Speculanten verdienen niet de brandstapel
Geert Noels
D e olieprijzen blijven maar stijgen. Nu al betalen we voor een vat ruwe olie 135 dollar, en nog is het einde van de prijscarrousel niet in zicht. De negationisten van vroeger hebben zich intussen spectaculair bekeerd tot de grootste overtuigden. Nu komt het er alleen nog op aan de politici en opiniemakers diets te maken dat níét de speculanten de schuldigen zijn. Waarna de problemen eindelijk fundamenteel kunnen worden aangepakt …
‘Speculatie duwt de olieprijs boven 135 dollar per vat.’ Wanneer heb ik dat nog gelezen? Kort zoekwerk leert me: in 2003, toen de olieprijs boven 30 dollar klom. Een paar maanden later zag ik alweer gelijkaardige krantenkoppen: in 2004, toen de kaap van 40 en 50 dollar werd genomen; in 2005, toen de magische grens van 50 en 60 dollar werd overschreden; en jawel, begin 2008, bij de schok van 100 dollar per vat.
Toen had speculatie zelfs een naam: Richie Arens. Deze trader kreeg de zwartepiet toegespeeld (1). Gelukkig dat Richie niet in Europa woont, want de mensen steken hier nogal snel de brandstapel aan (hoewel dat ecologisch en – o ironie – door de dure energie even geen optie is).
Nu de olieprijs 135 dollar per vat heeft bereikt, blijkt Richie trouwens onschuldig te zijn. Of moeten we vandaag een andere speculant roosteren? Speculanten zijn zoals de heksen vroeger: de zondebok voor plotse en zware problemen. Deze financiële heksen kunnen, net zoals hun middeleeuwse voorgangers, maar op weinig begrip rekenen, en nemen standpunten in waarvoor hun omgeving nog niet klaar is. Speculanten lagen zogezegd aan de basis van de crisis van het pond in 1992, en van de Belgische frank in 1993. Dat beide landen met fundamentele problemen kampten waar ze jarenlang aan hebben moeten werken, werd in het begin over het hoofd gezien. De speculant – zoals George Soros destijds – kan alleen maar verweten worden dat hij de laatste druppel in de emmer heeft gedaan, niet dat hij de emmer heeft gevuld. Ook bij het debacle van Lernout & Haus- pie werden speculanten afgeschilderd als de eerste verdachten. En l’histoire se répète et répète: overal waar er problemen zijn, duiken ze op. De dollar, subprime, recent in IJsland … Alleen de moord op John F. Kennedy, de orkaan Katrina en de klimaatwijziging zijn nog niet gelinkt aan speculanten.
Niet alleen in Europa, ook in de VS trouwens. Specialisten uit de olie-industrie vertelden er vorige week tijdens een hoorzitting dat de olieprijzen eigenlijk zouden moeten schommelen tussen 35 en 90 dollar per vat. John Hofmeister, de voorzitter van Shell Oil Co., het filiaal in Houston van Royal Dutch Shell, zette de juiste prijsvork “ergens tussen 35 en 65 dollar per vat” (2). Met andere woorden, volgens hem hebben speculanten de prijs verdubbeld tegenover de fundamentele waarde.
Van speculatie naar beleggen. Voor velen is speculatie de misdadige versie van beleggen. Dat is fout. Speculatie vertoont drie kenmerken: de speculant is niet geïnteresseerd in het actief, maar alleen in de koersbeweging; er is een (groot) risico; en het gaat om een transactie op korte termijn. Dat laatste vormt het grootste verschil met beleggen, want beleggen doe je voor de lange termijn.
In de oliemarkten blijken de kortetermijnbeleggers (of speculanten) in futures (het contract van de toekomstige prijs van olie) echter niet long te hebben gezeten, maar short (= overtuigd van een prijsdaling). Vergeet ook niet dat een speculant moet kunnen uitstappen, en dus ooit verkoopdruk zal genereren. Op dat moment moeten er dus meer speculanten of beleggers hun kamp hebben gekozen. In de engere oliemarkt kan speculatie nog beweging brengen, in voeding is de fysieke vraag echter dominant, en speelt speculatie sowieso weinig rol.
Het volume aan oliegerelateerde beleggingsproducten is weliswaar gestegen. De meesten kopen (meer liquide) activa, zoals (oliegerelateerde) aandelen.
Vraag, aanbod en prijs. Nochtans is de evolutie van de olieprijs vrij gemakkelijk te verklaren door vraag en aanbod (zie grafiek). Samengevat: de vraag is sterker gestegen dan het aanbod. Hoofdstuk 1.1.1. van een basiscursus economie zegt dat de prijs dan zal stijgen. De productie daalt ook dramatisch in Saudi-Arabië (daar kunnen ze wellicht niet beter), Europa en Mexico. Vooral Rusland geeft tegengas, maar liet vorige maand uitschijnen op piekproductie te zitten. Aan de vraagzijde trekt vooral Japan (maar ook de VS) de olieriem aan; in Azië staan de vraagsluizen dan weer helemaal open.
Waarom hebben de wetten van vraag en aanbod een veel groter effect in voeding en energiegrondstoffen? Omdat er één heel groot verschil is met andere grondstoffen: ze zijn niet recupereerbaar. Koper, lood, zink en lege batterijen kan je recupereren. De benzine in de tank is onherroepelijk opgebrand. Eigenlijk is het schandalig dat deze schaarse grondstof met fantastische mogelijkheden om producten te maken nog wordt gebruikt om op te branden.
Speculatie is dus níét de reden waarom de olieprijzen van 15 naar 135 dollar zijn gestegen. Ze kunnen misschien de laatste 10 % verklaren, die snel weer zullen verdwijnen als de speculatie ongegrond is. In plaats van dus tijd te verliezen met allerlei plannen om de speculanten te straffen, zou de overheid beter het probleem grondig analyseren en aanpakken.
Speculanten zijn meestal geen lichtzinnige financiële heksen, maar goed ingelichte, slimme beleggers. Bestrijden heeft geen zin; leren uit hun analyse en overtuiging wel. Want speculanten hebben meestal een betere en grondiger visie van wat op lange termijn onherroepelijk zal gebeuren. Geert Noels
DE AUTEUR IS HOOFDECONOOM VAN PETERCAM VERMOGENSBEHEER.
REACTIES: visienoels@trends.be
(1) VRIJDAG 4 JANUARI 2008, ‘VANITY TRADE SENT OIL PRICE TO RECORD HIGH’, HTTP://WWW.GUARDIAN.CO.UK/BUSINESS/2008/JAN/04/OIL.ECONOMICS
(2) RAPPORTEN EN PRESENTATIES GEGEVEN TIJDENS DE HOORZITTING VOOR HET AMERIKAANSE CONGRES: http://hsgac.senate.gov/public/index.cfm?Fuseaction =Hearings.Detail&HearingID=3fe95f08-0b7d-45d0-94ea-4c4346c353de
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier