Struikelende statistieken

“You have lies, damned lies and statistics,” wist Winston Curchill. De Belgische overheid bewees die stelling onlangs nog uitvoerig door de schuldcijfers te manipuleren. In het Europa van Maastricht heerst de dictatuur van de cijfers. Die zijn echter steeds meer gebouwd op los zand.

Centrale bankiers houden nauwgezet de geldgroei en inflatie bij. Ze stippelen op die basis een monetaire politiek uit. Zowat alle uitgaven van de overheid zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen. Loononderhandelingen worden gevoerd met de verwachte inflatiecijfers in de hand. Het overheidstekort mag slechts 3 % bedragen van wat we met zijn allen produceren.

Maar wat als dat alles niet meer degelijk te meten is ? In de Verenigde Staten wekte het Boskin-rapport beroering door te stellen dat de consumptieprijsindex jarenlang overschat werd met meer dan 1 % op jaarbasis. Omdat het BBP gecorrigeerd wordt voor inflatie, wil dat zeggen dat het BBP en de productiviteit in feite hoger zijn dan gedacht. Ook de overheidsuitgaven liggen dan hoger dan eigenlijk bedoeld omdat de meeste uitgaven gekoppeld zijn aan de index.

ONMEETBARE ECONOMIE.

Net nu het economisch beleid steeds meer afgestemd is op statistieken kunnen deze steeds moeilijker de economische realiteit in kaart brengen. Paul Atkinson, een regelmatig gebruiker van allerhande statistieken als econoom van de Oeso (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling) legt uit : “De productie van staal of graan kan je makkelijk meten : zoveel ton en zoveel output per werknemer. Die eenvoudige meettechniek is echter waardeloos voor een steeds groter deel van de economie. Hoe meet je de output van iemand die een softwareprogramma schrijft en dat vervolgens voor de hele wereld kopieert ? Zowat de hele dienstensector is in dit bedje ziek.”

Los van dit conceptueel probleem laat de kwaliteit en de versheid van de output van de officiële statistische agentschappen vaak te wensen over. De Oeso-econoom illustreert welke ravage slechte statistieken kunnen veroorzaken : “Enkele jaren geleden werkte ik bij de centrale bank van Nieuw-Zeeland. Dat land kent een hoge buitenlandse schuld. Op een gegeven moment herzien de officiële statistici de uitgavenzijde op de betalingsbalans opwaarts. Er waren ook meer inkomsten, maar dat waren de statistici vergeten te verwerken waardoor de betalingsbalans een gevoelige verslechtering vertoonde. Resultaat : buitenlandse geldschieters rekenden een hogere risicopremie aan met een enorme meerkost voor de schatkist als pijnlijk resultaat.”

Ook de versheid van de statistieken vindt Paul Atkinson ondermaats : “Op macrovlak zouden kwartaalcijfers van de nationale rekeningen die niet te lang op zich laten wachten en bovendien behoorlijk accuraat blijken, zeer bruikbaar zijn. De kosten om dat te realiseren, ken ik niet. Nu worden die cijfers met behoorlijk wat vertraging afgeleverd en daarna nog regelmatig herzien. Van het vorige kwartaal (oktober-december) mogen we van geluk spreken als de meeste landen in maart klaar zijn met de nationale rekeningen. Waar kijk je dan naar ? De stromen in de economie van het vorige kwartaal met half november als gemiddelde. Wat je daarbij interesseert zijn niet de absolute cijfers, maar de verandering met het vorige kwartaal : de vergelijking met half augustus. Dus de cijfers vertellen je wat de economie deed tussen half augustus en half november. Als je dat pas in maart te weten komt, dan vind ik dat echt aan de grens van het bruikbare. Voor de monetaire politiek zijn gegevens die pas na enkele maanden vrijgegeven worden antieke geschiedenis. Je kan die cijfers dan maar beter meteen correct publiceren voor historici.”

KLEMTONEN LEGGEN.

Betekent dit dat de cijferverzamelaars meer middelen moeten krijgen om deze lacunes aan te pakken ? Paul Atkinson : “Langs de ene kant adviseren wij onze leden dat ze hun overheidstekorten moeten terugdringen, dus kunnen we moeilijk van hen verwachten dat ze meer geld stoppen in hun statistisch apparaat. Anderzijds zijn degelijke cijfers van essentieel belang omwille van hun impact op het economisch leven. Mijn conclusie is dan ook dat de officiële cijferverzamelaars zich moeten beperken tot hoofdzaken zoals de prijsindex en de nationale rekeningen om op die manier de kwaliteit te verbeteren. Daarnaast kunnen nietszeggende statistieken als de werkloosheidscijfers iemand van 55 op vervroegd pensioen is in feite ook werkloos maar beter vervangen worden door tewerkstellingscijfers. Die geven een beter beeld van wat zich op de arbeidsmarkt afspeelt. Voor elke cijferbron geldt dat de beleidslui zich de vraag moeten stellen of ze de cijfers geloven die ze voor de voeten geworpen krijgen. Het is zeldzaam dat één bepaald cijfer de beleidskoers bepaalt, meestal krijg je informatie uit tal van domeinen en schets je daaruit een algemeen beeld. Centrale bankiers en de overheid praten met banken, vragen naar de investeringsplannen van bedrijven en peilen naar het vertrouwen van de consument. Ook de arbeidsmarkt geeft veel informatie.”

Vandaag heersen in Europa echter slechts enkele cijfers. Paul Atkinson : “Ik wil mijn bezorgdheid uiten dat het beleid in Europa misschien te sterk is afgestemd op enkele cijfers voor één enkel jaar, in casu de Maastrichtnormen in ’97.”

KDA

PAUL ATKINSON (OESO) Het economisch beleid in Europa legt te veel de nadruk op enkele cijfers voor één enkel jaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content