Sociale verkiezingen geen nationale strijd
De sociale verkiezingen, die van 5 tot 18 mei plaatsvinden, gaan vooral over de participatie van de werknemers op bedrijfsniveau. De voorbije dagen was dat niet altijd even duidelijk. De campagne werd vooral op nationaal niveau gevoerd, en dat is jammer. De enquête die het ABVV bekendmaakte – waaruit bleek dat de helft van alle werknemers het gevoel heeft dat ze moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen – staat niet los van de sociale verkiezingen. In 2004 haalde het ABVV 34,1 % van de zetels in de ondernemingsraden tegen 57,3 % voor het ACV. In 1987 was de verhouding ACV-ABVV nog 52-39 %.
Het ABVV hoopt een deel van de achterstand goed te maken door nationaal een aantal wervende thema’s op tafel te gooien. Koopkracht is er een van. De socialistische vakbond kreeg bovendien extra munitie aangereikt van Unizo-topman Karel Van Eetvelt. Die gooide met bloemetjes naar ACV-voorzitter Luc Cortebeeck en gaf gelijk mee dat er met het ABVV niet te praten valt, omdat die nog te veel in termen van arbeid versus kapitaal denkt. Van Eetvelt kwam er dan ook openlijk voor uit dat hij hoopte dat het ABVV tijdens de sociale verkiezingen in het zand zou bijten. Zijn eerlijkheid is bijna ontroerend, maar men kan zich afvragen of dit het goede moment is om zulke uitspraken te doen. Een aantal ABVV-kandidaten heeft het interview al gekopieerd en uitgedeeld op de werkvloer. Het is blijkbaar welkom campagnemateriaal.
De sociale verkiezingen zijn een test om na te gaan of de werknemers zich door die nationale spanningen tussen de sociale partners laten beïnvloeden. Normaal gezien, is die kans relatief klein, en dat is een goede zaak. In eerste instantie moet het lokale werk worden beoordeeld. Een vakbondsdelegatie heeft een belangrijke dienstverlenende rol te vervullen. Dat blijkt ook uit de vier getuigenissen van afgevaardigden die in dit nummer aan het woord komen. Ze krijgen vooral vragen over loon, vakantie, arbeidstijden, premiestelsels, … In sommige bedrijven is de vakbondsdelegatie een feitelijke humanresourcesafdeling geworden. Bovendien blijkt uit onderzoek dat 20 % van de niet-vakbondsleden een beroep gedaan heeft op de vakbondsafvaardiging in zijn bedrijf.
Toch blijkt dat de délégués vaak worden beperkt in hun bewegingsvrijheid. Regelmatig duiken verhalen op van afgevaardigden die wel wat zien in extra flexibiliteit op de werkvloer. Vaak komt er dan van hogerhand – van de vakbondssecretarissen in het bijzonder – een oekaze om die meegaandheid met de werkgever af te blokken. Het is trouwens jammer dat vakbonden CAO-onderhandelingen op ondernemingsniveau vaak via vakbondssecretarissen laten verlopen, eerder dan via de lokale afgevaardigden. Een bijsturen van de rol van beiden is meer dan welkom. De afgevaardigden weten nog altijd het best wat er op de werkvloer gebeurt. Dat ze de secretarissen op de hoogte houden, is op zich geen probleem. Maar ze mogen best wat meer autonomie krijgen. Het zou het imago van de vakbonden geen kwaad doen. (T)
Door Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier