Te oud, te geleerd, te duur

Ze zitten met negen rond de tafel. Allemaal 50+ en manager zonder werk. De VDAB van Leuven bracht hen samen. Het uitwisselen van ideeën, ervaringen, netwerken en vacatures kan hen misschien helpen bij het vinden van werk.

Tamara Pepermans van de VDAB begon in december met de maandelijkse gesprekken omdat er plots veel werkloze managers in de databestanden opdoken. Ze zitten aan de derde gespreksronde. Na de algemene kennismaking en een brainstorming konden de deelnemers, ze zijn tussen zes maanden en twee jaar werkloos, in de tweede sessie aangeven waarover ze het precies wilden hebben. En ze kregen enkele vragen mee naar huis.

Ondertussen contacteerde Pepermans headhunters en selectiebureaus. Niemand reageerde, wat de moeilijkheid voor die mensen om werk te vinden goed aangeeft. Uitzendkantoren leken wel geïnteresseerd. Twee managers vonden al werk. De tafel is hoopvol omdat er sinds kort iets beweegt op de arbeidsmarkt. Hier en daar leggen de managers al contacten met mogelijke werkgevers.

De tafels staan in een vierkant en drie VDAB-consulentes nemen aan het gesprek deel. Marketeer Pierre*, een Franstalige die vlot Nederlands spreekt, moest zijn firma door de economische crisis stopzetten. Zijn peptalk dat ze keigoed zijn en dat de bedrijfswereld steeds meer 50-plussers aanwerft, overtuigt de anderen niet. Softwarespecialist Antoon werd zes maanden geleden met heel zijn team aan de deur gezet. Hij is er niet zo zeker van dat hij overgekwalificeerd is, maar vraagt zich soms af waarom hij geen vak heeft geleerd. Richard, een licentiaat economie die commercieel, administratief en financieel directeur was, ziet zijn leeftijd als grootste probleem. De 54-jarige Franstalige spreekt vlot Nederlands en beschouwt dat als een troef.

Na een rondje over sollicitatiebrieven kaart Pepermans een gevoelig onderwerp aan: het salarispakket. Ze contacteerde bedrijven waar de managers hadden gesolliciteerd en kreeg te horen dat de deelnemers het vrij snel over hun salarispakket hadden. “Het zijn de werkgevers die ons zo goed als meteen vragen hoeveel we willen verdienen”, reageren Pierre en Antonio, een burgerlijk ingenieur die vanuit Peru in Leuven verzeilde en er een MBA behaalde.

Edward, een 57-jarige licentiaat economie en MBA’er, beaamt. Hij werkte 35 jaar als logistiek manager in de auto-industrie. De jongste jaren deed hij tijdelijke opdrachten als zelfstandige. Door de crisis zit hij al zeven maanden zonder werk. Meer nog, poneert de man, ze zeiden dat ik mijn tijd verloor omdat ik allicht te veel zou vragen en bovendien na zes maanden een andere job zou vinden en vertrekken. Pepermans laat zich niet uit haar lood slaan. Ze repliceert dat ze na enkele jaren vruchteloos solliciteren niet meer dan het basisloon zullen krijgen.

Een schaap met vijf poten

Martine, een juriste met een gevarieerd parcours, gooit het over een andere boeg. Ze ergert zich dat ze steeds voorbij een personeelsdienst moet passeren voor ze contact krijgt met de persoon met wie ze moet werken. Antonio haakt instemmend in en Paul, een ingenieur chemie, benadrukt dat de kloof met de personeelsdienst nog groter is voor technisch-wetenschappelijke functies. Werkgevers stellen soms zoveel eisen dat niemand voldoet voor de personeelsdirecteur. “Ze zoeken het schaap met vijf poten”, foetert Richard.

De frustraties en de verbittering krijgen de vrije loop en Pepermans grijpt in om de deelnemers te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Alleen Edward maakte werk van de vraag van de vorige sessie. Welke acties ze zelf zullen ondernemen? Zijn antwoord gaat van uitwisseling van informatie tot de oprichting van een eigen bedrijf.

De groep splitst zich in twee op. De enen denken positief met Edward mee en de anderen werpen allerlei hindernissen op die telkens weer van tafel worden geveegd. “Een bedrijf oprichten? Natuurlijk kan ik dat”, benadrukt Martine. “Waarom doe je dat dan niet?”, vraagt Edward haar. “Omdat de RVA dan met niets meer over de brug komt”, antwoordt ze prompt. “Je kunt zes maanden vrijstelling krijgen”, verbetert Pepermans haar. “Het duurt twee jaar voor je echt inkomsten hebt van een nieuw bedrijf”, argumenteert Pierre, die wijst op het vele geld dat daarvoor nodig is. “De bank zal u geld geven als u een goed businessplan hebt”, stipt Richard aan.

Hendrik, een handelsingenieur die actief was in de ICT-wereld toen hij anderhalf jaar geleden zonder werk kwam te zitten, wijst op het bestaan van het business angels network (BAN), dat kapitaal en knowhow verschaft aan starters. “Voor gespecialiseerde bedrijven”, werpt Martine tegen. “Helemaal niet en indien u wenst kan ik er u introduceren”, antwoordt Hendrik. “Kunnen we die mensen niet uitnodigen en hen vragen wat ze te bieden hebben?” stelt Pierre voor. “Moet Mozes naar de berg of de berg naar Mozes? Wij zijn vragende partij”, reageert Hendrik geïrriteerd. Richard haakt in. “Wij hebben een probleem, zij niet.” Edward: “Laten we ze contacteren als we iets concreets te bieden hebben. Anders blijven we in het ijle praten en hier duizend en één verhaaltjes vertellen.” Pepermans zal tegen volgende keer informatie over het BAN verzamelen.

Geen geklaag meer

Een aantal managers wil op die manier niet voort vergaderen en na de pauze laten ze dat duidelijk weten. “Laten we kijken wat we willen en kunnen doen”, geeft Hendrik als voorzet. Antonio is expliciet. “Geen geklaag meer. We mogen niet wachten tot een bedrijf met een job komt. We moeten het zelf doen.” Antoon en Edward zijn het erover eens dat de verhalen die ze tot nog toe hoorden geen zoden aan de dijk zetten. Pepermans knikt tevreden. Antonio is het solliciteren beu en overweegt met een bedrijf te beginnen dat landbouwproducten invoert uit zijn land van herkomst. Alleen weet hij niet hoe hij ze hier kan commercialiseren en hij zoekt daarvoor hulp.

De zoektocht naar initiatieven om aan werk te geraken, komt goed op gang en er wordt afgesproken dat iedereen tegen de volgende keer zijn vragen naar de anderen mailt. Hendrik zal de cv’s op LinkedIn plaatsen, Paul zal volgende maand een uiteenzetting geven over het win-winplan van de overheid. “Onze houding en onze communicatie zijn problematisch. Ik wil me bijsturen. Ik wil feedback”, zegt Martine.

Pepermans suggereert hen ergens als vrijwilliger te starten. Misschien vloeit daar wel een job uit voort en de RVA laat het toe. Martine en Pierre hekelen de rijksdienst en Pierre vraagt of ze geen psychologische begeleiding kunnen krijgen om te zien of ze wel in staat zijn werk te hebben. De VDAB-consulentes kijken beduusd en een van hen kan een korte lach niet onderdrukken. “Ik ben in staat om werk te hebben”, reageert Richard gortdroog. Hij staat recht en deelt zijn cv uit. “Zet het op LinkedIn”, port Hendrik hem aan. “Dat weet ik nog niet”, antwoordt Richard.

De managers hebben veel goede voornemens opgevat en verscheidene van hen gaan achteraf samen lunchen, daartoe aangespoord door Pepermans. De vorige keer kreeg ze slechts twee deelnemers zover. Er is vooruitgang geboekt, zie je haar zo denken.

* DE NAMEN VAN DE deelnemers ZIJN PSEUDONIEMEN.

door boudewijn vanpeteghem

“Het zijn de werkgevers die ons zo goed als meteen vragen hoeveel we willen verdienen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content