STOP 35 UREN
De nieuwe voorstellen zijn onbesuisd
De lineaire invoering van de 35-urenweek is een schijnoplossing voor de werkloosheid. Haar verdedigers brengen op het eerste gezicht een aantrekkelijke boodschap : als er niet genoeg werk is voor allen, laat iedereen die werkt wat minder werken, zodat werklozen in de vrijgekomen plaatsen kunnen stappen. De realiteit is anders.
KOSTEN.
Een basisvoorwaarde om het aantal jobs niet te doen dalen bij een lineaire arbeidsduurvermindering is dat de loonkosten per eenheid product niet toenemen. Een loonkostenstijging met 1 %, weet het Planbureau reeds enkele jaren, leidt tot een tewerkstellingsdaling van 2 %. Bij een constante arbeidsproductiviteit is dat alleen mogelijk als de lonen evenredig dalen. Bovendien doet een arbeidsduurvermindering de loonkosten stijgen, ook al dalen de lonen evenredig met de arbeidsduurvermindering. Naast de variabele kosten, heeft elk bedrijf vaste kosten. Deze kosten zijn gerelateerd aan het aantal werknemers en niet aan het aantal uren dat die werken. Bij een verlaging van de arbeidstijd met bijkomende indienstnemingen stijgt dit deel van de kosten evenredig met het aantal aangeworven personen. Als we alleen naar de kost van een aanwerving kijken, komen we snel tot een bedrag van méér dan 100.000 frank. Om de loonkosten per eenheid product ook niet te doen stijgen, mogen de kapitaalkosten evenmin stijgen. Vergeten we immers niet dat in heel wat bedrijven bijkomende mensen in het productieproces, tenzij men in een perfect ploegensysteem zit, aanleiding geven tot investeringen, ik denk aan extra machines of pc’s.
REMMEN.
Stel dat aan de basisvoorwaarde gelijke loonkosten per eenheid product theoretisch is tegemoetgekomen door extra subsidiëring vanwege de overheid, dan betekent dit niet dat er nieuwe werkgelegenheid ontstaat. In bedrijven zijn er remmen die voorkomen dat er bijkomende banen worden gecreëerd. Bij een werktijdverkorting zullen bedrijven immers de vrijgekomen plaatsen eerst opvullen met de verborgen werklozen aldaar en pas nadien met nieuwe krachten. Naast een lager absenteïsme, te wijten aan minder vermoeidheid en aan een grotere motivatie, leert de ervaring dat de ondernemers zullen rationaliseren en reorganiseren met een stiptere controle op het tijdsgebruik. Binnen een bedrijf moeten er ook voldoende homogene jobs zijn die kunnen gesplitst worden in nieuwe bijkomende jobs. Voor kleine en middelgrote, maar ook voor een aantal grote bedrijven is het nagenoeg onmogelijk om de lineaire arbeidsduurvermindering om te zetten in een evenredig aantal meer-jobs.
AANBOD.
Wanneer deze kaap wordt genomen, moet er vervolgens gekeken worden naar de aanbodzijde. De verdedigers van de lineaire arbeidsduurvermindering gaan er vanuit dat de nieuw vrijgekomen jobs automatisch zullen worden ingevuld door werklozen. Een oppervlakkige kennis van de arbeidsmarkt doorprikt ook deze theoretische veronderstelling. De gemiddelde scholingsgraad van werkende mensen verschilt in belangrijke mate van de scholingsgraad van de werklozen. Zo heeft 40 % van de werklozen alleen een diploma lager onderwijs, terwijl dezelfde groep maar 7 % van de werkende bevolking vertegenwoordigt. Vergelijken we dit met de gediplomeerden van het hoger onderwijs, dan merken we dat ze slechts 9 % van de werklozenpopulatie vertegenwoordigen en 30 % van de werkende bevolking. Volgens een studie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) is de Belgische arbeidsmarkt voor hooggeschoolde arbeid zelfs een van de meest krappe van alle Oeso-landen. Voor de relatief hooggeschoolden heeft men dus geen behoefte aan een lineaire arbeidsduurvermindering. In heel wat sectoren en niet alleen in de informaticasector wordt nu reeds geklaagd over een gebrek aan geschoolde sollicitanten.
LOONVERLIES.
Voor de vandaag tewerkgestelde laaggeschoolden zal een vermindering van hun inkomen als compensatie voor de arbeidsduurvermindering bovendien financieel zeer moeilijk te verteren zijn. En bovendien zal het verschil tussen nettoloon en vervangingsinkomen nog verkleinen zodat de bereidheid tot werken verder zal dalen. Nu reeds ervaart men het te kleine verschil als een te grote hinderpaal om van werklozen inspanningen te vragen om zich opnieuw in te schakelen. En zijn de verdedigers van een lineaire arbeidsduurvermindering er zo zeker van dat een werktijdverkorting met loonverlies werknemers niet zal aanzetten tot zwartwerk ? Hoe zouden ze de daling van hun inkomsten compenseren ?
Ten slotte raad ik de verdedigers van de 35 uren aan om lessen te trekken uit andere landen. Lineaire arbeidsduurvermindering gaf in Frankrijk geen aanleiding tot een algemene aangroei van het aantal jobs. En in grote Duitse bedrijven werd een drastische arbeidsduurvermindering gebruikt om massale ontslagen te vermijden.
ILLUSIE.
Naast al deze praktische bezwaren, heb ik eveneens een fundamenteel bezwaar : door te pleiten voor arbeidsduurvermindering als oplossing voor de werkloosheid creëert men de maatschappelijke illusie dat mensen in de toekomst steeds minder en minder zullen moeten gaan werken, zonder loon- of welvaartsverlies. McKinsey Global Institute becijferde dat de recente jobcreatie in de Verenigde Staten voortvloeit uit een algemene verhoogde productie. Een verhoogde productie van meer goederen en ook kwalitatieve diensten leidt tot een toename van het totale inkomen. Meer inkomen betekent een verhoogde vraag. Toename van de totale productie-output per capita zou in Europa nog steeds volgens hetzelfde onderzoek kunnen leiden tot een jobgroei met 5 tot 10 procent.
De trend in Frankrijk en Italië en misschien ook in andere landen om over te gaan tot lineaire arbeidsduurvermindering druist regelrecht in tegen de vaststelling uit deze studie. Vooraleer we ook in België collectief worden meegesleurd in een op het eerste gezicht aantrekkelijk scenario, zou het nuttig zijn op een en ander veel grondiger in te gaan.
RAF VERMEIRE
Raf Vermeire is ondernemer en voorzitter van de CVP-Jongeren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier