Schulden kwijtschelden? Niet doen
De arme landen betalen zich blauw aan interest op leningen die ze niet kunnen aflossen. Allemaal geld dat aan gezondheidszorg en onderwijs zou kunnen worden besteed… Was het maar waar. Als we de schulden van de ontwikkelingslanden kwijtschelden, zal de roofbouwpolitiek van de elite alleen maar toenemen.
Weinig supersterren kunnen eraan weerstaan: het goede doel. Terwijl Titanic-held Leonardo di Caprio en popster Sting zich het vuur uit de sloffen hollen voor de bescherming van het tropische regenwoud, doet Bono, de zanger van de Ierse rockband U2, zijn stembanden geweld aan in passionele pleidooien om de ontwikkelingslanden te verlossen van de molensteen die om hun nek hangt: schulden. Vooral sinds de G7-top van vorig jaar in Keulen staat schuldkwijtschelding bovenaan de agenda van de wereldpolitiek. Dat sommige hoge pieten hiermee heel persoonlijke doelstellingen nastreven, doet niets af aan deze vaststelling (zie kader: Vechten om te overleven).
Bono bevindt zich met zijn discours in goed gezelschap. Horst Köhler, de nieuwe gedelegeerd bestuurder van het Internationaal Monetair Fonds ( IMF), verklaarde eind september bij de opening van de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank in Praag: “Wij zijn vastbesloten om de voordelen van schuldkwijtschelding zo vlug mogelijk aan zoveel mogelijk landen te bezorgen.” Zijn alter ego bij de Wereldbank, John Wolfensohn, knikte zich bij wijze van nadrukkelijke instemming bijkans het hoofd van de romp.
Ook Alexandre Barro Chambrier, de IMF-directeur die de 24 straatarme landen van zuidelijk Afrika vertegenwoordigt in Washington, stelt dat “het engagement tot snellere en meer omvangrijke schuldkwijtschelding een absoluut noodzakelijk onderdeel vormt van elke ernstige strategie die op terugdringing van de armoede is gericht”.
In België
lanceerden Lode Berlage ( KU Leuven), Danny Cassimon ( Ufsia), Jacques Drèze ( UCL) en Paul Reding ( Université de Namur) begin dit jaar een voorstel tot verregaande kwijtschelding van schulden dat internationaal behoorlijk in de kijker liep. Meer dan 150 van hun Belgische collega-economen sloten zich intussen aan bij de oproep van de vier.
Moet er nog worden gedebatteerd over een ingreep waar de rechtvaardigheid en de noodzakelijkheid vanaf druipen? Jazeker. Er bestaan namelijk nog enkele waanideeën rond kwijtschelding.
Schuldkwijtschelding komt de armsten ten goede en is dus sociaal rechtvaardig.
Cijfers zeggen nooit alles, maar meestal toch wel wat. De tabel Armsten niet langs de kassa plaatst de vijftien armste landen ter wereld naast de vijftien landen die in de periode 1987-1998 het meest van schuldkwijtschelding konden genieten. De overlapping tussen beide lijsten blijft beperkt tot Angola, Mozambique en Tanzania. Niet dat landen als Nicaragua en Bolivia, de twee belangrijkste genieters van kwijtschelding, rijk genoemd kunnen worden. Maar het bruto binnenlands product per capita in die twee landen ligt respectievelijk viermaal en tienmaal hoger ligt dan dat van Ethiopië.
De bewering dat een kwijtschelding vooral de allerarmsten ten goede komt, klopt dus niet. Deze vaststelling wordt nog versterkt door twee andere elementen. Ten eerste blijkt uit gegevens van de Wereldbank dat bijna de helft van het miljard armste mensen ter wereld in India leeft. Dat land heeft een verstandig beleid inzake buitenlandse schulden gevoerd. Zodoende komt India nu niet meer voor op de lijst van 41 landen die het IMF en de Wereldbank aanduiden als ontwikkelingslanden die (te) zwaar in de schulden zitten. Schuldkwijtschelding is vandaag al te nadrukkelijk een bestraffing van goed beleid en een beloning voor onverantwoord gedrag.
Ten tweede vertonen de overheidsuitgaven in al die 41 landen een merkwaardige overeenkomst. Een beleid dat armoede structureel wil bestrijden, zet onderwijs en gezondheidszorg centraal. De grafiek Rijken krijgen meer toont echter aan dat de armsten in die landen aanmerkelijk minder onderwijs en gezondheidszorg ontvangen dan de rijken. Voor beide domeinen slokt de rijkste 20% van de bevolking ruim 30% van de bestede middelen op. De armste 20% krijgt nog geen 15% van die uitgaven. De schulden die nu zo zwaar wegen, hebben dus zeker niet op de eerste plaats gediend om het onderwijs en de gezondheidszorg voor de armsten te verbeteren.
Een hoge schuldenlast is een slechte zaak.
Uit de mond van de Britse minister van Financiën Gordon Brown viel onlangs de volgende uitspraak te noteren: “Schuld is in onze wereld de belangrijkste oorzaak van armoede en onrechtvaardigheid.” Alhoewel Brown meestal goed doordachte uitspraken doet, slaat deze opmerking nergens op. Verstandig opgebouwde schuld kan een aanzienlijke bijdrage leveren tot een versnelde terugdringing van armoede.
Ontsnappen aan de armoede doe je langs het pad van de economische groei. Maar er zijn omvangrijke investeringen nodig om het economische weefsel van een land te ontwikkelen. Zeker in ontwikkelingslanden volstaat het intern opgebouwde spaarvolume meestal niet om die investeringsstroom te blijven voeden. Daar moet het buitenland bijspringen en zo ontstaan de schulden. Zolang de investeringen voldoende rendabel zijn en de nodige cashflow voortbrengen, is de terugbetaling van die buitenlandse schuld geen probleem.
De reden dat veel landen zwaar gebukt gaan onder hoge schuldenlasten moeten we zoeken in de besteding van de geleende fondsen. Van aflossing kan immers geen sprake zijn als het geld niet werd aangewend voor de verwezenlijking van rendabele projecten. Het is makkelijk om met het woord corruptie te schermen, maar de rijke landen hebben boter op het hoofd. Eind 1999 bestond bijna 90% van de buitenlandse schuld van de 41 probleemlanden uit schuld aan officiële instanties in de rijke landen. Nader onderzoek leert dat het gros van die officiële schuld op zijn beurt ontstond uit het verlenen van goedkope exportkredieten. De rijke landen wilden bepaalde industrieën ondersteunen door aan mogelijke kopers spotgoedkope leningen te verstrekken. Of de alzo verpatste kapitaalgoederen enige reële meerwaarde voor de economie van het ontvangende land betekenden, was een volstrekte bijzaak. Maar als er geen of weinig cashflow wordt gerealiseerd, is zelfs de meest goedkope en langlopende lening onmogelijk terug te betalen.
Schuldkwijtschelding biedt het perspectief om meer fondsen aan onderwijs en gezondheidszorg te besteden.
De ontwikkelingslanden met een zware buitenlandse schuldenlast spenderen jaarlijks miljarden aan de terugbetaling van die schuld en de interesten erop. Bij kwijtschelding van de schuld vervalt die uitgavenpost en kunnen de vrijgekomen middelen aan bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg worden besteed.
Maar zo simpel ligt het niet, zo zeggen het IMF en de Wereldbank al jaren. In het akkoord tot kwijtschelding moet een goed uitgeschreven voorwaardelijkheidsclausule worden opgenomen om te verzekeren dat de vrijgekomen fondsen inderdaad naar gezondheid en onderwijs gaan. Maar in de praktijk blijkt controle op de naleving van die clausule erg moeilijk. En zelfs als controle mogelijk was, blijft er de mogelijkheid – en een zeer reële, zo blijkt uit de studies van het IMF en de Wereldbank – dat de ontvangende landen hun geplande uitgaven aan onderwijs en gezondheidszorg gewoon terugschroeven. Wie houdt wie dan voor de gek?
Tot slot mogen we niet vergeten dat de landen die diep in de schulden zitten hun verplichtingen tot terugbetaling nu al vaak niet nakomen. Het volume aan financiële middelen dat zou vrijkomen bij schuldkwijtschelding zou dus sowieso erg beperkt uitvallen.
Moeten we op basis van deze drie waanideeën besluiten dat kwijtschelding een slechte zaak is? Neen, helemaal niet. Onze argumenten tonen alleen aan dat simplistische discussies nergens toe leiden. Zij die schuldkwijtschelding verdedigen, moeten toegeven dat deze ingreep alleen zin heeft in een breder algemeen kader.
Het staat immers buiten kijf dat in de overgrote meerderheid van bijvoorbeeld de 41 landen die voor verdere schuldkwijtschelding in aanmerking komen, corruptie en rechteloosheid welig tieren en de militaire uitgaven de verbeelding tarten. Schuldkwijtschelding, en eender welke vorm van ontwikkelingshulp in het algemeen, zet geen zoden aan de dijk in zo’n omgeving. Meer nog, het zou de elites, die de hoofdverantwoordelijken voor de ellende van hun landgenoten zijn, alleen maar middelen bezorgen om hun roofbouwpolitiek nog wat langer te rekken.
johan van overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier