Schuiven met belastingen
De fiscale hervorming van de regering-Michel verschuift lasten op arbeid naar heffingen op consumptie. Wat zijn de gevolgen voor de doorsneebelastingbetaler?
De taxshift van de regering-Michel raakt verschillende geledingen van de fiscaliteit. Voor de gezinnen wordt de personenbelasting voordeliger, maar de roerende voorheffing wordt opgetrokken. Werkgevers moeten minder RSZ-bijdragen inhouden op de lonen.
PERSONENBELASTING · Hogere belastingvrije som
De belastingvrije som is het deel van het inkomen waarop geen belastingen worden ingehouden. Hoe hoger die som, hoe minder belastingen verschuldigd zijn. Afgerond stijgt de belastingvrije som per belastingplichtige van 7090 naar 8400 euro in 2019, zonder rekening te houden met verhogingen voor kinderen ten laste. Op kruissnelheid bedraagt het fiscale voordeel 327,5 euro per belastingplichtige per jaar. De besparing kan nog groter zijn, want de gemeentelijke opcentiemen worden berekend op de belasting die aan de federale overheid verschuldigd is. Wie woont in een gemeente met een tarief van 8 procent, betaalt ook nog eens 26,2 euro minder gemeentebelasting.
· Aangepaste aanslagtarieven
Belastbare inkomsten zijn onderworpen aan progressieve tarieven. Aan de basis wordt 25 procent geheven. Dat tarief kan oplopen tot 50 procent voor wie meer dan 37.750 euro verdient. Het belastingtarief van 30 procent wordt geschrapt. Daardoor wordt een groter gedeelte van het inkomen belast tegen het laagste tarief.
De schrapping gebeurt in twee fasen. Nu wordt het tarief van 30 procent berekend op de inkomsten tussen 8710 en 12.400 euro. In 2016 wordt de laagste drempel opgetrokken tot 10.800 euro. In 2018 verdwijnt het tarief van 30 procent helemaal en wordt de volledige schijf van 12.400 euro onderworpen aan het tarief van 25 procent. Op kruissnelheid draagt de belastingplichtige per jaar 185 euro minder af aan de federale overheid. Omdat de federale belastingen verminderen, dalen ook de gemeentelijke opcentiemen. In een gemeente met een tarief van 8 procent bedraagt het voordeel nog eens 15 euro. Het schuiven met de belastingschalen levert dus 200 euro per jaar op.
Op de hervorming van het tarief van 30 procent was kritiek gerezen, omdat belastingplichtigen met kinderen ten laste er geen voordeel van hadden. Met de kinderen ten laste hebben zij een hogere belastingvrije som, zodat ze meteen in de schijf van 40 procent vallen. Om die oneerlijkheid weg te werken heeft minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) beslist dat de nadelige gevolgen van de berekening van de belastingen voor die categorie worden gecompenseerd met een terugbetaalbaar belastingkrediet.
· Hogere forfaitaire beroepskosten
Wie werkt, moet erop vooruitgaan, vindt de regering-Michel. Wie zijn werkelijke beroepskosten niet bewijst, krijgt een forfaitaire kostenaftrek. Hoe hoger die is, hoe meer de belastingplichtige netto overhoudt. Door de taxshift wordt het kostenforfait opgetrokken van 4090 naar 4210 euro in 2016 en zelfs naar 4500 euro in 2018.
Vooral de laagste inkomens hebben een voordeel. Wie een loon van 1500 euro per maand heeft, houdt netto 146 euro extra over. Dat is een loonsverhoging van bijna 10 procent. Het voordeel neemt af naarmate het inkomen stijgt. Toch houdt een belastingplichtige met een bruto-inkomen van 5500 euro netto nog altijd 74 euro meer over.
VERHOGING VAN DE ROERENDE VOORHEFFING
Het tarief van de roerende voorheffing wordt opgetrokken van 25 naar 27 procent, zowel voor intresten als voor dividenden. Vooral de volkslening is daar het slachtoffer van. Die kon worden afgesloten voor projecten met een maatschappelijk doel, zoals de bouw van scholen en ziekenhuizen. De lagere voorheffing van 15 procent, die de burgers ertoe moest aanzetten om erop in te tekenen, wordt geschrapt en vervangen door het nieuwe tarief van 27 procent. Dat is sneu, omdat het een product met een vaste looptijd is — meestal vijf jaar, soms zelfs tien jaar — en de intekenaars niet vervroegd kunnen uitstappen. Velen vinden dat de overheid zich schuldig maakt aan contractbreuk.
VERMINDERING VAN DE BIJDRAGEN SOCIALE ZEKERHEID
Een belangrijke maatregel om de werkgelegenheid aan te zwengelen zijn de verlagingen van de RSZ-bijdragen. De regering mikt op 50.000 extra banen. Zo wil ze burgers stimuleren om te ondernemen met een kleine vermindering van de sociale bijdragen voor zelfstandigen. Die dalen van 22 naar 20,5 procent over een periode van drie jaar. De verlaging van de patronale lasten is aanzienlijker, maar het duurt een tijd voor die wijziging in werking treedt. Vanaf 2018 daalt het toptarief van 33 naar 25 procent.
Startende ondernemingen krijgen een extra duw in de rug. Er zijn geen patronale lasten meer verschuldigd op het loon van de eerste werknemer die wordt aangeworven in de periode van 2016 tot 2020. Nadien blijft die vrijstelling doorlopen voor de eerste werknemer. Voor de tweede tot en met de zesde aanwerving kent de regering in die periode aanzienlijke verminderingen op de patronale lasten toe.
SPECULATIETAKS
Behalve door de verhoging van de roerende voorheffing worden particuliere beleggers getroffen door de speculatietaks. De meerwaarde van beursgenoteerde aandelen wordt voortaan onderworpen aan een heffing van 33 procent, als ze binnen de zes maanden na aankoop weer worden verkocht. Minwaarden mogen niet in rekening worden gebracht. De regering moet de draagwijdte van de belasting en de financiële producten waarop die betrekking heeft, nog uitwerken in een koninklijk besluit. Het staat nu al vast dat ze wordt geheven op beursgenoteerde aandelen, opties, warrants en soortgelijke afgeleide financiële producten.
De speculatiebelasting wordt, net zoals de roerende voorheffing, door de uitkerende instelling ingehouden aan de bron. De banken en de beursmakelaars moeten fors investeren in informaticasystemen om de belasting correct te innen. De banken zouden per belegger een soort van aandelenregister moeten bijhouden, om de verkopen met een meerwaarde binnen de zes maanden te traceren. Normaal treedt de speculatiebelasting vanaf 1 januari 2016 in werking. Het is nog niet uitgemaakt of de meerwaarde van aandelen die eind 2015 zijn aangekocht en begin 2016 weer van de hand worden gedaan, ook worden belast.
De speculatiebelasting geldt enkel voor particuliere beleggers en niet voor vennootschappen. Grote privévermogens, die hun aandelen beheren via een vennootschap (vaak een holding), blijven dus buiten schot. Ook een werknemer die een aandelenoptieplan verkoopt dat hij nog geen zes maanden daarvoor heeft gekregen, betaalt geen belasting. Beleggers kunnen de speculatietaks omzeilen door in aandelenfondsen of obligaties te stappen. De intresten van die obligaties zijn vanaf 1 januari 2016 wel onderworpen aan de roerende voorheffing van 27 procent.
Mijn taxshift
De federale overheid lanceerde de website www.mijntaxshift.be waarop u eenvoudig kunt berekenen hoeveel de taxshift u netto per maand oplevert in de periode 2015-2020.
Werner Niemegeers en Johan Steenackers
In 2018 verdwijnt het tarief van 30 procent in de personenbelasting helemaal.
De laagste inkomens krijgen het grootste fiscale voordeel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier