Straks 30 miljoen elektrische auto’s, maar met Chinese batterij: ‘Omschakeling naar elektrisch uitstellen, is een optie’
We mogen niet zo afhankelijk worden van buitenlandse autobatterijen als van buitenlands aardgas, waarschuwt de Europees Rekenkamer. Tegen 2035 moeten er 30 miljoen elektrische wagens op de Europese wegen. Straks staan we voor de keuze om die doelstelling uit te stellen of onze economische soevereiniteit op het spel te zetten.
Met de oorlog in Oekraïne is onze afhankelijkheid van aardgas uit het buitenland pijnlijk duidelijk geworden. Maar aardgas en andere fossiele brandstoffen zullen de komende jaren aan belang verliezen, want de Europese Unie wil klimaatneutraal worden tegen 2050. De overschakeling naar elektrisch rijden is daarvoor een van de speerpunten. De Europese Unie is zelfs nog strenger voor de verbrandingsmotor, want tegen 2035 mogen geen auto’s op diesel of benzine meer worden verkocht.
Een goed idee, maar wel één dat desastreuze gevolgen kan hebben voor onze economische soevereiniteit, oordeelt de Europese Rekenkamer. 76 procent van de batterijproductie is momenteel in handen van China en alles wijst erop dat de Europese inhaalslag te langzaam verloopt. Producenten verlaten de EU en zoeken steeds vaker andere oorden op, zoals de Verenigde Staten die de productie van mineralen en batterijen subsidiëren.
Anderzijds raakt Europa moeilijk aan de nodige grondstoffen. We importeren ze uit een kleine groep landen waarmee we geen handelsovereenkomst hebben. Als gevolg daarvan lijden de producenten onder hoge prijzen voor grondstoffen. De Europese bodem is weliswaar rijk aan die grondstoffen, maar het duurt twaalf tot zestien jaar om een nieuwe mijn te openen en die te laten bijdragen aan de productie van batterijen. Met de contracten die nu zijn opgemaakt, kunnen Europese landen maximaal drie jaar lang grondstoffen maken.
‘Tijdens de energiecrisis heropenden landen hun steenkoolmijnen, maar kritieke grondstoffen delven verloopt blijkbaar veel minder vlot.’
Rudy Aernoudt, UGent
“We mogen het strategisch belang van batterijen niet onderschatten”, vindt professor Rudy Aernoudt (UGent). Hij is gespecialiseerd in corporate finance en European enterprise policy. “Het is te eenvoudig om te zeggen: ‘de batterijen komen uit China, maar wij bouwen wel nog steeds de auto’s in Europa’. Dat is ten eerste buiten de nieuwe automerken gerekend, en ten tweede is de batterij is goed voor 40 procent van de kosten van de auto. Batterijen hebben trouwens nog tal van andere toepassingen in onze geëlektrificeerde toekomst. Kijk bijvoorbeeld naar zonnepanelen en windturbines.”
Wat is volgens u de juiste strategie waarmee we een vuist kunnen maken tegen de grote producent China en de VS die bedrijven aantrekken met subsidies?
RUDY AERNOUDT. “Ik geloof in een tweedelige strategie. In 2020 durfde Europa eindelijk weer het woord ‘industrie’ uitspreken, wat bijna tot een taboe was herleid. Er is toen het plan gemaakt voor een nieuwe industriële strategie en daar past batterijproductie in. Dat het twaalf tot zestien jaar duurt om kritieke grondstoffen in Europa te delven is betreurenswaardig. Dat proces moet versneld worden door de Europese regelgeving te versoepelen. Tijdens de energiecrisis heropenden landen hun steenkoolmijnen, maar kritieke grondstoffen delven verloopt blijkbaar veel minder vlot. Al moeten we ook eerlijk zijn: met eigen industrie allen komen we er ook niet.”
‘Het is niet gezond dat de industrie in België maar voor 16 procent bijdraagt aan onze economie. We moeten lessen durven te trekken uit het verleden. Tijdens de coronacrisis werden in België initieel mondmaskers afgeraden omdat we ze simpelweg zelf niet konden produceren. Daar moeten we lessen uit trekken.’
Rudy Aernoudt, UGent
“Het tweede deel zit hem in de Raw Materials Act van de EU. We moeten niet alleen zelf delven, maar we moeten ook aantrekkelijke handelsovereenkomsten sluiten met de landen waaruit we nu al grondstoffen importeren. Denk aan Australië en Afrikaanse landen. China voert een charmeoffensief door strategisch te investeren in onder meer infrastructuur in Afrika. In ruil kan het land aanspraak maken op grondstoffen voor de productie van batterijen. Wij moeten daar een antwoord op bieden.”
De Europese Rekenkamer zegt het scherp. Met hoe we er nu voor staan, moeten we straks ons doel uitstellen om geen nieuwe auto’s met verbrandingsmotor meer toe te laten vanaf 2035. Of we geven onze economische soevereiniteit op.
AERNOUDT. “Het klinkt provocerend, maar er zit een grond van waarheid in. Het is inderdaad als kiezen tussen de pest of cholera, maar toch zou ik liever zien dat we ons doel tegen 2035 uitstellen als we in de plaats onze industrie kunnen versterken zodat we ze zelf kunnen maken.
“Begrijp met niet verkeerd, ik ben voor de duurzame transitie, maar het is niet gezond dat bijvoorbeeld de industrie in België maar voor 16 procent bijdraagt aan de economie. Dat zien we trouwens ook in andere Europese landen. We moeten onze lessen durven te trekken uit het verleden. Tijdens de coronacrisis werden in België initieel mondmaskers afgeraden omdat onze textielbedrijven ze simpelweg niet genoeg konden produceren. Dat is waanzin. Voor strategische goederen – en daar reken ik batterijen bij – moeten wij als EU een grotere onafhankelijkheid uitbouwen.”
Vindt u dat de omschakeling naar elektrisch rijden te snel gaat?
AERNOUDT. “Ja, ik denk van wel. Ik geloof in elektrisch rijden en ik vind dat we voorbereidingen moeten treffen om een strategische positie in te nemen voor batterijen. Maar in de aanloop is het ook geen slecht idee als Europa tegelijk alternatieven onderzoekt. Duitsland heeft sterk gepleit voor het voorbestaan van de verbrandingsmotor indien hij met koolstofneutrale brandstof kan werken. Dat is zeker een mogelijkheid die het onderzoeken waard is. Laat ons niet dezelfde fout maken als toen we kerncentrales te vlug wilden afschrijven.”
‘Dat we de mogelijkheden van e-brandstoffen onderzoeken, hoeft niet uit te sluiten dat we zelf meer batterijen gaan produceren.’
Rudy Aernoudt, UGent
Maar remmen we zo niet automatisch ook het enthousiasme rond batterijproductie af in Europa?
AERNOUDT. “Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Wat heeft het voor zin om nu batterijen massaal met containers te verschepen van Sjanghai richting Antwerpen? Europa stelde vorige week zijn Economic Security Strategy voor. Dat wil zeggen dat we openheid bewaren op de markt, maar tegelijk onze strategische industrie en technologie versterken. Denk onder meer aan de energievoorziening, veiligheidsinfrastructuur en cyberbeveiliging. De productie van batterijen is evenzeer van een groot strategisch belang. Laten we er eerst meer zelf produceren voor we ze massaal invoeren uit China.”
Dat klinkt protectionistisch
AERNOUDT. “Dat is niet hetzelfde als protectionisme, want handelsovereenkomsten horen ook bij de Economic Security Strategy. We gaan bijvoorbeeld moeten spreken met Australië en Afrikaanse landen om aan de grondstoffen voor batterijen te komen. Ik denk dat we onze positie ook niet mogen onderschatten gezien de steun die we nog steeds aan Afrikaanse landen verlenen. Ik zou het eerder een ‘open strategische autonomie’ noemen.
“Automatisch belanden we nu in een realiteit met minder globalisering, we spreken opnieuw – zoals vroeger – over de blokken China, Amerika en Europa. Elk blok gaat voor een strategische en economische onafhankelijkheid. In de Verenigde Staten is er bijvoorbeeld de Inflation Reduction Act waarmee eigen productie wordt gesubsidieerd. Bedrijven voor batterijproductie kunnen extra steun genieten. Europa wil zich nu ook versterken met subsidies aan de Battery Alliance. En zo ontstaat een soort van opbod n verschillende bedrijfssectoren. Het is een herhaling van de geschiedenis.”
Wat is volgens u de volgende stap?
AERNOUDT. “Van een level playing field moeten we evolueren naar een loyal playing field. Iedereen is welkom om deel te nemen aan de Europese markt, maar alleen als ze ook dezelfde regels als onze bedrijven respecteren. China is de grootste importeur van Europese goederen en dus kunnen wij gerust met de vuist op tafel kloppen. Het land staat helemaal bovenaan volgens de Regulatory Restrictiveness Index van de OESO. Het legt dus met andere woorden zelf de strengst mogelijke regels op die de markt begrenzen. We spreken dus over een asymmetrische relatie die we symmetrisch moeten maken.”
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier