Stoot de euro de dollar van zijn voetstuk?
De dollar heeft de voorbije maanden zo’n 30 % van zijn waarde verloren tegenover de euro. Zou het kunnen dat de euro de wereldwijde dollarhegemonie doorbreekt? En is het daarom dat de Amerikanen er alles aan doen om verdeeldheid in Europa te zaaien?
Waarom? Waarom trokken de Amerikanen in Irak ten oorlog tegen het bewind van Saddam Hoessein? Niet dat er de jongste maanden een tekort aan mogelijke verklaringen was. De Amerikaanse president George W. Bush, zijn minister van Defensie Donald Rumsfeld en minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell schermden voortdurend met de volgende elementen: de niet-naleving van de resoluties van de Verenigde Naties, de vrees voor het bezit van massavernietigingswapens door Saddams kliek, de banden tussen Bagdad en terreurorganisaties zoals Al Qaeda en – vanuit dat alles – de mogelijke rol die het Irakese regime zou kunnen spelen bij een nucleaire, chemische en/of biologische versie van 11 september 2001.
De tegenstanders van Bush en de Britse premier Tony Blair sneerden dat het de Amerikanen vooral te doen was om de versteviging van hun werelddominantie en – meer nog – om een betere greep op het olierijke Midden-Oosten.
Er is trouwens nog een pak excentriekere verklaringen voor het Amerikaanse optreden. Denk aan de ietwat sektarische christelijke geloofsprincipes die president Bush en zijn nauwste omgeving erop nahouden. Of wat te denken van het bijna idyllische verlangen om in het Midden-Oosten – dat momenteel nog wordt gedomineerd door autoritaire regimes – tot meer politieke democratie en een vrijemarkteconomie te komen? Volgens Paul Wolfowitz, de Amerikaanse onderminister van Defensie, zou zoiets het ideale middel zijn om het terrorisme en het anti-amerikanisme te fnuiken. Bovendien mogen we ook de joodse lobby in New York en Washington niet vergeten: die zagen in Saddam een enorme bedreiging voor het voortbestaan van Israël.
Oorlog tegen Saddam, of vóór de dollar
Onlangs dook er nóg een nieuwe mogelijke drijfveer op voor de eigenzinnige politiek en de militaire campagne van de Bush-administratie. Volgens sommige waarnemers was de oorlog in Irak vooral een manier om de dollar te verdedigen of – correcter uitgedrukt – te verhinderen dat de euro de wereldwijde dollarhegemonie zou doorbreken.
De theorie van de dollaroorlog geniet vooral populariteit bij de Amerikaanse politieke linkerzijde en komt erop neer dat Saddam zijn eigen doodvonnis tekende toen hij eind 2000 besliste dat de Irakese olie voortaan in euro en niet langer in dollar zou worden betaald. Kort nadien converteerde hij ook nog eens het Irakese reservefonds bij de Verenigde Naties in euro, een fonds met een waarde van 10 miljard dollar.
Voor de Amerikaanse autoriteiten, zo beweren nog steeds de aanhangers van deze theorie, was de Irakese actie bedoeld om een van de hoekstenen van de Amerikaanse directe en indirecte wereldheerschappij onderuit te halen. Namelijk: de rol van de dollar als absoluut dominante munt in het internationale economische en financiële verkeer.
Dat de Irakese maatregel flink wat aandacht kreeg van andere belangrijke olie-exporterende landen zoals Iran en Venezuela, lijkt de stelling alleen maar te bevestigen. De handel in olie genereert immers gigantische bedragen. Dagelijks worden er ongeveer 80 miljoen vaten ruwe olie naar boven gepompt. Aangezien er het hele jaar door wordt geproduceerd, gaat het op jaarbasis om 29,2 miljard vaten. Met een prijs van pakweg 20 dollar per vat geeft de productie van ruwe olie aanleiding tot een jaarlijks factuurbedrag van, afgerond, 580 miljard dollar of 510 miljard euro bij de huidige wisselkoers. Ter vergelijking: het Belgische bruto binnenlands product (BBP) vorig jaar bedroeg 267 miljard euro. Met andere woorden, ongeveer de helft van de totale jaarlijkse oliefactuur. En dan houden we er nog geen rekening mee dat heel wat partijen olie – vaak zelfs volledige scheepsladingen – diverse malen van eigenaar veranderen.
Het staat buiten kijf dat de prijszetting – in dollar – van de omvangrijke oliestromen in de wereld van cruciaal belang is voor de voortzetting van de dollardominantie. En het staat nog méér buiten kijf dat de wereld op monetair vlak op een dollarstandaard vaart, iets wat de Amerikanen enorme economische voordelen oplevert. Maar zelfs als we dit allemaal aanvaarden, is het nog steeds een serieuze sprong om de link te leggen met de militaire actie tegen het Irak van Saddam. Deze argumentatie impliceert immers dat de VS bereid zou zijn om militair op te treden – iemand een lesje leren, zoals dat heet – tegen elk olie-exporterend land dat op het idee zou komen om de verkoop van ruwe olie niet langer in dollar te factureren, maar wel in euro. Concreet gaat het dan niet alleen om Irak, Koeweit en Saudi-Arabië, maar ook om Venezuela, Mexico, Nigeria, Indonesië, Algerije en… Rusland. Zelfs de meest doortastende haviken binnen de Bush-administratie zullen een dergelijk perspectief minstens één brug te ver vinden.
Dollarhegemonie is bijzonder lucratief
Een dollaroorlog lijkt misschien vergezocht om het militaire optreden van de Bush-administratie tegen Irak te verklaren. Maar helemaal onzinnig is de redenering niet. De dominantie van de dollar in het internationale economische en financiële verkeer legt de Amerikanen immers – om het zacht uit te drukken – geen windeieren. Washington is discreet over het dollargegeven, maar toch konden we van bronnen binnen de Amerikaanse centrale bank (de Federal Reserve Board, kortweg Fed), de presidentiële Council of Economic Advisors en het ministerie van Financiën vernemen dat er met argusogen wordt toegekeken op de vrijwaring van die lucratieve dollarhegemonie.
Het woord dollarhegemonie wijst erop dat de dollar internationaal gezien de referentiemunt bij uitstek is en in ieder geval qua gebruiksintensiteit het economische belang van het uitgevende land – in casu de Verenigde Staten – ver overtreft. Dat de dollar de internationale standaard is, heeft dus weinig of niets te maken met het feit dat de koers van de dollar tegenover de euro of yen hoog of laag staat.
Als je er rekening mee houdt dat de Amerikaanse economie 25 % van de wereldeconomie vertegenwoordigt en instaat voor 15 % van de wereldwijde exportbewegingen in goederen en diensten, dan ligt er een drietal criteria aan de basis van de sterke dollarstandaard.
Ten eerste heeft de dollar een groot aandeel in het pakket internationale valutareserves dat de centrale banken over heel de wereld aanhouden (zie grafiek 1: Centrale banken verkiezen dollars). Het dollaraandeel in de totale internationale wisselreserves bedraagt al enkele jaren 68 %, terwijl het euroaandeel – 13 % – tussen 1999 en 2001 nauwelijks bewoog.
Ten tweede gebeurt 50 % van de totale facturatie van de internationale handelsactiviteiten in dollar. Het euroaandeel schommelt rond 25 %. Vooral de internationale handel in homogene basisproducten – zoals graan, koper en ruwe olie – gebeurt nagenoeg volledig in dollar.
Ten derde wordt zo’n 60 % van alle verrichtingen op de internationale wisselmarkten en de activiteiten op de kapitaalmarkten in dollar uitgedrukt. Door dit grote belang van de dollar in het internationale betalings-, wissel- en kapitaalverkeer trachten de meeste landen al te grote schommelingen van hun munt tegenover de dollar te voorkomen, zeker in neerwaartse richting. Ze gebruiken de greenback als anker, waardoor die landen het zelfstandig beheer van hun monetaire politiek verliezen. Hun monetair beleid wordt onvermijdelijk een verlengstuk van het Amerikaanse.
Wereldwijde olievoorraden behoren VS toe
Welke economisch-financiële voordelen puren de Amerikanen uit het feit dat hun nationale munt de internationale referentiemunt bij uitstek is? De Amerikaanse autoriteiten genieten in ieder geval van een zeer grote vrijheid om een monetair beleid te voeren naar eigen inzichten en prioriteiten. De wisselkoers van de dollar speelt nauwelijks mee in de bepaling van de Amerikaanse monetaire koers. De Fed kan haar acties bijna exclusief toespitsen op het interne evenwicht, namelijk inflatiebeheersing en volledige tewerkstelling.
Elk nationaal economisch bestel heeft behoefte aan een continue stroom van extra dollars om vlot te kunnen functioneren met gestaag groeiende productie en inkomens. Aangezien de dollar als internationale referentiemunt wordt aanvaard, komt die rol van internationale liquiditeitsverschaffer bijna automatisch toe aan de Amerikaanse autoriteiten. Zij kunnen immers de creatie van bijkomende dollars in de hand houden.
Het spiegelbeeld van de voortdurend stijgende vraag naar dollars is dat de VS over een permanent aanzwellende kredietlijn bij de rest van de wereld beschikt, zonder enige specifieke terugbetalingsverplichtingen. Op het einde van de jaren zestig omschreef de toenmalige Franse president Charles De Gaulle die situatie als “un privilège exorbitant” voor de Amerikanen. Het meest sprekende gevolg van die zachte budgetrestrictie is het chronische deficit op de lopende rekening van de Amerikaanse betalingsbalans (zie grafiek 2: Amerika staat in het rood). Het deficit op de lopende rekening van de Amerikaanse betalingsbalans geeft aan dat het interne spaarvolume (het bedrag dat zowel gezinnen, bedrijven als de overheid sparen) onvoldoende is om de investeringen in de VS te financieren. Anders uitgedrukt: omdat de Amerikanen te veel willen consumeren, moeten zij, als rijkste land ter wereld nota bene, voortdurend een beroep doen op buitenlandse spaarmiddelen.
Dat kan vrij vlot aangezien de wereldeconomie toch voortdurend behoefte heeft aan bijkomende dollars. De Amerikanen, zo zou men het ietwat shockerend kunnen stellen, produceren dollars en de rest van de wereld biedt hun goederen en diensten aan. Daarmee verwerft de rest van de wereld dollars om, bijvoorbeeld, de facturen voor ruwe olie en andere grondstoffen te betalen, de rentelasten en terugbetalingen op de dollarschulden te honoreren en de wisselreserves van de centrale bank aan te vullen.
We kunnen het shockeffect van bovengaande vaststelling nog ietwat verhogen: zolang de facturatie van, bijvoorbeeld, ruwe olie alleen in dollar gebeurt, behoort de wereldwijde olievoorraad in de ondergrond van de olieproducerende landen niet aan die landen toe, maar wel aan de VS. Meteen is duidelijk waarom het uitschrijven van de oliefacturen in euro in plaats van in dollar een stevige bedreiging vormt voor de wereldwijde dollarhegemonie en de daaraan verbonden voordelen voor de Amerikanen.
Dankzij de wereldwijd aanvaarde dollarstandaard konden de Amerikanen de voorbije twintig jaar hun nettoschuldpositie tegenover de rest van de wereld zonder al te veel problemen laten oplopen tot, afgerond, 3400 miljard dollar eind 2002. Buitenlanders houden in totaal 7800 miljard aan dollaractiva aan. Zo bevinden zich vandaag 50 % van de schatkistcertificaten uitgeschreven door de Amerikaanse schatkist en 15 % van alle aandelen van Amerikaanse ondernemingen in niet-Amerikaanse handen. Vooral de Japanners figureren prominent in dit peloton van niet-Amerikaanse dollarbeleggers.
Gezien de wereldeconomie nood heeft aan een gestaag groeiend volume aan liquiditeiten zou hier de indruk kunnen ontstaan dat die ongelimiteerde kredietlijn zonder specifieke terugbetalingsplicht aanzienlijke voordelen oplevert voor de VS en dat de rest van de wereld dat nu eenmaal onvermijdelijk als prijs dient te betalen om zelf goed te kunnen blijven draaien. Maar dat is fout. Ook in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was de VS dé internationale liquiditeitsverschaffer, maar dan wel met een voortdurend overschot op de lopende rekening van de Amerikaanse betalingsbalans. Er stroomde met andere woorden continu kapitaal vanuit de VS naar de rest van de wereld, en dit vooral in de vorm van een massa directe buitenlandse investeringen vanwege Amerikaanse multinationals.
Is de euro een goed alternatief?
Welke factoren kunnen de internationale dollarstandaard op losse schroeven zetten? Weinig. De sterkte, diepte, liquiditeit en het innovatieve vermogen van de Amerikaanse geld- en kapitaalmarkten lijken – hoewel in zachtjes afnemende mate – de dollarhegemonie nog steeds te bestendigen.
De achilleshiel van de constructie lijkt zich veeleer te bevinden bij de waardevastheid van de dollar of, beter gezegd, het gebrek daaraan. Een toename van de Amerikaanse inflatie zou, zeker als die een chronisch karakter zou krijgen, kunnen leiden tot een toenemende weigering van het buitenland om nog verder dollaractiva te cumuleren. De daaruit voortvloeiende daling van de dollarkoers zou de inflatiespiraal nog versterken. Aan de ongelimiteerde Amerikaanse kredietlijn zonder terugbetalingsplicht zou dan onvermijdelijk een einde komen. Zeker in internationale financiers- en beleggerskringen leeft de vrees dat de doorgedreven stimuleringspolitiek van Fed-voorzitter Alan Greenspan de afgelopen drie jaar het risico van een chronisch hogere inflatie aanzienlijk heeft verhoogd.
Toch is het einde van de dollarhegemonie nog niet voor morgen, ook en vooral omdat er vandaag niet echt een alternatief voor de dollar is. Uiteraard biedt de euro een reëel perspectief. Met de verruiming krijgt de Europese Unie hetzelfde economische gewicht als de VS, terwijl het relatieve aandeel van de eurozone in de wereldhandel groter is dan het aandeel van de VS. Ruim 50 % van de goederenimport van de olieproducerende landen komt uit de eurolanden, wat betekent dat beide groepen landen aanzienlijke baat zouden hebben bij een oliefacturering in euro. Bovendien realiseert de eurozone een overschot op de lopende rekening van haar betalingsbalans. Dit betekent dat de euro de rol van internationale liquiditeitsverschaffer zou kunnen spelen op een manier zoals het eigenlijk hoort voor de meest ontwikkelde economische regio’s. De manier waarop de VS in de jaren vijftig en zestig zijn rol speelde en niet de wijze waarop het vooral de jongste twintig jaar gebeurde, namelijk door aan minder ontwikkelde gebieden spaargelden en dus investeringsmogelijk- heden te ontfutselen.
Voor de euro knelt het schoentje vooral op het vlak van de Europese politieke eenmaking. Er moet nog een hele weg worden afgelegd voor de euro echt in aanmerking komt om de dollar op te volgen als internationale referentiemunt. De institutionele basis van de euro blijft vandaag onvoldoende stevig uitgewerkt. Als de VS zijn dollarhegemonie absoluut wil voortzetten – en alles wijst erop dat dit effectief zo is – dan vormt het voor de Amerikanen een veel zinvollere piste om stokken in de wielen te steken van de Europese eenmaking dan wel om Irak, en zodoende ook de andere olie-exporterende landen, een lesje te leren.
Was het uitgekookte, machiavellistische planning of gewoon stom toeval dat Washington er de voorbije maanden in slaagde om beide pistes bijna harmonieus te bewandelen?
Johan Van Overtveldt
Volgens sommige waarnemers was
de oorlog in Irak
vooral een manier
om te verhinderen dat de euro de wereldwijde dollarhegemonie
zou doorbreken.
Saddam Hoessein tekende zijn doodvonnis toen
hij eind 2000 besliste dat de Irakese olie voortaan in euro en
niet langer in dollar
zou worden betaald.
Zolang de facturatie van ruwe olie alleen in dollar gebeurt, behoort de wereldwijde olievoorraad in de ondergrond van de olieproducerende landen niet aan die landen toe, maar wel aan de VS.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier