Slaappil: de favoriete pil van managers
Vorige week kon u in Trends al lezen dat managers door hun werk en levensstijl uiterst kwetsbaar zijn voor slaapstoornissen. In het tweede deel van onze slaapenquête focussen we op het slaapmiddelgebruik bij managers en de rest van de bevolking. Met 16,7 % scoren de topkaderleden opnieuw erg hoog.
Dat managers geen al te beste slapers zijn, kon u vorige week al in deze kolommen lezen. We publiceerden toen de resultaten van een enquête die Trends in samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel (VUB) had laten uitvoeren bij kaderleden en een representatief staal van de bevolking. Daaruit bleek dat één op acht managers geregeld slaapproblemen heeft, en dat bij één vijfde van de ondervraagden de problemen zelfs zeer ernstige vormen aannemen.
Opmerkelijk in het onderzoek was ook dat 16,7 % van de ondervraagde managers aangaf geregeld een slaapmiddel te gebruiken. Cijfers die in ieder geval de wenkbrauwen doen fronsen bij Raymond Cluydts, professor aan het departement cognitieve en fysiologische psychologie van de VUB en specialist in het epidemiologisch onderzoek naar slaapproblemen. Cluydts toont zich vooral verbaasd over het hoge percentage slaapmiddelgebruikers dat niet tevreden is over zijn slaap. Bijna 40 % geeft zijn slaap een 4 op 10 of minder, tegenover 14,9 % bij de mensen die geen middel gebruiken. “Dat kan twee dingen betekenen,” zegt de professor. “Ofwel zijn die personen onvoldoende behandeld, ofwel zijn ze slecht behandeld.”
Een ander verrassend cijfer is dat over het aantal slaapmiddelgebruikers dat aangeeft nooit een arts te raadplegen: liefst 37,2 %. “Daaruit blijkt nog eens dat er veel medicamenten worden doorgegeven. Mensen nemen iets dat ze krijgen van hun partner of familie. Dat is bekend, maar dat het cijfer zo hoog zou zijn, verrast mij.” Raymond Cluydts ziet er vooral ook een aanwijzing in dat niet iedereen met slaapproblemen goed wordt behandeld. “En daar zitten we weer bij die lage tevredenheid. Je zou dus kunnen stellen dat alleen een betere medische behandeling, ook met slaapmiddelen, tot een grotere slaapkwaliteit leidt.”
1 miljoen Belgen aan de slaappil
In België worden elk jaar 9,5 miljoen voorschriften voor slaapmiddelen ingediend; geschat wordt dat 1 miljoen mensen dagelijks een slaapmiddel inneemt. Met die onwaarschijnlijke cijfers staat ons land al jaren aan de kop van het wereldwijde hypnoticagebruik. Voor dat hoge slaapmiddelverbruik in België bestaat er volgens professor Raymond Cluydts een structurele verklaring. “Een grote groep oudere mensen weet niet eens waarom ze een slaapmiddel nemen. Vaak gaat het terug op een ziekenhuisopname in de jaren zeventig of tachtig. Het was de tijd dat verpleegsters voor het doven van de lichten op de slaapzalen met een bokaal rondgingen en vroegen wie er een slaappil wilde. Die generatie slepen we nu mee.”
Marc Bogaert is emeritus farmacotherapie aan de Universiteit Gent en is verbonden aan het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (www.bcfi.be), dat elk jaar het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium uitgeeft. Hij vindt het jammer dat er geen degelijke controle op het slaapmiddelgebruik bestaat. “Voor de terugbetaalbare geneesmiddelen hebben we Pharmanet, dat toelaat om de voorschriften te volgen. Maar slaapmiddelen worden niet terugbetaald, en dus hebben we ook geen accurate cijfers over het voorschrijfgedrag. Het zou goed zijn indien ook het voorschrijfgedrag van niet-terugbetaalde geneesmiddelen zou worden geregistreerd. Dat zou alvast de indruk wegnemen dat het beleid alleen met budgetten bezig is en niet met de volksgezondheid.”
Niet-verslavende slaappil: utopie?
Toen begin jaren tachtig van de vorige eeuw werd bewezen dat de benzodiapezines verslavend waren, ontwikkelden de farmareuzen een nieuwe generatie slaappillen, de zogenaamde z-middelen: zopiclon (bekend als Imovane van Aventis en een aantal generische producten), zolpidem (gecommercialiseerd als Stilnoct van Sanofi-Synthélabo) en zaleplon (in België op de markt onder de naam Sonata, van Wyeth). Die zouden door hun kortere halfwaardetijd (de tijd waarin het geneesmiddel door het lichaam tot de helft wordt afgebroken) geen afhankelijkheid meer veroorzaken.
Terwijl de kortste halfwaardetijd van de klassieke benzo’s schommelt rond drie uur, bedraagt die van sommige z-middelen amper één uur. Daardoor is het volgens de wetenschappers perfect mogelijk om een pil te nemen en na zes uur weer topfit op te staan. Ook de kans op een fysiek verslavend effect zou kleiner zijn, waardoor de behandelingsduur kan worden ingekort. “Ik gebruik zo’n kortwerkend slaapmiddel zelfs tegen jetlag,” zegt dokter Christian Huyghe, director corporate en public affairs van het Franse farmaceutische laboratorium Servier. “Als je, zoals ik een tijd geleden, om de zes weken naar de VS moet, is dat de enige manier om te blijven functioneren.”
Toch lopen over het concrete gebruik van de non-benzo’s de meningen uiteen. Dokter Dirk Vander Mijnsbrugge, medisch directeur bij Pfizer, wil zich niet uitspreken over de mening van dokter Huyghe, maar stelt het genuanceerd: “Hoewel de zogenaamde non-benzo’s een vooruitgang betekenen, mogen ze niet worden aangezien als onschuldige middelen die je ad hoc kunt innemen tegen een slechte nacht. Zoals alle geneesmiddelen moeten ook zij worden gebruikt volgens de goedgekeurde indicaties waar zij hun nut hebben bewezen. Een andere evolutie zou ik niet graag zien gebeuren.”
Ook professor Marc Bogaert zegt dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de nieuwere producten een voordeel bieden tegenover de benzo’s. “We hebben er alleen minder ervaring mee. De effecten op lange termijn zijn nauwelijks bestudeerd. Vergeet niet dat de nadelen van de benzo’s ook pas na twintig jaar aan het licht zijn gekomen. De z-generatie voorstellen als lifestyledrugs, die je inneemt wanneer je wilt, is dus zeker niet juist. Als je dan toch iets gebruikt, neem dan liever een benzodiazepine. Van die slaappillen kennen we tenminste de effecten op lange termijn.”
Wanneer wel en wanneer niet?
Volgens Bart Leroy, psychiater aan het Universitair Centrum Sint-Jozef in Kortenberg, zou er vooral meer moeten worden toegekeken op het correcte gebruik van slaapmiddelen. “Om te beginnen moeten patiënten weten of ze een inslaap- dan wel een doorslaapprobleem hebben. De meeste middelen – benzo’s en andere – zijn inslaapmiddelen, maar die worden ook voorgeschreven als mensen niet kunnen doorslapen. Onbegrijpelijk, als je het mij vraagt. In situaties waar acute slapeloosheid voorspelbaar is, is het gebruik van een inslaapmiddel wel perfect te verantwoorden. Stel, je ligt met een beenfractuur in een ziekenhuiskamer met vier patiënten. Je krijgt gedurende een week een benzo en die wordt daarna weer afgebouwd. Wel, in dat geval heb je aan goede geneeskunde gedaan. Eigenlijk is dat een van de weinige indicaties waar een slaapmiddel mag worden voorgeschreven.”
Professor Raymond Cluydts daarentegen vindt dat slaapmiddelen sneller zouden moeten worden ingeschakeld om tot een oplossing te komen bij slapeloosheid. “Als je non-benzo’s vijf dagen op zeven in plaats van elke dag neemt, is er weinig kans op verslaving. Zodra iemand vreest dat hij slecht zal slapen, zou hij een middel moeten nemen,” aldus Cluydts. “Op die manier ben je de volgende dag helder genoeg om je problemen aan te pakken. Na een korte periode bouw je weer af. Als het probleem echter blijft aanslepen, loop je het risico om te crashen.” Wo
Dit dossier kwam tot stand dankzij de steun die de Koning Boudewijnstichting heeft toegekend in het kader van het project ‘Mijn Bijzonder Brein’.
Wouter De Broeck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier