Stok achter de deur
Met de nieuwe fiscale procedure zijn belangrijke wijzigingen aangebracht aan de nalatigheids- en moratoriuminteresten die van toepassing zijn op de inkomsten- belastingen.
Een belastingplichtige die de ingekohierde belasting niet tijdig betaalt, is nalatigheidsinteresten verschuldigd. Omgekeerd, wanneer de Schatkist aan de belastingplichtige terugbetalingen moet doen, dan moet zij in bepaalde omstandigheden ook interesten betalen. Die worden in het fiscale jargon moratoriuminteresten genoemd.
Tot voor kort was het tarief van deze interesten vastgesteld op 0,8% per maand, wat op jaarbasis overeenstemde met een tarief van 9,6%. Eind vorig jaar heeft de wetgever evenwel beslist dit bijzonder tarief af te schaffen, en het eenvoudig te vervangen door de wettelijke interestvoet. Die bedraagt op dit ogenblik 7% per jaar. Deze tariefwijziging – die overigens buiten de procedurehervorming werd doorgevoerd – is in werking getreden op 1 januari van dit jaar.
BELASTING.
Een belangrijke wijziging die wel tijdens de procedurehervorming werd doorgevoerd, betreft de gevallen waarin de Schatkist moratoriuminteresten is verschuldigd. In het Wetboek staat tot nog toe te lezen dat dit in principe het geval is, wanneer de Schatkist “belastingen” terugbetaalt, waarna uitdrukkelijk een aantal gevallen wordt opgesomd waarin geen moratoriuminteresten verschuldigd zijn.
Deze regeling heeft in de praktijk voor heel veel moeilijkheden gezorgd. Het aantal arresten is niet meer te tellen. De oorzaak van al die ellende zit verscholen in de wettekst zelf. Zoals gezegd, moeten alleen moratoriuminteresten worden betaald bij een terugbetaling van “belastingen”. Wat eindeloze discussies heeft doen ontstaan over de vraag vanaf welk ogenblik de sommen die bijvoorbeeld bij wijze van bedrijfsvoorheffing of van roerende voorheffing zijn ingehouden, hun karakter verliezen van een “voorheffing”, en de hoedanigheid verkrijgen van een echte “belasting”.
In de nieuwe regeling is deze discussie van de baan. Voortaan zijn moratoriuminteresten in principe verschuldigd bij elke terugbetaling van “belastingen, voorheffingen, voorafbetalingen, nalatigheidsinterest, belastingverhogingen of administratieve boeten”.
LIJST.
Maar dit betekent niet dat in de toekomst altijd moratoriuminteresten verschuldigd zijn. In de nieuwe wettekst komt immers ook een lijstje voor van gevallen waarin het toekennen van moratoriuminteresten uitdrukkelijk uitgesloten is.
Neem bijvoorbeeld de bedrijfsvoorheffing. In de praktijk kan het voorkomen dat bedrijfsvoorheffing wordt terugbetaald aan de schuldenaar ervan, zijnde de persoon die de bedrijfsvoorheffing moest inhouden en doorstorten naar de Schatkist. Meestal is dat de werkgever. Op die terugbetaling is in de bestaande regeling geen moratoriuminterest verschuldigd. En dat blijft zo.
Neem daarentegen de situatie waarin een overschot van bedrijfsvoorheffingen wordt terugbetaald aan de belastingplichtige zelf, zijnde de persoon op wiens loon de bedrijfsvoorheffing is ingehouden.
De werkgever heeft bijvoorbeeld 1 miljoen frank bedrijfsvoorheffing ingehouden; maar onder invloed van bijvoorbeeld aftrekbare beroepskosten of onderhoudsgelden, is de werknemer uiteindelijk slechts 700.000 frank personenbelasting verschuldigd. Er is derhalve een overschot van 300.000 frank bedrijfsvoorheffing, dat door de Schatkist aan de werknemer moet worden terugbetaald.
ANDERS.
Zijn daarop moratoriuminteresten verschuldigd? In de bestaande regeling is dat niet het geval. In de nieuwe regeling wordt dit anders. Voortaan zullen in principe wel moratoriuminteresten verschuldigd zijn. Maar dit zal alleen het geval zijn als de terugbetaling van het overschot aan bedrijfsvoorheffing pas na verloop van een bepaalde termijn gebeurt.
Een en ander hangt samen met de termijn waarover de administratie beschikt om de aanslag te vestigen. De normale aanslagtermijn verstrijkt op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar, zonder dat deze termijn korter mag zijn dan zes maanden te rekenen vanaf het ogenblik waarop de administratie de aangifte heeft ontvangen.
In de nieuwe regeling zullen geen moratoriuminteresten verschuldigd zijn als het overschot aan bedrijfsvoorheffing wordt terugbetaald uiterlijk binnen twee maanden na het verstrijken van deze normale aanslagtermijn. De Schatkist zal daarentegen wel moratoriuminteresten moeten betalen als de terugbetaling later gebeurt.
Dezelfde principes zullen ook van toepassing zijn bij de terugbetaling van een overschot aan roerende voorheffing of voorafbetalingen. Maar de nieuwe regeling geldt niet meteen. Zij is slechts van toepassing met ingang van het aanslagjaar 1999. In de personenbelasting geldt zij dus voor het eerst ten aanzien van de belasting die betrekking heeft op de inkomsten van het jaar 1998.
Een voorbeeld. Een belastingplichtige dient zijn aangifte voor het aanslagjaar 1999 in tegen 30 juni 1999. Na inkohiering blijkt er een overschot aan bedrijfsvoorheffing te zijn, dat moet worden terugbetaald. De Schatkist zal dan slechts moratoriuminteresten verschuldigd zijn als de terugbetaling gebeurt na 31 augustus 2000. De normale aanslagtermijn verstrijkt in het voorbeeld immers pas op 30 juni 2000.
PERIODE.
Gedurende welke periode lopen de interesten op het gebied van de inkomstenbelastingen? Wat de nalatigheidsinteresten betreft, is dit vanaf de maand die volgt op de maand waarin de belasting in principe moest worden betaald, tot het verstrijken van de maand waarin de belasting effectief is betaald. Ten gronde is daar niets aan gewijzigd, tenzij wat de situatie betreft waarin de belastingplichtige bezwaar indient.
Al jaren wordt aangenomen dat de belastingplichtige niet het slachtoffer moet zijn van het talmen van de administratie. En dat de nalatigheidsinteresten (in verband met de betwiste belasting) bijgevolg moeten ophouden te lopen als de directeur na verloop van een bepaalde termijn nog steeds geen beslissing heeft genomen over het bezwaarschrift. In de bestaande regeling bedraagt die termijn achttien maanden. De nalatigheidsinteresten beginnen pas opnieuw te lopen vanaf de maand die volgt op de maand waarin de beslissing van de directeur aan de belastingplichtige is betekend.
In de nieuwe regeling is dezelfde gedachte behouden, maar zijn wel twee belangrijke wijzigingen aangebracht. Die hangen samen met het feit dat de belastingplichtige niet langer verplicht zal zijn om de beslissing van de directeur af te wachten. Zodra zes maanden verstreken zijn (sedert het indienen van het bezwaarschrift) kan hij voortaan (dit is, met ingang van het aanslagjaar 1999) de zaak onmiddellijk inleiden voor de nieuwe fiscale rechtbanken van eerste aanleg.
RECHTBANK.
De regel blijft dat de nalatigheidsinteresten niet meer lopen als de directeur na verloop van tijd nog steeds geen beslissing heeft genomen. Maar de bestaande termijn van achttien maanden wordt verkort tot zes maanden. Tegelijk wordt een belangrijke correctie aangebracht: zodra de belastingplichtige (na verloop van minstens zes maanden) beslist de directoriale beslissing niet langer af te wachten, en de zaak rechtstreeks voor te leggen aan de rechtbank van eerste aanleg, beginnen de nalatigheidsinteresten opnieuw te lopen.
Voorbeeld: een belastingplichtige dient eind dit jaar bezwaar in tegen de belasting die voor het aanslagjaar 1999 gevestigd is. Zes maanden later is er nog geen beslissing van de directeur bekend. De nalatigheidsinteresten houden dan vanaf dat ogenblik op te lopen. Vier maanden later is er nog steeds geen beslissing. De belastingplichtige vindt dat het nu welletjes is geweest, en besluit naar de rechtbank te trekken. De nalatigheidsinteresten lopen dan opnieuw vanaf de daaropvolgende maand.
BELANGEN.
Een en ander heeft tot gevolg dat de belastingplichtige een belangenafweging zal moeten maken: wacht hij de directoriale beslissing af, dan blijven de nalatigheidsinteresten geschorst; trekt hij naar de rechtbank, dan beginnen de nalatigheidsinteresten onmiddellijk weer te lopen.
Zo is de nieuwe regeling als het ware een beloning voor de belastingplichtige die het geduld opbrengt om de beslissing van de directeur af te wachten.
Maar men kan het ook anders bezien. De nalatigheidsinteresten worden in de nieuwe regeling al na verloop van zes maanden geschorst. Voor de administratie is dat bijgevolg een stok achter de deur die haar moet aanzetten snel een beslissing te nemen. Want hoe langer zij talmt, hoe meer verlies voor de Schatkist. Zo helpt de nieuwe regeling een van de belangrijke doelstellingen van de nieuwe procedure te verwezenlijken : de directeur er toe aanzetten snel(ler) een beslissing over het bezwaarschrift te nemen.
Jan Van Dyck is fiscalist.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier