SOCIAAL
Waarschijnlijk werd de communistische volksvertegenwoordiger Julien Lahaut niet vermoord door extreem-rechtse Leopoldisten. Alhoewel de zaak nooit werd opgelost, wordt algemeen aangenomen dat de Waalse radicaal omgebracht werd als een reactie op het verstoren van de eedaflegging van koning Boudewijn op 11 augustus 1950. Lahaut scandeerde: “Vive la republique.” Nauwelijks een week later werd hij vermoord in zijn huis in Seraing. In haar reportageboek De fabriek oppert Imelda Haesendonck dat de Leopoldisten niet de enige verdachten zijn: “Maar in die jaren werden ook in het buitenland verschillende aanslagen gepleegd op communistische leiders, zo onder meer op de Italiaanse Togliatti en op de Franse Duclos. Dus kan met evenveel recht gesteld worden dat diverse westerse organisaties die toen het koude-oorlogsklimaat tegen de Sovjet-Unie aanmoedigden, de moordenaars leverden of gesteund hebben.”
De opmerking past in haar overzicht van de arbeidersstrijd tot 1968. Die schets wordt voorafgegaan door acht portretten van studenten die in het kielzog van mei ’68 hun veelbelovende studies in de steek lieten of hun diploma opborgen om in de fabriek te gaan werken. Ze weigerden een carrière “in dienst van het kapitalisme”. Zoals de witte paters op missie trokken naar Congo, nestelden de (doorgaans) socialistisch geïnspireerde intellectuelen zich als rode paters aan de lopende band.
De getuigenissen zijn moedig of schrijnend – het is maar hoe je ‘t bekijkt. Neem nu Cathy Craen, geboren in juni 1947 als jongste kind in een rijk, burgerlijk gezin. Vader en moeder waren scheikundigen en apothekers. Vader had een grote apotheek in Hoboken, waar hij ook de lokale CVP-figuur was. De kastelen van de Loire, vakanties aan de Côte d’Azur, vernissages en museabezoeken hoorden er gewoon bij. In oktober 1966 begon Cathy studies psychologie in Gent. Toen ze in 1970 afstudeerde, kon haar invloedrijke oom een job voor haar versieren: jeugdrechter worden. Maar Cathy was toen al volledig in de ban van de contestatie en de arbeidersbeweging. In 1971 werd ze lid van het maoïstische Amada en ze vond het logisch om in een fabriek, tussen de arbeiders, te gaan werken. Haar man, ook een psycholoog, dacht er net zo over. In Verviers ging Cathy aan de slag bij Sherwood, een fabrikant van medisch materiaal. Begin jaren ’90 werd ze er als syndicale lastpost ontslagen. Sindsdien leven zij, haar man en kinderen van een werkloosheidsuitkering. Deze en andere an sich razend interessante levensverhalen worden kurkdroog, drammerig en met socialistische bijbelvastheid verkondigd. Het blijken dus schrijnende getuigenissen, geen moedige.
Imelda Haesendonck, De fabriek. Epo, 335 blz., 798 fr. ISBN 9064450749.
LDD
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier