Starten à la française
Vlaamse techondernemers wenden de blik snel naar Nederland of de Angelsaksische wereld, maar mogen ook de Franse markt niet vergeten. “Je moet niet een miljoen omzet halen voor je naar het buitenland gaat.”
” De mentaliteit in Frankrijk de jongste zeven à acht jaar sterk veranderd”, zegt Leonid Goncharov. De Oekraiense ondernemer trok in 2013 naar Frankrijk. Hij sprak geen woord Frans, maar richtte er wel Anticafé op, dat een niche wil inpalmen in de sterk groeiende markt van de coworkingruimtes. De twaalf vestigingen, waarvan zeven in Parijs, zien eruit als gezellige koffiehuizen, maar hebben alle voorzieningen om vlot te kunnen werken. “Bij ons betaal je niet voor je consumpties, maar voor de tijd die je hier doorbrengt”, zegt Goncharov. “Je betaalt 5 euro per uur en je mag zoveel consumeren als je wil.”
“Cultureel gezien is Frankrijk heel open”, weet Goncharov. “Ik voel me hier geen buitenlander. Het chauvinistische, protectionistische Frankrijk heb ik nooit gevoeld.” Al houdt de ondernemer wel een slag om de arm. “Er is misschien wel een verschil tussen de grote bedrijven en de start-ups.” Een afspraak krijgen bij een groot bedrijf, dat vaak nog heel hiërarchisch werkt, duurt een eeuwigheid, maar bij Franse start-ups gaat dat net zo snel als elders in Europa. Samen met Londen en Berlijn is Parijs de afgelopen vijf jaar dan ook uitgegroeid tot een van de belangrijkste drie start-uphubs in Europa.
De non-profitorganisatie Paris&Co is de drijvende kracht achter de schermen. Het innovatieagentschap krijgt een vijfde van zijn middelen van de overheid, aangevuld met geld van bedrijven. “Met een team van zo’n zeventig mensen creëren we thematische incubatoren, die over heel Parijs zijn verspreid”, zegt Thomas Wald, international operations manager Paris&Co. “De grootste zijn die voor financiële technologie en toerisme. We hebben nu dertien incubatoren op negen locaties, goed voor zo’n 350 start-ups. Die hoeven geen aandelen af te staan, komen van overal ter wereld en volgen een begeleidingsprogramma van een tot twee jaar.”
In de meeste incubatoren is het Engels de voertaal, maar om de angst voor een Franstalige omgeving helemaal weg te nemen, begon Paris&Co met Comet ook een internationale incubator, waar alles in het Engels verloopt. Daarnaast heeft het agentschap een rist initiatieven en subsidies om ondernemers uit de hele wereld naar Frankrijk te lokken. Zo wil het het lokale ecosysteem internationaler maken. Het opvallendste initiatief is French Tech Ticket. Buitenlandse ondernemers die in Frankrijk een bedrijf oprichten, krijgen onder bepaalde voorwaarden een jaar begeleiding en 45.000 euro startkapitaal, zonder dat ze aandelen hoeven af te geven.
Belgische bedrijven wachten doorgaans te lang om naar het buitenland te gaan omdat ze de lat voor zichzelf te hoog leggen. Ze willen eerst een zekere omzet halen in hun thuismarkt of hun product moet ver genoeg ontwikkeld zijn, maar Gert Gijbels vraagt zich af of dat wel slim is. De gedelegeerd bestuurder van Netwerk Ondernemen Vlaanderen, dat start-ups begeleidt en in contact brengt met mentoren, reisde twee weken geleden met een klein dozijn Vlaamse ondernemers naar Parijs. “Je hoeft niet eerst een miljoen omzet halen voor je naar het buitenland gaat”, zegt Gert Gijbels. “Kijk naar 87seconds, dat nauwelijks 250.000 euro omzet had toen het al naar Parijs ging. Er zitten te veel barrières in ons hoofd die te maken hebben met taal, regio of cultuur. Ik weet niet of je echt te vroeg kunt zijn in andere markten. Wat houdt je tegen al eens te gaan snuffelen in Parijs of Londen? We moeten bedrijven creëren die van meet af aan Europees zijn.”
Samen met Londen en Berlijn is Parijs de afgelopen vijf jaar uitgegroeid tot een van de belangrijkste drie start-uphubs in Europa.
Toegankelijk
Het Brusselse videoproductiehuis 87seconds werd in 2012 opgericht en telt intussen zeventig mensen in vijf landen. Het trok in 2013 al naar Parijs. De Belgische oprichter, Thibaut Dehem, had op dat moment al enkele Franse klanten en nam met Violaine Mouchet een Française in dienst die de Franse poot uitbouwde. De opstart in Frankrijk werd een blauwdruk voor de latere opening van kantoren in Spanje, Zwitserland en Nederland.
Toen 87seconds naar Zwitserland trok, had het meteen ook naar Duitsland moeten gaan, beklaagt Violaine Mouchet zich. Dat zal nu in 2019 gebeuren. Net zoals Vlaamse ondernemers eerst naar Nederland of het Verenigd Koninkrijk kijken, wenden Franstalige Belgen sneller de blik richting Zuid-Europa. Maar eigenlijk zouden bedrijven zich beter laten leiden door het belang van de markt dan door de vermeende culturele affiniteit.
De grootste Europese markten – Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland – zijn maar een korte auto- of treinrit van ons verwijderd. Een Belgisch bedrijf kan al zakendoen in Frankrijk zonder dat het een bankrekening of een vennootschap heeft in het land, een zogenaamd bureau de liaison volstaat. “Je wordt volledig begeleid en een kantoortje is in Parijs niet duurder dan in Antwerpen. Veel gemakkelijker zal het niet worden”, zegt Gert Gijbels die bij Netwerk Ondernemen het Boost Me-programma opzette. Dat moet start-ups klaarstomen voor internationale groei. “Parijs is heel toegankelijk geworden voor start-ups.”
De Waverse start-up Sortlist koos voor zo’n lagekostenaanpak. Met zijn onlinedienst helpt Sortlist bedrijven het juiste marketing- en communicatiebedrijf te vinden voor hun opdrachten. Het creëerde een Parijse poot zonder dat een van de oprichters er kwam wonen. “Bijna elke week is er wel iemand van het Belgische kantoor in Parijs”, stelt medeoprichter en CEO Thibaut Vanderhofstadt. De Franstalige Belg ervaart in Parijs meer culturele verschillen dan in Antwerpen. “Fransen zijn vooral goede onderhandelaars”, zegt Vanderhofstadt. “Ze onderhandelen over alles en proberen korting te krijgen. De aankoopcyclus is in Frankrijk veel langer dan in Spanje of in Vlaanderen. Veel bedrijven die naar Frankrijk kwamen, hebben veel geld verloren omdat mensen hier opgeleid zijn om aan te kopen en te onderhandelen, wat in België niet wordt aangeleerd.”
We moeten bedrijven creëren die van meet af aan Europees zijn” – Gert Gijbels, Netwerk Ondernemen Vlaanderen
Beleid
Station F is de naam van een grote oude loods die de stad Parijs heeft omgebouwd tot een plek die zich sinds vorig jaar de grootste incubator ter wereld noemt. Met 34.000 vierkante meter en zo’n vierhonderd start-ups met samen 3000 medewerkers, is Station F zeker groot, maar een echte incubator is het niet. Het gebouw is eerder een verzamelplaats van incubatoren, onder meer Google en Microsoft hebben er eentje. Bedrijven kunnen er evengoed gewoon een kantoor huren. Anticafé, de coworkingstart-up van Leonid Goncharov, heeft er ook een vestiging. Op zich is iets als Station F volgens Leo Goncharov niets nieuws onder de zon, maar hij vindt het wel geslaagde marketing. “Het maakt Parijs zichtbaar als start-upstad en het trekt heel wat buitenlandse ondernemers aan. Het geeft de techscene hier een gezicht.”
Zo’n herkenbare smoel heeft de Belgische start-upwereld niet en er is evenmin een even duidelijk plan als in Parijs. Gert Gijbels: “We hebben in België een meer gecoördineerd beleid nodig en we moeten naar buiten treden als één regio, in plaats van elkaar vliegen af te vangen. En we moeten zeker af van het idee van les petits belges. We noemen dat bescheiden zijn, maar eigenlijk maken we onszelf klein. We mogen een zekere trots hebben en moeten niet altijd de underdog spelen.”
Het zijn evenzoveel redenen waarom start-upland België internationaal onder zijn gewicht bokst. Thomas Wald van Paris & Co schetst hoe Parijs en de andere grote start-upsteden in de buurt steeds nauwer samenwerken. “Zo hebben we een formeel partnerschap met Londen, een stadsuitwisseling waarbij bedrijven uit Londen en Parijs onder meer een kantoor in elkaars stad kunnen hebben”, zegt Thomas Wald. “We liggen te dicht bij elkaar om in concurrentie te treden, het idee is meer als partners samen te werken. Behalve met Londen hebben we ook een sterke band met Amsterdam en Berlijn. Neen, met Brussel niet.”
‘Land van filosofen en ingenieurs’
Violaine Mouchet, de countrymanager van de Belgische start-up 87seconds, geeft enkele tips om als Belgische ondernemer te slagen in Frankrijk. “Frankrijk is een land van filosofen en ingenieurs. Mensen houden van cijfers en data, maar ook van een goed idee. Een goed concept is daarom cruciaal, net als laten merken dat je anders bent dan de anderen. Zeker als je je zakenidee voorstelt. Fransen houden er bijvoorbeeld van nieuwe woorden te creëren. Zulke barbarismen – oud-president Jacques Chirac gebruikte ze vaak – zijn grammaticaal verkeerd, maar tonen je uniciteit. Er is een debatcultuur in Frankrijk, mensen houden van meetings. Begin een vergadering formeel, maar als je – wanneer je Frans spreekt – ziet je dat je contactpersoon je toelaat informeel te zijn, ga er dan voor. Het is ook zeker geen taboe je opinie te geven. Je kunt klanten uitdagen. Zeg wat je denkt en zet geen pokerface op. Vergeet ook niet dat Frankrijk meer is dan Parijs. In steden als Grenoble, Nantes, Lyon en Montpellier vind je ook interessante techhubs. De grootste uitdaging is hr. Als je iemand in dienst neemt, moet je een wettelijk stelsel kiezen (te vergelijken met onze cao’s, nvdr). Vervolgens moet je alle regels van dat stelsel volgen. Je moet die regels goed in de gaten houden, want ze veranderen elk jaar en wie er zich niet aan houdt, krijgt een boete.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier