Spel en werkelijkheid
De moderne simulatiespellen zijn zo realistisch dat de militairen ze voor hun opleidingen gebruiken.
Van het nieuws dat Irak in de huidige crisis een populaire “virtuele bestemming” is voor militairen die op vluchtsimulators oefenen, zou wellicht niemand opkijken. Om hun simulatorsystemen up-to-date te houden, doen die militairen trouwens steeds vaker een beroep op software uit de spelsector, liever dan hun eigen programma’s te ontwikkelen.
Verbazend? Niet echt. Dankzij de populariteit van vluchtsimulators bij de liefhebbers van computerspellen, krijgt de sector de mogelijkheid om veel geld te investeren in zijn programma’s. Gevolg is dat er meer flexibele technieken werden ontwikkeld dan bij de traditionele defensieleveranciers. In de plaats van voor elk type van vliegtuig een andere simulator te ontwikkelen, bestaan bijvoorbeeld spelprogramma’s waarin één systeem verschillende rollen speelt.
Vóór de recente besparingen ging het leeuwendeel van het Navo-budget naar dure systemen die gevechten nabootsten. Ze draaiden op supercomputers en waren niet altijd goedkoper dan een echte training. Hoe kwam het dat de factuur zo hoog was, terwijl een goede vluchtsimulator voor een pc ongeveer 6000 frank kost? Wellicht is dat omdat gevechtspiloten op lage hoogte makkelijker werken met visuele aanwijzingen dan met instrumenten. Dode bladeren bijvoorbeeld die op een vijftiental meter hoogte zweven, registreren ze bijna onbewust. Wanneer ze voortdurend schermen moeten controleren, zijn ze meer afgeleid.
DE EERSTE GENERATIE.
Militairen gebruiken deze systemen al langer dan twintig jaar, waardoor ze de prijs van opleidingen voor piloten, hogere officieren en schutters kunnen verminderen. Om de technologieën te ontwikkelen, beschikten ze over de comfortabele defensiebudgetten van de Koude Oorlog.
De eerste simulators werkten met fysieke terreinmodellen uit pleister of karton, daarboven bewoog een videocamera. De beelden waren te zien op een cockpitscherm. De cockpit dan weer was op een hydraulisch systeem gemonteerd, dat de bewegingen van het vliegtuig of voertuig nabootste. Dankzij een zware computer kon men een aantal parameters inbouwen die het vlieggedrag beïnvloedden, zoals het weer of de prestaties van de motor.
Jammer genoeg was dit systeem erg log en dus weinig productief. Het vereiste drie grote ruimten en veel apparatuur. Daarom ontwikkelde men nieuwe generaties simulators, die databanken gebruikten met computermodellen van terreinen. Daarvoor waren nieuwe types van computers vereist (zogenaamde beeldgenerators). Het scheppen van een gedetailleerde terreinweergave, in real time en in beweging, kostte een ongelooflijk rekenvermogen.
Deze technieken, die uitsluitend voor militaire doeleinden waren ontworpen, kostten erg veel geld. Omdat de markt zo klein was, moesten de fabrikanten hun ontwikkelingen over een lange periode afschrijven, hoewel de systemen snel waren voorbijgestreefd. De klanten bleven achter met achterhaald materieel en hadden weinig mogelijkheden om de apparatuur te moderniseren.
BURGERLIJKE TOEPASSINGEN.
De producenten van militaire simulators trachtten daarom hun investeringen te recupereren door ze te gebruiken voor burgerlijke toepassingen. De simulators voor luchtgevechten verschenen op de ontspanningsmarkt en vertegenwoordigen vandaag alleen al in de VS een markt van meer dan 100 miljard frank per jaar. Het grootste werk van een simulator is het scheppen van de terreinen, maar de ontwikkelaars van spellen hebben ontdekt dat ze gemakkelijk verschillende soorten vliegtuigen of voertuigen in eenzelfde systeem kunnen programmeren. Dat heeft de waarde van de spellen op de markt verdubbeld en tegelijk een militair dilemma opgelost.
De militairen hebben zich namelijk door deze evolutie laten inspireren om hun methoden te herzien. Nu vertrekken ze van een spelprogramma dat het gedrag van een specifiek vliegtuigtype nabootst. Ze installeren het in een aangepaste cockpit en koppelen het geheel aan een computer die terreinen genereert. Dankzij deze combinatie kan men simulaties scheppen boven landen, op ware grootte. Eén terreinmodel kan door een willekeurig aantal simulators worden gebruikt, desnoods tegelijk. Dat opent dan weer de weg naar een systeem dat openstaat voor verscheidene gebruikers en waarop men gevechten in formatie kan nabootsen. De flexibiliteit van deze technologie is een groot voordeel voor de militairen. Het voertuig kan de ene dag een jeep zijn, de andere een tank.
Eén ochtend volstaat om de vluchtsimulator om te vormen van bijvoorbeeld een F16-jager in een Tornado. Dat betekent dat men minder machines nodig heeft. Aangezien de militairen uit zuinigheidsoverwegingen geneigd zijn hun simulators te centraliseren, kan men dankzij de nieuwe technologieën meer trainingen organiseren.
In Groot-Brittannië, waar de verschillende strijdkrachten beter met elkaar opschieten dan in de VS, kan de vliegschool van de Royal Navy in Yeovil in samenwerking met de US Navy Top Gun Academy commando-opdrachten simuleren in het hart van Bagdad.
Financial Times
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier