Samen wonen, samen erven
U woont samen met uw partner en hebt een woning in Anderlecht? Verhuis, vóór u het loodje legt, naar een Vlaamse gemeente. In Vlaanderen zijn de successierechten voor samenwonenden gelijkgesteld met die voor gehuwden. Dat scheelt een slok op de borrel van uw nabestaanden.
Ervende samenwonenden zijn niet langer fiscale paria’s in Vlaanderen. In het Belgisch Staatsblad van 11 januari 2001 verscheen het Vlaamse decreet waarbij het verlaagde successietarief voor echtgenoten sinds 1 januari 2001 ook van toepassing op samenwonenden is (zie tabel 1: Successierecht voor samenwonenden).
Sinds 1 januari 1998 bestond voor samenwonenden al een bijzonder tarief voor successierechten, toen met een minimum van 10%. Voor erfdelen boven de 5 miljoen frank vigeerde een tarief van 50%. Deze innovatie was in zoverre uniek dat zij enkel bestond voor nalatenschappen opengevallen in het Vlaams Gewest. Dat betekent dat de overledene zijn laatste hoofdverblijfplaats in het Vlaams Gewest had, wat een territoriale afbakening impliceert.
In het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Brussel hoofdstad en zijn 19 randgemeenten) kent men op dit ogenblik nog geen bijzonder tarief voor samenwonenden. Dat betekent dat voor onze samenwonende zuiderburen het minimumtarief voor successierechten nog steeds 30% bedraagt. Op de schijf boven 7 miljoen geldt daar een tarief van 80%.
Om uit te maken welke successieregeling moet worden toegepast, zal men nagaan waar de overledene zijn laatste hoofdverblijfplaats had. Dat is niet noodzakelijk zijn woonplaats. In beginsel moet het hoofdverblijf blijken uit de inschrijving van de erflater in het bevolkingsregister. Maar in fiscale materies is dat geen absolute regel. Mocht uit bepaalde omstandigheden blijken dat de overledene gedurende de hele week met zijn levenspartner en kinderen in Luik verbleef om er zijn beroep uit te oefenen terwijl hij in de bevolkingsregisters van Knokke was ingeschreven, dan valt de nalatenschap open in het Waals Gewest.
De pastoor en zijn meid
Wie komt nu juist in aanmerking voor de gelijkschakeling tussen echtgenoten en samenwonenden op het vlak van successierechten? Eerst en vooral zijn dit de ‘wettelijk samenwonenden’ (zie kader: Samenwonen en samenwonen is twee). Zij hebben hiertoe een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals bepaald in de federale wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning. Als men niet voldoet aan het begrip ‘wettelijk samenwonen’ – er werd bijvoorbeeld geen verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd of het samenwonen is niet beperkt tot een tweerelatie – dan kunnen de erfgerechtigden toch nog van het verlaagde tarief genieten. Immers, in tegenstelling tot het huwelijksleven en de federale wet van 23 november 1998 hoeft het samenwonen in de context van het Vlaamse successierecht niet tot twee personen beperkt te zijn. Zo kunnen broers en zussen die in de ouderlijke woning blijven wonen, vrienden en vriendinnen die bij wijze van kostendeling samenwonen, studenten die een gemeenschapshuis huren, een ouder met een nog inwonend volwassen kind, de pastoor en zijn meid, zelfs een kloostergemeenschap, al van deze nieuwe tarieven genieten.
In dit geval moet tot een dubbele bewijslast worden overgegaan: ten minste één jaar ononderbroken met de erflater hebben samengewoond en er een gemeenschappelijke huishouding mee hebben gevoerd. Een inschrijving in het bevolkingsregister op hetzelfde adres kan als bewijs dienen. Andere elementen die tot bewijs kunnen dienen zijn: betalingsbewijzen, kostennota’s, facturen, gemeenschappelijke bankrekeningen. Ook het samenlevingscontract en de eigendomstitel van het aangekochte zijn afdoend bewijs. Het loutere samenwonen is dus niet onvoldoende. Er moet met de erflater een gemeenschappelijke huishouding worden gevoerd, wat een actieve deelname impliceert. Inwoners van een rusthuis lijken dan ook uitgesloten. Zij wonen weliswaar samen, maar door het vooruitbetalen van een maandelijks pension voor hun onderhoud en verzorging door het verplegend personeel voeren zij echter geen gemeenschappelijke huishouding.
Roerend en onroerend
De gelijkschakeling heeft niet alleen betrekking op het tarief maar ook op de afzonderlijke belasting op de nalatenschap van de roerende en onroerende goederen. Voor het onderscheid tussen deze twee categorieën van goederen moeten we teruggrijpen naar de algemene bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Zo zal men in een en dezelfde nalatenschap een onderscheid moeten maken tussen enerzijds de bouwgrond en het woonhuis en anderzijds de meubels, voertuigen, effecten en de handelszaak. De opsplitsing van de roerende goederen kan zelfs nog verder gaan. Onder bepaalde voorwaarden wordt het successietarief voor het vererven van familiale ondernemingen en aandelen in Vlaanderen op 0% teruggebracht, zelfs als de rechtverkrijgende een samenwonende is. Uit wat voorafgaat blijkt dat fiscaal het netto-erfdeel van de langstlevende partner kan zijn samengesteld uit drie soorten goederen: een familiale onderneming of aandelen, ‘andere’ roerende goederen en onroerende goederen.
Bonussen
Door de gelijkschakeling met echtgenoten worden de nog bestaande schulden en de begrafeniskosten bij voorrang aangerekend op de roerende goederen (en desgevallend eerst op de familiale onderneming of aandelen) en tot slot op de onroerende goederen als er nog schulden overblijven. Van deze prioritaire aanrekening wordt afgeweken als men het bewijs kan leveren dat de schulden specifiek werden aangegaan om bijvoorbeeld onroerende goederen te verkrijgen of te behouden. In dat geval kan het nog openstaande saldo van de hypothecaire schuld rechtstreeks op het woonhuis worden aangerekend.
Voorts kunnen de samenwonenden een belastingkrediet genieten. Op voorwaarde dat zijn netto-erfdeel in totaal niet meer dan 2.000.000 frank bedraagt, krijgt de erfgenaam een vermindering van 20.000 frank op de successierechten die hij moet betalen. Deze vermindering is degressief. Om het bedrag ervan te bepalen moet men 20.000 frank vermenigvuldigen met de coëfficiënt die door de volgende formule wordt verkregen: 1 – (erfdeel/2.000.000 frank). Bovendien zijn er bijkomende verminderingen. Voor de kinderen (zij die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt op de datum van overlijden) is er een vermindering van 3000 frank per volledig jaar dat nog moet verlopen tot de leeftijd van 21 jaar. Voor de overlevende samenwonende (partner) is de bijkomende vermindering gelijk aan de helft van de bijkomende vermindering die de gemeenschappelijke kinderen genieten. In tegenstelling tot de eerste vermindering is de bijkomende vermindering van 3000 frank ook van toepassing als het netto-erfdeel meer dan 2.000.000 frank bedraagt.
Voorbeeld
Veronderstel een samenwonend koppel (zonder kinderen of andere erfgenamen) waarbij elk van hen in het voordeel van de andere een testament voor het grootst beschikbare deel heeft opgemaakt. Een van beiden overlijdt. Als gevolg van de testamentaire beschikking waarbij de overlevende partner de nalatenschap van de andere partner erft, zullen er successierechten verschuldigd zijn.
Het actief van de nalatenschap omvat: een woonhuis, geschat op 3.000.000 frank, en financiële tegoeden van 2.100.000 frank. Het passief bedraagt 100.000 frank. Het netto-actief is dus 5.000.000 frank waard.
Situatie 1: de overledene had zijn laatste hoofdverblijfplaats in het Waals Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In dat geval zijn de volgende tarieven van successierechten van toepassing. In deze gewesten bestaat er nog geen bijzonder tarief voor samenwonenden, zodat die hier onder de categorie ‘anderen’ ressorteren. De te betalen successierechten zijn in deze situatie gelijk aan 2.625.000 frank (zie tabel 2).
Situatie 2: de overledene had zijn laatste hoofdverblijfplaats in Vlaanderen en het overlijden had plaats voor 1 januari 2001.
We veronderstellen dat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan om het verlaagde tarief te kunnen genieten. Rekening houdend met de bestaande verwantschap tussen beide partners moeten de volgende tarieven van de successierechten worden toegepast. De belastbare grondslag bedraagt in dit geval 5.000.000 frank. In dit geval moet 1.000.000 frank successierechten worden betaald (zie tabel 3).
Situatie 3: de overledene had zijn laatste hoofdverblijfplaats in Vlaanderen en het overlijden had plaats na 1 januari 2001.
De samenstelling van de netto belastbare grondslag geschiedt als volgt. De nalatenschap wordt in twee delen gesplitst. Eerst wordt het passief (100.000 frank) op het roerend gedeelte (2.100.000 frank) aangerekend, zodat het netto roerende gedeelte van de nalatenschap gelijk is aan 2.000.000 frank. De te betalen successierechten bedragen op het roerende gedeelte dus 60.000 frank of 3% op 2.000.000 frank (zie tabel 4).
Wat betreft het onroerende gedeelte is de belastbare grondslag gelijk aan 3.000.000 frank. Daarop zijn in totaal 150.000 frank successierechten verschuldigd (zie tabel 5).
In dit concrete geval geniet de overlevende partner geen belastingkrediet omdat zijn netto-erfdeel meer dan 2 miljoen frank bedraagt. In totaal is hier dus 210.000 frank aan successierechten verschuldigd. Dat is een aanzienlijke verbetering in vergelijking met de vorige Vlaamse situatie (bonus van 790.000 frank) en een hemelsbreed verschil met de federale situatie (bonus van 2.415.000 frank).
Anders gezegd: wonen in Dilbeek of in het aangrenzende Anderlecht kan bij een overlijden ernstige gevolgen hebben.
Testament blijft vereist
Men mag evenwel niet vergeten dat het opstellen van een testament voor sommige samenwonenden een noodzaak zal blijven. Broers en zussen hoeven niet noodzakelijk een testament op te maken, als zij geen kinderen of ouders nog in leven hebben. Krachtens het erfrecht erven ze van elkaar. Voor samenwonende partners zonder enige bloedverwantschap is dat anders. Buiten de vereiste tot het wettelijk of feitelijk samenwonen moeten zij ook een testament hebben opgesteld. Op dit punt is het erfrecht nog niet aangepast voor samenwonenden. Voorts mag men niet uit het oog verliezen dat een testament steeds eenzijdig herroepbaar is, wat niet altijd tot rechtszekerheid leidt.
De auteur is professor aan de Fiscale Hogeschool en estate consultant.
Jos Ruysseveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier