STRATEGISCH AKTIEPLAN. Klimaatverandering

Maandag stelt de Kamer voor Handel

en Nijverheid van Limburg haar Strategisch Aktieplan voor : een werkgeversvisie op de ekonomische ontwikkeling van

de provincie. Trends kon het plan vooraf inkijken. Exclusief.

Eind 1986 kreeg toenmalig KS-bestuurder Thyl Gheyselinck zicht op een enveloppe met 100 miljard frank. Daarmee zou de sluiting van de mijnen sociaal verpleegd worden en de ekonomie een zuurstofkuur ondergaan. Helaas maakten de (politieke) regisseurs een hemeltergende farce van de goede bedoelingen (over de KS-affaire : zie ook blz. 48). Onlangs bedisselden CVP, SP, VU en VLD nog gauw een Witte Donderdag-akkoord om de laatste kruimels (toch nog tien miljard) te deblokkeren en te kanalizeren naar diverse bestemmingen. Nu maandag 15 mei roeren eindelijk de werkgevers hun stem. Ze lieten de skepsis en het slopende cynisme achterwege en koncentreerden zich op een heus Strategisch Aktieplan. Aan de basis ligt een enquête en een Stuurgroep met als dirigenten professor-emeritus Hendrik Keeris en de Kamer voor Handel en Nijverheid van Limburg (KHNL).

KMO IN DE KOU.

Jos Spilstijns, direkteur van de Kamer, ontkent dat dit het langverwachte antwoord van het bedrijfsleven op de rekonversiepolitiek is : “We willen wél een visie duidelijk maken op de sociaal-ekonomische ontwikkeling van Limburg. Dit voornemen kwam er toen in 1993 de ekonomische curve een diepe knik kende. Voordien leek er wel sprake van suksesrijke rekonversie, maar eigenlijk was dat vooral teren op de gunstige konjunktuur. ” Misschien reageren de ondernemers alleen maar nijdig omdat ze niet gul mochten meegrissen in de roemruchte enveloppe ? Replikeert professor Keeris : “Ik merk een algemene consensus onder de ondernemers dat de overheid beter niet rechtstreeks subsidies verschaft aan het bedrijfsleven. Ze moet wel instaan voor een gunstig ondernemersklimaat met zorg voor fiskaliteit, arbeidskosten en infrastruktuur. ” Vult Hugo Peumans, zaakvoerder-bestuurder van Sociaal Adviesbureau Peumans en lid van de Stuurgroep, aan : “En stabiliteit. Uiteraard betekende het statuut van de rekonversiemaatschappijen een kans. Maar ook op dat vlak was er bitter weinig zekerheid : we werden zelfs gekonfronteerd met maatregelen met terugwerkende kracht. “

Als KMO-bestuurder (met 22 werknemers) oordeelt Peumans biezonder scherp over de rekonversie : “De KMO’s, net als in de rest van Vlaanderen ook hier goed voor 96 % van de bedrijven, hebben niets gemerkt van de rekonversie. Niets. Ze kregen er alleen valse konkurrentie bij. Als men relatief jonge mensen 800.000 frank in de handen stopt en wegstuurt uit het arbeidscircuit, creëert men immers zwartwerk. “

De broodnodige verbreding van de financiële basis en het verstrekken van risicokapitaal, kwamen evenmin uit de verf. Sinds de participaties van de Limburgse Investeringsmaatschappij (LIM) overgeheveld werden naar de Limburgse Participatiemaatschappij (LPM), kwam er geen beweging meer in de dossiers. Zucht Peumans : “Daarom staan vele van die bedrijven met de rug tegen de muur. ” Kadert Spilstijns : “Je kan hier nog niet voldoende bedrijfskapitaal vinden omdat Limburg een jonge ekonomische geschiedenis kent. In vele gevallen zitten we nog maar bij de eerste en tweede generatie. Die historie is te kort om al voor een stevige reserve te zorgen. “

RIJKER DAN DE BUREN.

De eerste blik op de meest recente Limburgse statistieken levert een verrassing op. In tegenstelling tot de overige provincies steeg het aandeel van de nijverheid er in de opbouw van de welvaart. De helft van de werknemers heeft er het statuut van arbeider. Voor heel Vlaanderen ligt dat op amper 45 % met een manifest dalende trend.

Nog iets dat her en der verbazing wekt : het Bruto Geografisch Produkt per inwoner (533.000 frank in 1991, jongste beschikbare cijfers) ligt dramatisch diep onder dat van buur Antwerpen (bijna 950.000 frank), maar stevig boven dat van Nederlands Limburg, Luik en de aangrenzende Duitse Aken-regio. Hebben Limburgers dan nog wel een alibi om (rekonversie)steun af te smeken ? Jos Spilstijns wijst op de hoge werkloosheidsgraad van 19 %. Bij de vrouwen loopt het zelfs op tot boven de 31 %. Dat cijfer rijmt veeleer met Henegouwen en Luik dan met Vlaamse provincies. Spilstijns stelt meteen ook de diagnose : “Opleidings- of herscholingsinitiatieven, een betere mobiliteit en kinderopvang zijn de eerste punten waarvan dringend werk moet worden gemaakt. Het verbeteren van de opleiding van de arbeidskrachten is trouwens niet alleen een vrouwenzaak. Ondanks de hoge werkloosheid vinden vele bedrijven de geschikte kandidaat niet. “

Ten tweede verwijst Spilstijns naar de kwetsbaarheid van de voorzichtige ekonomische renaissance. Die blijkt uit de SWOT-analyse die deel uitmaakt van het Strategisch Aktieplan. SWOT staat voor een inventarizatie van de sterke en zwakke punten, van de opportuniteiten en bedreigingen. Naast de omgevingsfaktoren worden daarbij de kansen van de negen groeisektoren gewikt en gewogen. We overlopen de markantste faktoren.

1. FRUIT.

De voedingssektor betekent hier : fruit. We vinden het vooral in Zuid-Limburg, de regio die sociaal-ekonomisch het meest naar adem hapt. Het is de boomgaard van ons land, goed voor een riante 80 % van de totale Belgische fruitproduktie. Er zijn zowat 6000 producenten aktief die een beroep doen op ten minste 30.000 seizoenarbeiders. Hier raken we een eerste achilleshiel. De (sociale) lasten zijn niet aangepast aan de noden van de sektor, die een speciaal statuut inzake globale arbeidskosten nodig heeft. De andere achilleshiel klinkt absurd : de kwaliteit van het Limburgse fruit is te goed. Dat geldt zowel voor hard (appelen, peren) als zacht fruit (aardbeien, kersen). Vooral hard fruit rijpt in Zuid-Limburg. Het zachte kan en moet verder uitgebouwd worden, te meer omdat het eerder in aanmerking komt voor verwerking. Daar situeert zich het grote tekort : Limburg kent nauwelijks een verwerkende fruitindustrie, precies omdat het fruit te goed en te duur uitvalt voor verwerkers. Die laatsten zoeken hun toevlucht steeds vaker in Oost-Europa. Als de verwerking aangezwengeld kan worden, klaart ook de hemel op voor de toeleveranciers. “Maar, ” waarschuwt Spilstijns, “de bereikbaarheid van Zuid-Limburg wordt problematisch. In tijd uitgedrukt ligt het alsmaar verder verwijderd van de grote transportassen, wat vooral te wijten is aan verkeerstechnische ingrepen (zoals drempels). Een voldoende grote veiling heeft vooral een goede bereikbaarheid nodig. Dan zou er meer toelevering en verwerking gegroepeerd kunnen worden rond de veiling. Daar zit een mooie cluster in. “

2. METAALVERWERKING.

Zoals in heel België klagen Limburgse metaalverwerkers over de hoge loonkosten, maar ze geven toe dat die gekompenseerd worden door flexibiliteit en produktiviteit. Ze stellen 35.000 personen tewerk. Toch hangt er een zwaard van Damocles boven de sektor : hij is zwaar afhankelijk van het Ford-sukses. Om die dreiging te verzachten, pleit het Stategisch Aktieplan voor het streven naar beslissingsbevoegdheid. Legt Spilstijns uit : “Die wordt bevorderd als er meer inspanningen komen inzake Onderzoek & Ontwikkeling. Op dit vlak kan een cluster ontstaan met de universiteit in Diepenbeek. ” Ondertussen dreigen ook delokalizaties. Het Aktieplan ziet daarin niet alleen gevaar : “Door het sluiten van joint ventures met bedrijven in Oost-Europa kunnen onze ondernemingen slagkracht winnen. “

3. CHEMIE.

De chemienijverheid ontplooide zich in West-Limburg en kampt er meer dan elders met een belabberd imago. De inspanningen inzake veiligheid en milieu liggen nochtans ontzettend hoog. Klaagt Spilstijns aan : “En er staat te weinig rechtszekerheid tegenover. De normen en het vergunningenbeleid lijken veeleer een administratieve mallemolen dan een bewust beleid. “

4. INFORMATICA.

Informatica, telekom en de grafische industrie hebben nood aan meer maatwerk. Dan moet wel kompensatie gevonden worden voor de loonkosten. Er is tevens dringend nood aan de upgrading van het Limburgse telekomnet. Belgacom raamt de kosten ervan op 3 miljard frank.

5. BOUW.

Meer dan 2500 van de 15.000 Limburgse bedrijven behoren tot de bouwbranche, goed voor 18.000 banen. De problemen : vele faillissementen, vervalste konkurrentie door zwartwerk en de ontoegankelijkheid van de Nederlandse en Duitse buurmarkt (alle Europese slogans ten spijt). De aannemers worden aangepord om aktief op zoek te gaan naar projekten, en zelf ontwikkelingen op te zetten.

6. HANDEL.

Het Aktieplan eist koncentratie in plaats van verdere spreiding van de handelsvestigingen. Het Fenix-projekt krijgt steun op voorwaarde dat het privé-initiatief het haalt en dat er ook na de bouw tewerkstelling komt. Om de vele faillissementen in deze sektor in te dijken, moet de opleiding verbeterd worden.

7. TRANSPORT.

Door ligging, talenkennis en infrastruktuur is Limburg geschikt om distributiecentra aan te trekken. De infrastruktuur vergt wel nog verbetering. Het Albertkanaal moet eindelijk verder afgewerkt worden. Vooral op spoorgebied is de provincie stiefmoederlijk behandeld. (Het refrein klinkt als volgt : waar blijft de uitbouw van een échte IJzeren Rijn ?)

8. TOERISME.

De jongste zes jaar verdubbelde het aantal jobs in de rekreatiesektor tot 10.000. Het komt er nu op aan om nieuwe segmenten aan te boren. Grote evenementen kunnen de uitstraling aanzwengelen. Inzake promotie en reservering staat het Limburgse toerisme nog in de kinderschoenen.

9. ZAKELIJKE DIENSTEN.

Als gevolg van de toenemende outsourcing schieten dienstenverleners als paddestoelen uit de grond. Dat is in Limburg niet anders. Wel moet de bekendheid van het aanbod uit de eigen provincie vergroten. Een gezonde portie chauvinisme ?

LUC DE DECKER

REKONVERSIE ? “De Limburgse KMO’s hebben er niets van gemerkt. Ze kregen er alleen valse konkurrentie bij. “

JOS SPILSTIJNS (KAMER VAN KOOPHANDEL EN NIJVERHEID VAN LIMBURG)”Je kan hier nog niet voldoende bedrijfskapitaal vinden. De Limburgse ekonomische geschiedenis is nog te jong om al voor een stevige reserve te zorgen. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content