” van de Amerikaan Jeremy Rifkin. Hij voorspelt dat de rijkste ekonomieën ter wereld binnen de eeuw geen arbeidskrachten meer zullen nodig hebben.
Is die angst gegrond ? In zekere zin wel. Miljoenen banen werden inderdaad vernietigd door technologie. Maar, verlies de moed niet. John Kennedy drukte het in de jaren ’60 mooi uit : “Als mensen het talent hebben om nieuwe machines uit te vinden die mensen werkloos maken, hebben ze ook het talent om die mensen weer werk te geven. “
In de voorbije 20 jaar werden miljoenen handarbeiders vervangen door machines. In diezelfde tijdspanne is het aantal banen bijna konstant gegroeid. En niet ondànks, maar dank zij technologische verandering.
ANDERS DAN VROEGER.
Mensen als Rifkin beweren dat de huidige golf technologische veranderingen in snelheid en aard verschilt van haar voorgangers. Als zij gelijk hebben, is de geruststellende les uit het verleden technologie creëert sneller banen dan ze elimineert veel minder bemoedigend.
De idee dat informatietechnologie (IT) van een andere natuur is, is gebaseerd op drie vaststellingen :
– Uitvindingen zoals het mechanische weefgetouw en de spinmachine beperkten zich tot een eerder klein deel van de ekonomie. Zelfs een echt grote verandering zoals de lopende band, trof in de eerste plaats enkel de produktie-industrie. De IT doordringt echter alles.
In het verleden werden de werklozen steeds opgeslorpt door een nieuwe sektor. Toen landarbeiders vervangen werden door ploegen en traktoren, werd de produktie-industrie een grote werkgever. Toen veel fabriekswerk werd geautomatizeerd, nam de dienstensektor het over. Maar nu worden diensten ook geautomatizeerd. Receptionisten worden vervangen door computers die stemmen herkennen, postbedienden door machines die adressen lezen, bankkassiers door bankautomaten.
En dit is slechts het begin, zegt Rifkin. Hij schat dat drie van elke vier werknemers in de industriële landen eenvoudige, repetitieve taken uitvoeren die geautomatizeerd kunnen worden. Zelfs de hooggeschoolden lopen gevaar. Nu al kunnen slimme computerprogramma’s de diagnose voor bepaalde ziekten stellen zoals dokters dat doen. Sommige Amerikaanse ondernemingen selekteren sollicitanten via computer.
– IT doordringt alles en doet dat ook veel sneller dan de nieuwe technologieën in voorgaande periodes. Dat betekent dat er minder tijd is om verdwenen arbeidsplaatsen te vervangen en de mensen te trainen voor eventuele nieuwe banen.
– IT maakt arbeid transporteerbaar. In bepaalde diensten wordt fysiek kontakt met klanten overbodig. Door telekom kunnen bedrijven banen overbrengen naar andere landen, zodat goedkope werkkrachten in bijvoorbeeld India softwareprogramma’s schrijven. Op deze manier vermindert technologie niet enkel de vraag naar arbeidskrachten ; ze vergroot ook het aanbod.
NIET WANHOPEN.
Het voorgaande is spekulatie over de toekomst en dus is het moeilijk met zekerheid te zeggen dat de redenering fout is. Toch bevestigen de bewijzen die wél bestaan weinig van deze beweringen. Er bestaat ook een sterke teoretische reden om te twijfelen.
Eerst wat anekdotische bewijsvoering. Ondanks de grote investeringen in informatizering tijdens het voorbije decennium ligt de werkloosheid in de VS momenteel met 5,5 % niet hoger dan die in het begin van de jaren zestig. In West-Europa waar de investeringen lager liggen (zie tabel), is 11 % van de arbeidskrachten werkloos. Dit is zeker geen overtuigend teken dat IT een belangrijke oorzaak van werkloosheid is.
En dan wat teorie. Met een nieuwe machine maak je meer dingen met minder mensen. Maar de veronderstelling dat dat eerder in minder banen resulteert dan in meer produktie (en dus meer goederen en meer werkstimulerende vraag) is gebaseerd op een ekonomisch dwaalbegrip dat bekend staat als “de arbeidsmassa” : de idee dat er een vaste grootte van produktie (en vandaar arbeid) bestaat. Dat is duidelijk fout. Technologie creëert nieuwe vraag, ofwel door een verhoging van de produktiviteit en dus de reële inkomens, of door het creëren van nieuwe goederen.
Toen bijvoorbeeld de markt voor de zwart-wittelevisie in de meeste rijke, industriële landen verzadigd raakte, werden kleurentelevisies geïntroduceerd, en nadien videocassettespelers. Mikrogolfovens, videospelletjes en zachte kontaktlenzen zijn enkele van de vele verbruiksartikelen die in 1970 niet bestonden.
Vanuit het standpunt van een individueel bedrijf kan het er inderdaad op lijken dat procesinnovatie (dingen efficiënter maken) de tewerkstelling sterker terugdringt dan produktinnovatie. Maar de ekonomie in zijn geheel zal genieten van kompenserende effekten. Als een nieuwe machine het aantal nodige arbeidskrachten vermindert, en dus ook de kosten, kan er één van de volgende drie dingen gebeuren. De prijs van het artikel of de dienst daalt ; de lonen stijgen ; of de winsten (en daardoor het investeringsinkomen) verhogen.
Ieder van deze drie impliceert een hogere koopkracht van de verbruiker, en dus ook een grotere vraag (met meer produktie en werkgelegenheid als gevolg).
Het is natuurlijk onmogelijk om te voorspellen waar de nieuwe werkgelegenheid tijdens de volgende 25 jaar precies zal te voorschijn komen. Veel van de arbeidsplaatsen die te vinden zijn in de jobrubrieken van de huidige kranten zoals leerkrachten aerobics of software-ingenieurs bestonden in 1970 niet. Er zijn echter toch enkele aanwijzingen waar die expansie kan terechtkomen.
– In Amerika verdriedubbelde de werkgelegenheid in de computer-software-industrie tijdens de voorbije tien jaar. En tegen 2005 wordt een verdubbeling voorspeld van het aantal banen voor computersysteem-analisten en programmeurs.
– Het aantal ouderen in de bevolking groeit, en ze zijn veel rijker dan de ouderen van 50 of 100 jaar geleden. Zij zullen banen creëren in bijvoorbeeld de gezondheidszorg, thuishulp, financieel advies en de vakantie-industrie.
– Er zal een groeiende vraag zijn naar trainers in de nieuwe technologieën.
– Er is plaats voor een grote uitbreiding in de ontspannings- en informatiediensten.
EEN VLEUGJE OPTIMISME.
De Oeso lanceerde de idee dat technologie meer arbeidsplaatsen creëert dan elimineert. Er zijn echter redenen om te aarzelen voor we besluiten dat alles in orde is. Een probleem bij het schatten van de impact van technologie op de produktiviteit en de werkgelegenheid is dat het moeilijk is om de produktiviteit in diensten te meten. De Amerikaanse ekonoom Robert Solow bedacht de “Solow-paradoks”. Hij stelde vast dat de hoge investeringen die dienstenindustrieën in informatizering deden, weinig meetbaar verschil veroorzaakten in de produktiviteit. Tijdens de jaren ’80 groeide de produktiviteit van de Amerikaanse dienstenindustrie gemiddeld met een krenterige 0,8 % per jaar. Diensten hebben eigenlijk proportioneel meer geïnvesteerd in IT dan in produktie. In zes belangrijke diensten (luchttransport, telekommunikatie, kleinhandel, gezondheidszorg, bankieren en verzekeringen) was de investering in IT gelijk aan 5,6 % van hun output, vergeleken met slechts 2,6 % in de produktie-industrie.
Het feit dat IT gefaald heeft om de produktiviteit in de diensten krachtig op te drijven, kan gedeeltelijk te wijten zijn aan meetproblemen. Nieuwe technologie heeft de neiging om de kwaliteit van diensten sterk te stimuleren en dat geven konventionele metingen van prestatie niet weer. Bovendien kan het lang duren voor bedrijven leren hoe ze de nieuwe technologie juist moeten gebruiken. Toen computers eind van de jaren ’70 voor het eerste verschenen in de kantoren werden ze gebruikt als verbeterde typemachines, vooral door sekretaressen.
Maar er is nu enig bewijs dat IT zelfs in diensten effekt begint te hebben. Officiële statistieken tonen aan dat de produktiviteitsgroei in de Amerikaanse diensten tijdens de jaren ’90 naar een jaarlijks gemiddelde van bijna 2 % gaat. De deregulering heeft de voordien beschermde diensten blootgesteld aan konkurrentie. Daardoor moesten bedrijven afslanken om een hogere produktiviteit te bewerkstelligen. Vooral het middenmanagement moest het ontgelden.
Toch blijven er ondanks deze twijfel voldoende redenen om te geloven dat nieuwe technologie gunstige effekten heeft voor de totale werkgelegenheid.
(c)The Economist
INFORMATIETECHNOLOGIE Doordringt alle sektoren en dat onderscheidt haar van vroegere technologische vernieuwingen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier