Schenk een fiscaal aftrekbaar kunstwerk
Kunstwerken moeten voortaan geen internationale faam meer hebben als hun eigenaars ze fiscaal voordelig van de hand willen doen.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Van Nederland wordt gezegd dat de kelders en zolders van zijn musea volgestouwd zitten met schilderijen van meestal mindere goden, als resultaat van een jarenlang uit de hand gelopen beleid ter ondersteuning van de kunst in het algemeen en de materiële belangen van de kunstenaars in het bijzonder.
In België hebben we daar voorlopig geen last vast. Maar de kans bestaat dat een aantal Belgische musea binnenkort ook verplicht wordt ‘kunst’ op de zolders te stockeren. Sinds 10 september 2003 zijn immers de voorwaarden versoepeld waaronder natuurlijke personen giften aan musea in de vorm van kunstwerken van hun belastbaar inkomen kunnen aftrekken en waaronder successierechten met de afgifte van kunstwerken kunnen worden betaald. Dat moet – minstens in de ogen van een aantal creatieve belastingplichtigen – mogelijkheden bieden om zich op de kap van de fiscus van allerlei fraais te ontdoen.
Bedoeling. De regeling is niet nieuw. Voorheen kon men ook al aan musea geschonken kunstwerken fiscaal in aftrek brengen, of kunstwerken afgeven ter betaling van successierechten. Maar die regeling heeft, zacht gezegd, nooit veel succes gehad. Zij was voorbehouden aan kunstwerken met een internationale faam.
Niet iedereen heeft een Rubens of een Permeke in huis. En dus ligt het voor de hand dat er maar weinig toepassingsgevallen waren. Bovendien zal iedereen die zich van kunstwerken met internationale faam wil ontdoen, wel twee keer nadenken voor hij afstand neemt van de normale wetten van vraag en aanbod en genoegen neemt met een schenking of inbetalinggeving waarbij de waarde van het kunstwerk louter op basis van schattingen wordt bepaald.
Normaal zou je dan verwachten dat de overheid deze regeling gewoon een stil bestaan zou laten leiden. De regeling was trouwens nooit bedoeld om veel succes te hebben. Zij wou alleen maar bereiken dat eigenaars van kunstwerken met een internationale faam een alternatief zouden hebben voor de verkoop van hun werken aan het buitenland. Zij was bijgevolg op de eerste plaats bedoeld om kunstwerken die naar het buitenland dreigen te verhuizen, in België te (kunnen) houden.
Erfgoed. In de nieuwe regeling is van deze doelstelling geen sprake meer. De fiscale aftrek van schenkingen in de vorm van kunstwerken aan musea, of de mogelijkheid om successierechten te voldoen door het afgeven van kunstwerken is niet langer voorbehouden aan kunstwerken met een internationale faam. Voortaan volstaat het dat de kunstwerken behoren tot het cultureel erfgoed van het land, ook als zij internationaal nog geen erkenning gekregen hebben.
Met de nieuwe regeling wordt dus niet meer per definitie beoogd internationaal gerenommeerde kunstwerken in het land te houden. Integendeel. Zij staat nu open voor kunstwerken waarvan het absoluut zeker is dat niemand in het buitenland enige interesse zal hebben. Landelijke bekendheid volstaat.
Wat kan dan wel de reden van de nieuwe regeling zijn? Eerlijk gezegd, dat is moeilijk te vatten. We kunnen alleen maar hopen dat zij niet ingevoerd is om links of rechts iemand te plezieren die zich geroepen voelt om zijn verzamelde bezittingen aan een of ander, waarom niet, zelf georganiseerd museum te schenken.
Commissie. Dat er op de achtergrond zwaar lobbywerk geleverd is, blijkt uit de teksten. In de oude regeling moest het kunstwerk een ware calvarietocht ondergaan. Het moest twee commissies passeren. Om te beginnen een commissie van deskundigen uit de wereld van de schone kunsten (kwestie van te beoordelen of het kunstwerk wel genoeg internationale faam had); en vervolgens een commissie van ambtenaren van het ministerie van Financiën en van afgevaardigden van de verschillende overheden van het land (kwestie van de waarde van het kunstwerk vast te leggen).
In de nieuwe regeling doet de overheid het met één gemengde commissie. Opvallend is dat de ambtenaren van Financiën en de vertegenwoordigers van de deelregeringen in deze commissie de meerderheid uitmaken. De deskundigen uit de wereld van de musea en de kunsten moeten het met vier leden opnemen tegen zes collega’s waarvan eenieder met administratieve (en hopelijk niet met politieke) marsorders aan het debat deelneemt. Dat belooft spannend te worden. Temeer daar de commissie een administratiefrechtelijk karakter heeft. Zij is dus gebonden door alle principes van gelijkheid, openbaarheid, non-discriminatie, motivatieplicht enzovoort.
Hoogdringend. Er is nog iets dat een belletje doet rinkelen. De nieuwe regeling werd twee jaar geleden door het parlement goedgekeurd. De koning moest daarna nog uitvoeringsbesluiten nemen en de inwerkingtreding vastleggen, maar was blijkbaar niet gehaast. Enkele maanden geleden is alles plots in een stroomversnelling gekomen. Zodanig zelfs dat de minister van Financiën het wegens ‘hoogdringendheid’ onmogelijk achtte om de Raad van State nog om advies te verzoeken bij het ontwerp van Koninklijk Besluit waarbij de uitvoeringsmodaliteiten en de inwerkingtreding moesten worden vastgelegd.
Fiscale regels komen dikwijls tot stand op basis van concrete dossiers. Vraag is dus ‘wie’ met kunstwerken van niet-internationale faam aan de deur van de minister heeft aangeklopt.
Jan Van Dyck
De nieuwe regeling staat open voor kunstwerken waarvan het absoluut zeker is dat niemand in het buitenland enige interesse zal hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier