SUPERCLUB- PHILIPS
Superclub, de op 1 april 1997 opgedoekte distributiedochter van de Nederlandse elektronicaproducent Philips, heeft een klacht met burgerlijke partijstelling ingediend bij de Hasseltse onderzoeksrechter Tony Heeren. De klacht is gericht tegen onbekenden wegens valsheid in geschrifte, het gebruik ervan en oplichting ten nadele van Superclub.
Geviseerd is de borgstelling die Maurits De Prins namens Super Club (toen nog in twee woorden gespeld) ondertekende voor een lening van 1,5 miljoen dollar van de Luxemburgse postbusvennootschap Europe Finance et Participations sa ( EFP) aan de Ierse tekenfilmstudio Don Bluth. Achter EFP gaat Jos Delcroix schuil. Die lening werd afgesloten op 24 december 1990, toen De Prins druk bezig was zijn virtueel failliete bedrijf Super Club in de handen van Philips te duwen. Tegelijk bereidde hij de overname van Don Bluth voor. Eenmaal overgenomen, ging de tekenfilmstudio failliet.
De borgstelling van Super Club werd niet geregistreerd en ook de boekhouding van Super Club maakte er geen melding van. Vermoed wordt dat ze achteraf is opgesteld en werd gebruikt door De Prins en zijn vrienden om Super Club verder leeg te zuigen.
Deze voor Philips toch wel ongewone stap lijkt erop te wijzen dat voor de Nederlandse multinational de tijd van beleefd incasseren voorbij is.
Ook in de zaak rond de vergoeding van de minderheidsaandeelhouders van Super Club zet Philips zich schrap. Enkele weken geleden stelde de Mechelse handelsrechtbank bepaalde minderheidsaandeelhouders van Super Club in het gelijk en verplichtte Philips hen 2280 frank per aandeel – plus intresten – te betalen. De mogelijkheid wordt nu geopperd dat de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ( CBF) Philips zou kunnen verplichten tot een algemeen openbaar bod op alle aandelen van Super Club.
Dit algemeen openbaar bod lijkt echter niet uit dit vonnis af te leiden. Het stipuleert immers expliciet dat alleen aandeelhouders voor vergoeding in aanmerking komen die “niet alleen effectief de bescherming van de transparantiewetgeving konden inroepen doch bovendien (…) zelf gemeenrechtelijk geen enkele fout in causaal verband hebben begaan met de beweerde schade”. Wat meteen een hele reeks aandeelhouders uitsluit.
Tegen het vonnis, dat niet bij voorraad uitvoerbaar is, werd beroep aangetekend.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier