Stroomversnelling
De Europese elektriciteitsmarkten worden in een onverwachte sneltreinvaart vrijgemaakt. Het Belgische antwoord? De regering bekijkt momenteel hoe veel verder de liberalisering in België kan gaan terwijl Electrabel een overname en/of alliantie in Europa wil. Dat is nodig om de risico’s verbonden aan de vrije elektriciteitsmarkt het hoofd te bieden.
Een stroompanne is een rariteit in België. Dat suggereert dat er meer dan voldoende opwekkingscapaciteit is om het net in alle omstandigheden te bevoorraden. Het was dan ook de hoofdbekommernis van de Belgische elektriciteitsproducenten Electrabel en SPE om het bevoorradingsrisico uit te schakelen. Daartoe kregen ze van de overheid een monopoliepositie en een vaste winstmarge op de gedane investeringen. Een beetje overcapaciteit kon dus geen kwaad, integendeel. In elk geval zat Electrabel in een zetel: prijzen en klanten waren gegarandeerd.
Europa maakt een einde aan die beschutte werkplaats. De vrijmaking van de elektriciteitsmarkten moet voor meer productiviteitswinsten, meer innovatie en lagere prijzen zorgen. Marktwerking moet er ook voor zorgen dat de producenten niet meer investeren in te dure overcapaciteit. De liberalisering gaat in Europa onverwacht veel sneller dan het minimum opgelegd door de Europese Commissie. Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken en Duitsland staan al het verst. De markt is er al tot en met de huisgezinnen vrijgemaakt. De grote achterblijver heet Frankrijk.
Ook België hinkt wat achterop: de goedgekeurde wet, die het Europese minimum volgt en enkel de grote industriële klanten vrijmaakt, wacht nog op uitvoeringsbesluiten. Een zevenkoppige regeringscommissie onder leiding van CBHK-topman Eric De Keuleneer bekijkt momenteel hoe de markt sneller opengegooid kan worden. Het is immers duidelijk dat België die Europese liberaliseringsijver niet naast zich neer kan leggen. Dat heeft ook Electrabel ingezien. Electrabel vraagt zelfs het eigen monopolie sneller af te breken en wenst vooruitgang en duidelijkheid in het dossier. De producent heeft niet de bedoeling de eigen ruiten in te gooien, maar begrijpt dat spelers die het snelst in een vrije markt opereren, zich ook sneller dan de concurrentie klaar kunnen maken voor de concurrentieslag op Europees niveau, die trouwens al volop woedt. De concurrentie is bikkelhard omdat elektriciteit, of het nu opgewekt wordt door een fietsdynamo of een kerncentrale, steeds hetzelfde product is en blijft. Enkel de prijs telt.
In die vrije markt bepaalt niet langer de overheid maar het spel van vraag en aanbod de prijs van een kWH. Dat spel zorgt voor flinke prijsschommelingen. Electrabel en co weten dus niet langer tegen welke prijs ze hun stroom in de toekomst kunnen verkopen. Door het spel van de concurrentie weten ze ook niet meer aan wie ze morgen hun stroom kwijtraken. Niet langer het bevoorradingsrisico maar het prijs- en klantrisico zorgt daarom voor slapeloze nachten bij Electrabel. Niet langer de ingenieur maar de marketingmanager is er de man.
Die enorme prijsrisico’s zijn extra vervelend omdat elektriciteit niet opgeslagen kan worden. Wat geproduceerd wordt, moet ook verkocht worden, al is dat tegen ongunstige prijzen. Overcapaciteit is met andere woorden voorraad die nooit verkocht kan worden. Dat is een dure zaak, te meer daar het financieel niet interessant is om een centrale stil te leggen. De grootste productiekost van elektriciteit is immers de kapitaalkost van het productiepark. Die kost moet sowieso gedragen worden, ook als de centrales geen elektriciteit produceren. Van zodra dus een centrale de overige kosten (bijvoorbeeld de brandstofkosten) terugverdient, is het interessanter die te laten draaien, al is dat in het geheel met verlies.
Hoe beheer je als producent
dan dat inflexibele en dure productiepark in die nieuwe volatiele omgeving? Met andere woorden, hoe kunnen producenten (en ook consumenten) zich verzekeren tegen die nieuwe prijsrisico’s? “Trading is de schakelkast tussen de inflexibele productiecapiteit en de markt”, zegt Jean De Kelver, chief-economist van Electrabel. Traders speuren Europa af naar gunstige koop- en verkoopkansen om bijvoorbeeld de productie-overschotten kwijt te raken. De producenten kunnen ook terecht op de elektriciteitsbeurzen die in de vrije elektriciteitsmarkten van Europa ontstaan. De vraag ontmoet er het aanbod tot er een evenwicht gevonden wordt, want ook een gedereguleerde markt moet gehoorzamen aan de fysische wetten die eisen dat het net steeds in evenwicht is. Door onverwachte omstandigheden (een plotse koudegolf bijvoorbeeld) kan de spanning tussen vraag en aanbod echter sterk oplopen met grote prijsschommelingen als gevolg.
Die beurzen ontwikkelen ook financiële markten die toelaten de prijsrisico’s te verhandelen en te beheren. Een producent kan er bijvoorbeeld een deel van zijn komende winterproductie nu al verkopen tegen een afgesproken prijs aan een geïnteresseerde klant. Op die manier worden de inkomsten ingedekt. Electrabel leert die stiel van het traden en het risicobeheer onder meer op de Nordpool, de Scandinavische elektriciteitsbeurs (zie ook kaderstuk De beurs voorspelt het weer).
Maar eigenlijk heeft Electrabel al voor een groot deel zijn toekomstige inkomsten ingedekt. Producenten zitten met wat men in het jargon een longpositie noemt: de producenten moeten de toekomstige productie verkocht zien te krijgen, alleen weten ze dus niet langer hoeveel stroom ze tegen welke prijs kwijtraken. Electrabel heeft die longpositie ingedekt door langdurige contracten met de intercommunales te sluiten. Die contracten garanderen Electrabel de afzet van een groot deel van de productie tegen een relatief vast prijs tot in 2011. In het kader van het risicobeheer in een vrije markt was dat een schitterende anticiperende zet. Alle producenten en grote afnemers verkiezen trouwens vooral bilaterale contracten om de prijsrisico’s verbonden aan de elektriciteitslevering of -voorziening in te dekken. Beurzen verhandelen enkel het restgedeelte van de markt. De prijs die op beurzen totstandkomt, dient wel als baken om die bilaterale contracten aan te toetsen.
De fel toegenomen prijsvolatiliteit kan van de overgang van een gereguleerde naar een vrije markt een dure aangelegenheid maken. Het is zelfs niet uitgesloten dat de kosten verbonden met een vrije markt de beoogde winsten helemaal uitgommen. Door de prijsschommelingen zijn investeerders immers niet langer zeker dat ze hun investeringen zullen terugverdienen. Het gevolg is dat zij een hogere risicopremie eisen waardoor de al dure kapitaalkosten waarmee de sector kampt nog toenemen. Duurdere elektriciteitsprijzen kunnen het eindresultaat zijn.
Een vrije markt vraagt daarom een stevige marktorgansiatie en doordachte regulatie. In Engeland is de marktorganisatie fout gelopen met een hogere risicopremie en hogere prijzen als gevolg. Electrabel lonkt er trouwens naar om dit Engelse syteem in België te installeren omdat het dominante producenten de kans biedt geld te verdienen aan de productie (zie kader: De Engelse val). Het Engelse voorbeeld toont ook aan dat een vrije elektriciteitsmarkt pas werkt bij voldoende concurrentie tussen de producenten. Even noodzakelijk is de keuzevrijheid van de consument zodat dure productie kan afgestraft worden.
De producenten trachten ook zelf voor wat meer prijszekerheid te zorgen. Het is niet toevallig dat er in een van de verst gevorderde vrije markten, de Duitse, een fusiegolf aan de gang is. Veba en Viag smolten al samen, RWE wil VEW kopen. De spelers groeperen zich om weer wat greep op de prijzen te krijgen. Dat drukt de prijsrisico’s en dus de kapitaalkosten. De producenten draaien ook graag de klok van de liberalisering wat terug om de genadeloze concurrentieslag die momenteel in Duitsland woedt wat te temperen. Het hoort in Duitsland momenteel bij de gangbare praktijken te verkopen onder kostprijs om klanten te veroveren of aan zich te binden. “Je oorspronkelijke marktaandeel trachten te behouden in een markt die wordt vrijgemaakt, is veel te duur. 80% verdedigen is wel een haalbare kaart”, is de ervaring van Oslo Energi, een Noorse generator en distributeur. Electrabel staat voor de keuze: terugplooien op het beschermde deel van de thuismarkt of in de tegenaanval gaan. Electrabel verloor immers al grote klanten en dreigt er nog meer te verliezen.
Op het hoofdkwartier aan de Regentlaan wordt echter koortsachtig een tegenzet voorbereid. Er wordt gespeurd naar een overnameprooi of geschikte alliantiekandidaat. Het aantal huwbaren is weliswaar beperkt en voor een overname moeten vandaag nog duizelingwekkende prijzen betaald worden in de sector. Maar de oorlogskas van Electrabel is gevuld, de schuldgraad is zeer laag en de cashflow vloeit nog rijkelijk. Bovendien heeft de belangrijkste aandeelhouder Suez-Lyonnaise des Eaux op papier beloofd om bij te springen als een grote deal moet gefinancierd worden.
Een Europese schaal
moet Electrabel toelaten op het oude continent nieuwe klanten en activiteiten te ontdekken. Die schaal moet bijvoorbeeld de grote afnemers, die één leverancier vragen voor al hun Europese vestigingen, van antwoord dienen. De grote bedrijven willen trouwens niet alleen één elektricititeitsfactuur, ze willen ook één energiefactuur. De groep Tractebel-Electrabel-Distrigas geniet aanzien in Europa omdat het de combinatie elektriciteit en gas in portefeuille heeft. Gas wordt niet alleen dé brandstof om elektriciteit op te wekken. Voor de traders biedt gas ook een alternatief om elektriciteit alsnog te stockeren. Dat is een enorme troef om marktopportuniteiten uit te spelen en prijsrisico’s te beheren. Analisten verwachten trouwens nog meer fusies tussen gas- en elektriciteits- en zelfs oliemaatschappijen. Zij verwachten dat op termijn 5 tot 7 spelers de Europese energiemarkt zullen domineren. Is een combinatie Totalfina-Elf-Suez het einddoel van Albert Frère? De Waalse financier bezit nu 4% van Totalfina-Elf en 10,5% van Suez-Lyonnaise des Eaux.
daan killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier