STRIJDERS TEGEN DE CRISIS
2009 wordt een moeilijk, zeg maar een zéér moeilijk jaar. Daar zijn alle Belgische ondernemers en bedrijfsleiders het over eens. De bestellingen lopen terug, de economische activiteit hapert. Velen stellen zich de vraag wie of wat de economie erdoor gaat slepen. De redactie van Trends ging op zoek, en schuift een aantal figuren en factoren naar voren die de wereld- en de Belgische economie kunnen redden.
We vonden acht betrouwbare strijders tegen de crisis, met de nieuwe Amerikaanse president Barack Obama op kop. Veel hoop is gevestigd op zijn herstelplan. We verwachten dat hij hulp krijgt van (v.l.n.r.) de theorie van de creatieve vernietiging van Joseph Schumpeterbankiers die de geldkraan langzaam weer opendraaien; de consumenten die weer moeten consumeren; Duitsland dat zijn rol als motor van de Europese economie volop moet spelen; de vrijhandel die het beste middel blijft om de wereldeconomie te doen draaien; de dalende olie- en grondstoffenprijzenBen Bernanke, met zijn politiek van extreem soepele kredietverlening.
En ten slotte vertellen we u ook van wie we vooral niet te veel moeten verwachten: de federale regering, de Europese Unie, de groeilanden en de sociale partners.
1. Barack Obama – Yes, he can
Heel veel hoop is gevestigd op Barack Obama, de eerste zwarte president van de Verenigde Staten. Al tijdens zijn verkiezingscampagne benadrukte Obama de noodzaak van een herstelplan voor de financiële sector, en van overheidsinvesteringen om de Amerikaanse economie er bovenop te krijgen. Obama weet wat hij moet doen: ingrijpen, veranderen, zijn land uit de crisis trekken, en minstens vier miljoen nieuwe jobs creëren. Er is immers geen alternatief, of het zou de totale ineenstorting van de Amerikaanse economie moeten zijn.
Zo ver zal het niet komen: de Verenigde Staten hebben een traditie van crisissen die gevolgd worden door een snel herstel. Maar deze crisis is geen gewone crisis. Dit is nog nooit gebeurd: hele sectoren staan aan de rand van de afgrond. Daarom zet Obama alles in op een herstelplan van 750 tot 1000 miljard dollar. Zijn recept? 300 miljard dollar aan belastingverlagingen, voor burgers en bedrijven, maar vooral forse overheidsinvesteringen in de gezondheidszorg, het onderwijs, de infrastructuur en goedkope energie. Vanuit deze basisinvesteringen moet een breed herstel op gang gebracht worden.
Keynesiaans? Jazeker. Normaal gezien, moet een overheid vooral spaarzaam met de centen omgaan, tenzij op het moment dat iedereen gaat sparen – want dan dreigt de economie in een negatieve spiraal van minder bestedingen en minder groei terecht te komen. En vermits de centrale bank in de VS de rente al op nul zette, is het aan de overheid om geld in het systeem te pompen. Dat moet direct banen opleveren én Amerika structureel verbeteren, beklemtoont Obama.
Met de sommen die Obama in 2009 in de economie wil pompen, hield in 2008 niemand rekening. Dat betekent dat zowel Democratische als Republikeinse congresleden overtuigd moeten worden. Maar het leidt geen twijfel dat Obama dat zal doen. De aangekondigde belastingverlagingen zijn onder meer bedoeld om de Republikeinen op zijn hand te krijgen.
Obama kent zijn hoogste prioriteit: het bloeden moet stoppen. Hij zal zich niet laten betrappen op de passiviteit, traagheid en besluiteloosheid van zijn voorganger George W. Bush, die het geld vooral stopte in een zinloze oorlog. Zal hij slagen? De Amerikanen denken van wel: ‘Yes, we can’. En als de Amerikanen erin geloven, dan is de race al voor de helft gelopen.
2. Duitsland – Wachten tot de trein vertrekt
Economen zijn het roerend eens: voor België is een Duits herstelpan veel belangrijker dan het relanceplan dat de regering-Van Rompuy I wil uitvoeren. Belgische bedrijven voeren meer uit naar Duitsland dan naar alle landen buiten de EU tezamen. Duitsland is als ‘s wereld derde economie bovendien de belangrijkste exporteur ter wereld. Als de Duitse economie zware klappen krijgt, dan voelt iedereen dat, en wij zeker. De vooruitzichten zijn allesbehalve rooskleurig. Het gereputeerde Ifo-instituut verwacht een economische krimp in Duitsland van 2,2 procent in 2009. Deutsche Bank sluit zelfs een bbp-daling van 4 procent niet uit.
Vandaar ook de positieve reacties op het relanceplan van 50 miljard euro, gespreid over twee jaar, dat de Duitse regering eind vorig jaar goedkeurdan is goed voor 1,5 procent van het Duitse bbp. Een opvallende maatregel is de verhoging van het belastingvrije minimum van 7600 naar 8000 euro. Over de SPD-voorstellen om de bijdrage voor de ziekteverzekering te verlagen en de belastingen te verhogen voor al wie meer dan 125.000 euro per jaar verdient, bestaat nog geen eensgezindheid in de regering. Hogere belastingen liggen gevoelig, want economen hopen dat de consumptie de rol overneemt van de export als motor van de Duitse economie.
Het Duitse relanceplan komt bovenop een eerste ‘conjunctuurpakket’ van 31 miljard euro dat al in november 2008 werd goedgekeurd. Dat pakket werd door economen echter als onvoldoende bestempeld. Die kritiek is nu verstomd.
Naast lastenverlagingen wil de Duitse regering ook een breed investeringsprogramma opzetten in sectoren als transport, energie en onderwijs en opleiding. De Duitse economische locomotief moet zo tal van wagons, waaronder die van de Belgische economie, meetrekken.
3. Joseph Schumpeter – Innovatie overwint alles
Jammer voor sommigen, maar ook dit jaar zal een in 1950 overleden Oostenrijker het aanzien van de economie bepalen. Meer nog, in crisissen komt zijn waarde bij uitstek naar boven drijven. De theorie van de creatieve vernietiging, die Joseph Alois Schumpeter ontwikkelde, wordt dan immers volop in de praktijk gebracht: succesvolle toepassingen van nieuwe technieken vernietigen de oude, omdat geslaagde innovaties de winst en het marktaandeel van op oudere technieken voortbordurende bedrijven aantast. Mocht dit u doen denken aan de Lissabon-strategie van de Europese Commissie, dan weet u nu waar voorzitter José-Manuel Barroso een deel van zijn mosterd haalde.
In die zin heeft elk faillissement dus ook een voordeel: er wordt plaats gemaakt voor beter presterende nieuwkomers. Schumpeter sprak overigens uit ervaring: als ex-minister van Financiën werd hij in 1920 tot president-directeur benoemd van de Beiderman Bank, die vier jaar later over de kop ging, wat meteen ook zijn privéfaillissement betekende. Schumpeter werd vervolgens universiteitsprofessor in Bonn en Harvard, waar hij zijn theorieën verder ontwikkelde.
Het gaat wat ver om te zeggen dat hij de bankencrisis voorspelde, maar Schumpeter vond monetaire instituten wel erg belangrijk, omdat financiële ontsporingen ook gevolgen hebben in de ‘reële’ wereld. Daarom is het bijna ironisch te noemen dat een van zijn bekendste studenten Alan Greenspan was, de voormalige voorzitter van de Federal Reserve, wiens rentebeleid nu mee verantwoordelijk wordt geacht voor het uit de hand lopen van de crisis.
Schumpeter werd tijdens zijn leven beschouwd als een wetenschapper met verouderde standpunten, die botsten met de veel hippere ideeën van John Maynard Keynes, en ook in 2009 haalt hij zijn slag niet volledig thuis. Grote onderdelen van de relanceplannen van de verschillende overheden zouden wellicht niet op zijn goedkeuring hebben kunnen rekenen. Ongericht geld in de economie pompen om de groei te bevorderen, had volgens hem immers geen zin, precies omdat technologische innovatie de enige manier is waarop de welvaart kan toenemen.
4. Vrijhandel – Het moét beter
Wereldhandel is een conditio sine qua non om het herstel van de economie op gang te brengen. In 2008 was het echter onmogelijk een akkoord over de vrijmaking van de wereldhandel te sluiten. Aan het einde van het jaar bleven de leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zelfs gewoon thuis omdat volgens directeur-generaal Pascal Lamy “elke basis van overeenkomst” ontbrak.
Lamy en de WTO zullen in 2009 beter moeten doen. De Doha-onderhandelingsronde sleept al sinds 2001 aan, maar de beoogde opening van de agrarische en industriële markten lijkt verder weg dan ooit. De economische crisis is in elk geval niet bevorderlijk voor de wereldhandel, en dus moeten zo min mogelijk barrières opgeworpen worden.
Johan Van Overtveldt, algemeen directeur van de denktank VKW Metena, verklaart waarom: “Stel dat het Westen de invoertarieven voor Chinese producten verhoogt, dan krijg je minder import van Chinese goederen, wat een negatief effect heeft op de Chinese economie. Dat land is dan weer een investeerder in westerse bedrijven en financiële producten. Bovendien zal minder productie in China een negatief effect hebben op de prijs van grondstoffen, basisgoederen en halffabrikaten in de rest van de wereld. Het klopt dat deze crisis een sterkere impact heeft door de globalisering. Maar het is waanzin de wereldhandel om die reden terug te draaien. Integendeel: net handel kan de boel weer doen aantrekken.”
Het is maar de vraag of regeringen die de voorbije maanden het maximum deden om ‘hun’ banken, ‘hun’ verzekeringsmaatschappijen en ‘hun’ autosector te ondersteunen, dit jaar de markt zullen opengooien. De lakmoestest wordt het Airbus-contract (waarde 35 miljard dollar) dat eerst werd toegewezen aan een gemeenschappelijk Amerikaans-Europees consortium maar onder druk van Boeing werd opgeschort.
“Het is te vroeg om in te schatten of de VS de motor blijven van meer vrijhandel”, stelt Van Overtveldt, “op bepaalde momenten liet Barack Oboma ronduit protectionistische geluiden horen. Het is echter positief dat de autogiganten slechts steun krijgen als ze een serieus herstelplan op tafel kunnen leggen. We moeten hopen dat de politici in landen met eigen autofabrikanten niet reageren met ondersteuningsprogramma’s en invoertarieven voor niet-Europese producenten. Zo niet is het hek van de dam.”
5. Ben Bernanke – Belofte maakt schuld
Ben Bernanke beloofde in 2002 plechtig om een nieuwe Grote Depressie te voorkomen. Vandaag houdt heel de wereld hem aan die belofte. Als voorzitter van de Amerikaanse centrale bank (de Fed) is Bernanke ook een van de best gewapende mannen op aarde om de financiële en economische crisis te lijf te gaan.
Zijn conventionele kruit heeft Bernanke echter al verschoten. Sinds september 2007 verlaagde de Fed de beleidsrente met 500 basispunten, waardoor voor het eerst sinds de Grote Depressie van de jaren dertig de beleidsrente 0 procent bedraagt. Lager kan niet, maar dat betekent niet dat Bernanke uitgespeeld is. Hij heeft ook een heel arsenaal niet-conventionele wapens ter beschikking en na de val van Lehman Brothers aarzelt Bernanke ook niet om ze in de strijd te gooien. Zo is de Fed veel soepeler in de kredietverlening aan noodlijdende banken, ze komt tussenbeide in de geldmarkten en ze leent zelfs rechtstreeks geld aan grote bedrijven. Daarnaast is de Fed ook bezig om voor 600 miljard dollar hypotheekgerelateerde effecten op te kopen. De Fed is zelfs bereid om overheidspapier op te kopen als dat nodig is om deflatie te voorkomen.
Via deze uitzonderlijke acties tracht Bernanke de kredietmarkten te reanimeren én de rente te verlagen die gezinnen en bedrijven op hun schulden moeten betalen. Dat moet de Amerikaanse economie zuurstof geven en de weg vrijmaken voor het herstel in de loop van de tweede helft van dit jaar. Hoopgevend is dat Bernanke al enkele successen boekte, waarvan de vrij sterke daling van de hypotheekrente de voorbije maanden een van de belangrijkste is. Dat kan helpen om een bodem te leggen onder de Amerikaanse huizenmarkt en dus de economie.
Deze stoutmoedige strategie is niet zonder risico’s. Met deze acties heeft de Fed al een pak verse dollars in de economie gepompt die, als ze niet opnieuw tijdig worden opgedweild, een ideale voedingsbodem vormen voor toekomstige inflatie en een crash van de dollar. De Fed drukt de belegger op het hart dat ze een exitstrategie heeft, maar zegt intussen zelf dat ze de uitkomst van dit niet-conventionele beleid niet kent. Bernanke heeft echter geen andere keuze dan hoog spel te spelen. Belofte maakt schuld.
6. De consumenten – Lot in eigen handen
Of het nu Jan met de Pet, zijn Amerikaanse collega Joe Sixpack of zijn Chinese confrater Li Wang is, ze hebben allemaal het lot van de wereldeconomie in handen. Houden ze angstvallig de hand op de knip, dan is er geen ontkomen aan een lange en diepe recessie. Vinden ze toch vrij snel weer de weg naar de winkels, dan kan 2009 nog voor een aangename economische verrassing zorgen.
Maar die kans is vandaag eerder klein. Vertrouwensindicatoren tonen een consument stijf van angst en onzekerheid, wat bijvoorbeeld bevestigd wordt door de kelderende autoverkopen. De aanzwellende nieuwsstroom over ontslagen en herstructureringen steekt de consument ook al geen riem onder het hart. Daarnaast hebben de zware beursinzinking en financiële crisis een zware bres geslagen in zijn spaarreserves. Vooral in de Angelsaksische landen kwam daar nog eens een scherpe daling van de waarde van zijn vastgoed bovenop, terwijl de stijgende huizenprijzen in bijvoorbeeld de VS net een bron van middelen waren om extra te spenderen.
De consument denkt vandaag dus eerst aan het afbouwen van zijn schulden, en/of het aanleggen van reserves. Die bruuske gedragsaanpassing doet vooral de Amerikaanse economie pijn, want die is voor ruim 70 procent procent gebaseerd op consumptie, en teert te veel op krediet. Dat schuldgedreven groeimodel ligt nu aan duigen, en omdat niemand in staat is de rol als buyer of last resort van de Amerikanen over te nemen, is de hele wereldeconomie in een recessie beland. De Europese consument is een te bang en te nuchter beestje, en de Chinese consument is nog een te klein beestje om de rest op sleeptouw te nemen.
Het herstel zal dus moeten komen van een collectieve vertrouwensinjectie. De centrale bankiers proberen de consument wat te steunen door de rentevoeten onderuit te halen, terwijl de overheden via het fiscale wapen de leemte trachten in te vullen die de consumenten achterlaten. Dat moet de wereldeconomie voor erger behoeden, wat een bron van vertrouwen kan zijn. Want alles wat geen volledige ramp is, wordt vandaag een half succes genoemd. Intussen zorgen ook de dalende olieprijzen voor extra koopkracht in het gezinsbudget. Niemand weet wanneer de consument opnieuw met het juiste been uit bed zal stappen, maar het is een cruciale voorwaarde voor herstel.
7. De bankiers – De wonderbaarlijke verrijzenis
Zonder krediet geen investeringen, geen grote bestedingen, en geen economische groei. Als de bloedsomloop stilvalt, sterft het lichaam af, en dat is precies wat met de wereldeconomie is gebeurd toen de VS de fatale vergissing maakten om in september vorig jaar de zakenbank Lehman Brothers failliet te laten gaan. Verschillende hartkleppen van de financiële bloedsomloop begaven het, waarvan het banksysteem de belangrijkste was. Uit lijfsbehoud draaiden bankiers de kredietkraan naar noodlijdende collega’s dicht (waardoor die helemaal omvielen, zoals Fortis en Dexia in België). De anderen rekenden ze een fors hogere risicopremie aan, waardoor de kapitaalkosten voor de hele economie stegen. De hap die de kredietcrisis al heeft genomen uit de kapitaalposities van de banken, verplichtte hen ook om de toevoer van verse middelen naar heel wat bedrijven af te snijden. Bedrijven met een zware schuldenlast, dringende financieringsbehoeften en/of kampend met zware moeilijkheden werden daardoor veroordeeld tot een overlevingsstrijd.
Zonder het herstel van het vertrouwen van en tussen de bankiers en zonder de heropbouw van hun kapitaalreserves kan daarom van een economische heropleving geen sprake zijn. Maar de beleidsmakers hebben de voorbije maanden uiteindelijk de koe bij de horens gevat. De rentetarieven die banken elkaar aanrekenen zijn, vooral dankzij de boude acties van de Amerikaanse en Europese centrale banken, gedaald van de paniek-niveaus na de val van Lehman Brothers naar gewone crisisniveaus. Het acute gevaar op een hartstilstand van de kredietmarkten is dus fel verminderd. Daarnaast zijn de zware verliezen die de banken geleden hebben op hun (rommel)kredieten bijna volledig opgevangen door verse kapitaalinjecties door de overheden. Het is nu bang afwachten welke nieuwe bressen de zware recessie zal slaan in de kapitaalpositie van de banken, maar de wereldleiders hebben plechtig beloofd geen systeembelangrijke bank meer over de kop te laten gaan.
De ravage is aangericht, maar de overheidsacties hebben het overlijden van de patiënt voorkomen. Voor die weer kan lopen, wacht een lange revalidatie. Wel hameren de Belgische banken erop dat er hier van een echte kredietschaarste geen sprake is. Dat de kredietverlening fors terugvalt, noemen ze maar normaal na de uitbundige kredietstromen van de voorbije jaren. Banken zullen opnieuw de risico’s grondig screenen voor ze hun geld uitlenen. Maar dat is per slot van rekening hun raison d’être die ze de voorbije jaren te veel uit het oog waren verloren.
8. De grondstoffen – kortstondig soelaas
De recessievrees heeft de grondstoffenprijzen de jongste maanden sterk doen dalen. Van 147,27 naar 33 dollar voor een vat in zes maanden tijd, in het geval van olie. Gelijkaardige scenario’s vonden plaats voor een kubieke meter ijzererts, een ton zink, ja zelfs een kilo graan of een baal koffiebonen. En dat biedt mogelijkheden.
Lage grondstoffenprijzen doen de inflatie verdwijnen, wat de centrale banken ruimte geeft om de rente verder te verlagen. Ook bedrijven slaken een zucht van verlichting. Die hoge grondstoffenprijzen wogen namelijk danig op de resultaten. Nog goed nieuws: de energierekening van bedrijven en consumenten zal gevoelig zakken, want de elektriciteitsprijs wordt berekend aan de hand van olie-, aardgas- en steenkoolprijzen.
Nu moeten bedrijven en gezinnen er alleen nog maar van overtuigd worden om die financiële meevaller uit te geven, in plaats van het geld onder een matras te stoppen. De vraag is ook of men met de dalende energieprijzen niet vergeet om desnoods flink wat geld te steken in blijvende energiebesparingen, en in duurzame alternatieven.
Al bij al blijft de onzekerheid knagen. Analisten zijn er nog niet uit wat er dit jaar precies te gebeuren staat met de grondstoffenprijzen. Dat ze weer zullen stijgen, staat als een paal boven water. Het grote vraagteken is: wanneer? Op het moment dat de economie weer aantrekt, luidt het optimistische antwoord. En dan zijn we weer vertrokken. Er zijn echter nog andere factoren van tel. De oorlog in de Gazastrook, en het gasconflict tussen Rusland en Oekraïne zorgden onlangs alweer voor een opwaartse druk op de olieprijs.
Goedkope grondstoffen kunnen de economie er op korte termijn weer bovenop helpen, maar ze zijn een reddingsboei met weerhaakjes. De grondstofexporterende landen – vaak ook ontwikkelingslanden – zijn niet blij als de prijzen kelderen. Bedrijven die grondstoffen produceren evenmin, aangezien hun waar tegenwoordig de deur uitgaat tegen een lagere prijs dan wat de productie ervan heeft gekost. Niet echt een stimulans om zwaar te investeren in bijkomende productie- en ontginningscapaciteit, wat nochtans broodnodig is om nieuwe tekorten te vermijden in het postcrisistijdperk.
Hans Brockmans Patrick Claerhout Celine De Coster Daan Killemaes Alain Mouton Boudewijn Vanpeteghem
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier