SNEL EN KRACHTIG HERSTEL
In haar jaarverslag bevestigde de Nationale Bank eerdere ramingen van de groei van de Belgische ekonomie in 1994. Die zou 2,3 % hebben bedragen, wat moet worden gezien als het gemiddelde van een geraamde 2,1 % volgens de bestedingsbenadering van het bruto binnenlands produkt en een raming van 2,5 % volgens de produktiebenadering.
De belangrijkste groeibijdrage werd door de uitvoer geleverd. Dankzij haar grote openheid heeft de Belgische ekonomie in 1994 ten volle geprofiteerd van de groei van de wereldhandel met bijna 10 %. Aangezien België gespecializeerd is in produkten die vooral bij het begin van de konjunktuurcyclus erg in trek zijn, heeft het zelfs iets vlugger baat gehad bij de aantrekkende wereldvraag dan de buurlanden. In vergelijking met de vorige konjunktuurcyclus was het ekonomisch herstel daardoor ook relatief snel en krachtig. Hoewel de duur en de omvang van de voorbije recessie vergelijkbaar was met deze van 1981, benaderde het BBP al midden 1994 opnieuw de piek van begin 1992. Tijdens de voorgaande cyclus had het vier jaar geduurd vooraleer het BBP weer het peil van begin 1980 bereikte. Toen ging ook de internationale handel er evenwel nauwelijks op vooruit.
De binnenlandse vraag liet een toename van slechts 1,4 % optekenen. Een aanzienlijk deel daarvan schrijft de Nationale Bank toe aan de opbouw van voorraden. De partikuliere konsumptie, het hoofdbestanddeel van de binnenlandse vraag, zou slechts met 0,7 % zijn gegroeid. Na de forse klim in 1993, is de gezinsspaarquote immers slechts in geringe mate gedaald, omdat de gezinnen twijfelden aan de kracht en duurzaamheid van het herstel. Bovendien nam de koopkracht van het beschikbaar inkomen van de gezinnen met zowat 1 % af. Dat was onder meer het gevolg van de invoering van de gezondheidsindex, die het loonstijgingstempo drukte. Opvallend was ook de zeer geringe groei van het inkomen uit vermogen als gevolg van de daling van de korte-termijnrente. De toename bedroeg slechts 0,8 %, de kleinste sinds het begin van de jaren zestig. De vorming van vast kapitaal door de bedrijven ging erop achteruit, zij het minder snel dan in de voorgaande drie jaren. Het aandeel van bedrijfsinvesteringen in de toegevoegde waarde is nu gezakt tot 11,5 %, wat toch nog altijd zou overeenkomen met het gemiddelde van de belangrijkste handelspartners. De terugval situeerde zich vooral in de verwerkende nijverheid. De investeringen van de overheidsbedrijven namen daarentegen met zowat 30 % toe, wat in hoofdzaak de werken voor de hoge-snelheidstrein weerspiegelt. De overheidskonsumptie groeide met ruim 2 %, wat zowel uit de toegenomen aankopen van goederen en diensten als uit de verhoging van de lonen en van de overheidspensioenen resulteerde. Opvallend is dat ondanks de zwakke groei van de binnenlandse vraag de invoer van goederen en diensten met 5,5 % is toegenomen. De groeibijdrage van de netto-uitvoer van goederen en diensten bleef daardoor beperkt tot een derde van de totale groei.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier