Subsidiaire aanslag nieuwe stijl

Nadat het Grondwettelijk Hof de bestaande regeling inzake subsidiaire aanslag de doodsteek gaf, heeft de wetgever in allerijl een nieuwe regeling uit de grond gestampt.

Vergevensgezindheid is een christelijke deugd. Doorgaans verstaat men eronder dat men de tegenstrever zijn fouten vergeeft. De fiscus doet nog beter: hij vergeeft zichzelf zijn eigen fouten. Dit vertaalt zich in wat men op het gebied van de inkomstenbelastingen de hertaxatie en de subsidiaire aanslag noemt.

Beide regelingen komen erop neer dat de fouten die de fiscus maakt, niet noodzakelijk noodlottig zijn. De fiscale wetgever geeft hem een herkansing. Als de aanslag nietig wordt verklaard om een andere reden dan wegens het verstrijken van de aanslagtermijnen, kan alsnog een nieuwe aanslag gevestigd worden.

Vindt de vernietiging plaats in de administratieve fase van de fiscale geschillenregeling, dan spreekt men van een hertaxatie. Is het de rechter die de vernietiging uitspreekt, dan gewaagt men van een subsidiaire aanslag.

Het effect van de beide regelingen is hetzelfde: de fiscus kan een slechte aanslag alsnog vervangen door een nieuwe aanslag die de bekritiseerde gebreken niet meer vertoont.

De fiscus beschikt daarmee over een machtig wapen. Als de belastingplichtige een fout maakt, staat hij niet machteloos. Hij kan bezwaar indienen of een ontheffing van ambtswege aanvragen. Maar zijn verweer is beperkt. Zodra de termijn om bezwaar aan te tekenen of om een ontheffing van ambtswege aan te vragen verstreken is, helpt geen lievemoederen meer. De belasting is dan definitief verschuldigd.

Omgekeerd: als de fiscus een fout maakt, heeft hij veel meer kansen om zijn taxatie alsnog door te voeren. Het feit dat een eerste hertaxatie mislukt, betekent niet dat daarna geen nieuwe hertaxatie zou kunnen worden doorgevoerd. In het kader van de hervorming van de fiscale procedure die tien jaar geleden werd doorgevoerd, hebben sommige parlementsleden weliswaar gepoogd om de hertaxatie te beperken tot één keer. Maar die poging is toen vakkundig afgeblokt.

De subsidiaire aanslag (na vernietiging van de aanslag door de rechter) werd onlangs vanuit een onverwachte hoek onder vuur genomen. In de regeling die tot voor kort van toepassing was, gold voor de subsidiaire aanslag geen enkele termijn. Zodra een rechter de aanslag vernietigde (om een andere reden dan verjaring) stond het de fiscus vrij een subsidiaire aanslag ter beoordeling aan de rechter voor te leggen. Ook als inmiddels vele jaren verstreken waren. In theorie was er geen eindpunt.

Het grondwettelijk hof heeft de regeling inzake de subsidiaire aanslag precies daarom discriminerend genoemd. Deze veroordeling had tot gevolg, dat de mogelijkheid om een subsidiaire aanslag te vestigen ten dode opgeschreven was.

Maar in de nood – zeker als die hoog is – kent men zijn vrienden. De wetgever kwam dus de fiscus ter hulp met een gloednieuwe regeling.

In de nieuwe, in allerijl uitgevonden regeling, zou de rechter die een aanslag nietig verklaart (om een andere reden dan verjaring), de heropening van de debatten moeten bevelen; waarna de fiscus vervolgens zes maanden zou krijgen om een subsidiaire aanslag ter beoordeling voor te leggen aan de rechtbank.

Om niet zo duidelijke redenen is de wetgever alsnog van dit voornemen afgestapt en koos hij voor een regeling die er technisch een beetje anders uitziet, maar waarvan het resultaat op hetzelfde neerkomt.

De uiteindelijk goedgekeurde regeling houdt in dat de zaak na uitspraak door de rechter terugverwezen wordt naar de rol. De fiscus krijgt vervolgens zes maanden om de begane fouten recht te zetten, en een nieuwe aanslag ter beoordeling aan de rechter voor te leggen.

De nieuwe wettelijke regeling verplicht de fiscus sneller te handelen. Ten gronde blijft alles bij het oude. Wanneer een aanslag bijvoorbeeld wegens willekeur vernietigd wordt, kon voorheen geen subsidiaire aanslag meer gevestigd worden. Het lijkt erop dat dit nu niet anders is.

Ook het trucje tegen een subsidiaire aanslag blijft overeind: een subsidiaire aanslag is alleen maar mogelijk als er eerst een directeursbeslissing geweest is over het bezwaarschrift. Als de gewestelijk directeur talmt met het nemen van zijn beslissing over het bezwaarschrift, kan de belastingplichtige zijn probleem na zes maanden (soms na negen maanden) rechtstreeks voorleggen aan de rechtbank. Stel dat deze termijn verstreken is, en de belastingplichtige niet langer wenst te wachten op de beslissing van de directeur. Zijn beroep op de rechtbank snijdt dan de pas voor een subsidiaire aanslag af.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

De mogelijkheden voor de fiscus om een ‘slechte’ aanslag te vervangen, zijn haast onbeperkt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content