Surrealisme in het kwadraat
René Magritte en Salvador Dalí ontmoetten elkaar voor het eerst in 1929. Negentig jaar later tonen de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België hoe ze elkaar hebben beïnvloed.
De twee zwaargewichten van het surrealisme kenden elkaars werk en ontmoetten elkaar voor het eerst in het voorjaar van 1929 in Parijs. Een paar maanden later werd Magritte uitgenodigd in het zomerhuis van Dalí in Cadaqués.
Magritte en Dalí hebben ieder hun versie van het surrealisme ontwikkeld. Dalí vertrouwde zijn dromen en hallucinaties toe aan het doek. Zijn werk is doordrongen van mythes, erotiek en freudiaanse connotaties. Magritte was veeleer een filosoof die de betekenis van het beeld onderzocht en daarin een kortsluiting veroorzaakte door te spelen met semantiek. Dat ze nooit rechtstreeks hebben samenwerkt, is dus begrijpelijk: hun fictieve werelden lagen te ver uiteen. Ook ergerde Magritte zich soms aan de extravagante manieren van Dalí. Soms was hij jaloers op diens commerciële succes, terwijl de Brusselaar moeite had om zijn schilderijen aan de man te brengen. Dat ze elkaar hebben beïnvloed, is duidelijk op de tentoonstelling in Brussel. Magritte, die begon als abstract kunstenaar, zag bij Dalí bijvoorbeeld dat figuratief schilderen helpt om de kijkervaring te doen wankelen.
Voor deze expo hebben de samenstellers enkele spectaculaire bruiklenen kunnen strikken uit particuliere collecties en internationale musea, waaronder Tate Modern in Londen en het Museo Nacional Thyssen-Bornemisza in Madrid.
Magritte & Dalí, tot 9 februari 2020 in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier