‘s Werelds machtigste advocate
Christine Lagarde is de machtigste vrouw in de wereld van de advocatenkantoren. Als managing partner leidt ze Baker & McKenzie met succes door de economische crisis. En pleit tussendoor voor de vervrouwelijking van het beroep van zakenadvocaat.
Een Frans staatsburger aan het hoofd van een Amerikaans advocatenkantoor? Het lijkt wel een contradictio in terminis. Nog opmerkelijker: Baker & McKenzie, de lawfirm met het grootste aantal medewerkers wereldwijd, wordt bestuurd door een vrouw. De 46-jarige Christine Lagarde leidt het kantoor met meer dan 3200 advocaten in 36 landen vanuit de Franse hoofdstad.
Met succes. Terwijl heel wat zakenadvocaten vandaag vechten voor omzet, liet Lagarde de inkomsten van haar kantoor de voorbije vier jaar groeien met 30 % tot 1,13 miljard euro. Niet voor niets plaatst The Wall Street Journal haar in de topvijf van ‘s werelds machtigste zakenvrouwen.
Geen toeristen
Wij zijn geen toeristen, is het motto van Lagarde, die 80 % van haar werktijd buiten Parijs spendeert. “Een loodgieter kan over de grenzen heen zijn beroep uitoefenen. Een advocaat in den vreemde is meestal een toerist. Hij kan met zijn rechtendiploma immers niets aanvangen omdat het botst op buitenlandse rechtsregels en gebruiken. Baker & McKenzie-advocaten kunnen ondernemers wél helpen, omdat ze een professionele en persoonlijke band hebben met de confraters binnen het kantoor in het buitenland.”
Trapt Lagarde een open deur in? Andere grote advocatenkantoren zoals Allen & Overy, Linklaters, Clifford Chance, Freshfields en Cleary Gottlieb leveren toch ook wereldwijd gestandaardiseerde diensten aan ondernemingen? Baker & McKenzie onderscheidt zich volgens zijn managing partner omdat het al een halve eeuw geleden, als eerste Amerikaans kantoor, vanuit Chicago vestigingen opende om expansiegerichte klanten bij te staan met lokale juridische diensten.
“Onze niche is topadvies in lokaal recht,” poneert Lagarde. “Andere kantoren profileren zich vanuit Wall Street of de Londense City met een soort van virtueel, Angelsaksisch geïnspireerd advocatenrecht. Ik geloof er niet in.”
Lagarde doelt op de juridische regels die lawfirms uitschrijven bij beursintroducties, fusies, overnames of andere ondernemingsdossiers. “Deze advocaten lanceren hún regels aan de hand van dikke handboeken,” redeneert de juriste. “We zien echter dat de overheid steeds meer haar plaats opeist als regelgever, zoals blijkt uit de recente Amerikaanse voorstellen inzake behoorlijk bestuur en de Sarbanes-Oxley Act(nvdr – de Amerikaanse wet uit 2002 die in zware boetes voorziet voor wie knoeit met jaarverslagen). Dit is een goede zaak voor kantoren als het onze. Het vertrouwen tussen ondernemingen daalt en het overheidsingrijpen stijgt, waardoor dossiers complexer worden. Hoe complexer de dossiers, hoe beter voor de advocaten.”
Geen juridische analfabeten
Andere advocatenkantoren lijden momenteel onder de dip in de markt van fusies en overnames, een markt die volgens de gezaghebbende informatiespecialist Thomson Financial dit jaar met 6 % is afgenomen. Baker & McKenzie speelt volgens de gegevens van Thomson amper een rol bij grote internationale deals.
Lagarde: “Ook wij voelen de crisis. Door ons echter te positioneren als bedrijfsadvocaat voor middelgrote en grote ondernemingen, blijven we in deze moeilijke tijden een rol spelen voor transacties, herstructureringen, rechtsgeschillen en dergelijke.”
Verleden jaar slaagde Baker & McKenzie erin om met 6 % te groeien qua omzet. Volgens Koen Vanhaerents, managing partner van Baker & McKenzie in Brussel, blijft ons land dit jaar stabiel. Cijfers wil hij niet noemen, maar volgens een niet betwiste schatting haalt het kantoor met zeventien vennoten een omzet van 20 miljoen euro.
Met een omzet van 1,2 miljoen euro per partner scoort België ruim boven het gemiddelde van 560.000 dollar bij de rest van Baker & McKenzie. Een gewezen partner van het kantoor vreest evenwel dat Belgische bedrijven zullen afhaken op de erelonen van Baker & McKenzie – van 400 tot 500 euro per uur.
Vanhaerents ontkent: “We schikken ons naar de lokale markt met gelijkaardige erelonen als Linklaters De Bandt of Allen & Overy. We spreken in België immers hetzelfde soort cliënten aan: de grote en middelgrote ondernemingen.”
Baker & McKenzie laat zo’n 75 % van de inkomsten voor het lokale kantoor. De rest is bestemd voor gemeenschappelijke investeringen (IT en opleiding, bijvoorbeeld). Toch weegt de centrale structuur niet door op het netwerk. Vanhaerents beklemtoont dat zijn lawfirm lokale kantoren eerbiedigt. “Collega’s van andere kantoren moeten zich meestal schikken naar de commerciële richtlijnen van Londen,” weet hij. ” No way dat Chicago oplegt welke klanten we tegen welke prijzen moeten bedienen.”
Minderverdieners
Het gemiddelde inkomen per partner bij Baker & McKenzie steekt schril af tegen dat van de concurrenten. Bij Skadden Arps, bijvoorbeeld, brengen de partners drie keer zoveel binnen. Zijn competente juristen dus geneigd om bij de concurrentie te starten of over te lopen? En leidt dit tot kwaliteitsverlies?
“We adviseren niet alleen als dit uitzonderlijk veel geld opbrengt,” verweert Christine Lagarde zich. “In dat geval zouden we ons kunnen beperken tot enkele vestigingen in New York, Londen, Frankfurt, Hongkong en een paar grote handelscentra. Voor onze cliënt is ondernemen echter meer dan het heen en weer schuiven van bedrijfsonderdelen – waarbij de advocaten torenhoge erelonen kunnen indienen. Financiële transacties zijn slechts één onderdeel van zijn bedrijf. Wij zijn de advocaat van de industrie, en dus geven we advies over alle aspecten van het ondernemen – ook als dat ons wat minder opbrengt.”
Volgens critici is Baker & McKenzie geen vennootschap van advocaten, maar van kantoren waarvan de kwaliteit sterk verschilt van plaats tot plaats. “Zie ik eruit als een kantoor,” schampert Lagarde, die erop wijst dat zogenaamde transnationale quality audit teams voortdurend de prestaties van de verschillende vakjuristen en medewerkers wereldwijd vergelijken. Zelfs de prestaties van de koffiedames worden gemeten, vergeleken en desnoods bijgestuurd.
Ook in België lijkt er een verschil in aanpak tussen Brussel en het Antwerpse team rond Jan Cerfontaine (ex-Liedekerke), dat verleden jaar overstapte naar Baker & McKenzie. Dit Antwerpse team vloeit voort uit de praktijk rond Hugo Schiltz, die al in de jaren zeventig met managing partner Paul Doevespeck de modernisering inzette.
“De kroon op het werk,” noemt de inmiddels gepensioneerde peetvader van de Antwerpse advocatuur Doevespeck de integratie in Baker & McKenzie. “Lang waren we in Antwerpen de kleine versie van Brusselse kantoren als Loeff en De Bandt. De integratie met Liedekerke liep verkeerd omdat het niet klikte met de confraters in de hoofdstad. Met Baker wel. De integratie betekent wel dat huis-, tuin- en keukenzaken niet meer aan de orde zijn.”
Terwijl de ploeg rond Vanhaerents zich onder meer positioneerde met operaties als de verkoop van het kabelbedrijf Telenet aan Callahan, de delisting van het technologieconcern BarcoNet en de notering van de brouwer Interbrew, was Antwerpen vooral actief met lokale dienstverlening. “Daar is niets verkeerd mee, omdat de Scheldestad nu eenmaal de belangrijkste economische pool is van dit land,” repliceert Vanhaerents. “We vullen elkaar perfect aan.”
Baker & McKenzie zou in die logica inderdaad kunnen profiteren van de expertise van de sinjoren in bank- en financieel recht ( Argenta en ING zijn cliënten), ICT ( Mobistar), milieu- ( Vlaamse Milieuholding) en bouwdossiers ( Dredging). Ook Total, de NMBS, TUI/JetAir en BASF zijn klanten van Antwerpen.
Amerikaanse onvrede?
Behalve van de lokale markt krijgt Baker & McKenzie ook opdrachten via Chicago. Als Sony, Bank Of America, BP Amoco of Disney een probleem in Brussel hebben, komen ze bij Vanhaerents over de vloer.
Dat uitgerekend een Française tot managing partner van Baker & McKenzie werd verkozen, schrijft Lagarde toe aan de geheel eigen cultuur van haar bedrijf.
“Het verschil met andere lawfirms is net de aanvaarding van de verschillen: die tussen culturen, specialiteiten en rechtssystemen,” weet ze. “Het maakt dus niet uit of een man of vrouw, een blanke of zwarte, een katholiek of een jood dit bedrijf leidt, als de kwaliteiten er maar zijn. Alleen zo kan je een wereldwijde lawfirm zijn zonder een dominante cultuur. Britse concurrenten zeggen ook dat ze internationaal opereren, en als bewijs noemen ze enkele buitenlandse partners in hun bestuursraad. Bij ons zijn niet-Amerikanen in de meerderheid. Traditionele kantoren zouden het misschien wat moeilijker hebben als hun bedrijf door een Europeaan werd geleid. Vergeet ook niet dat Europa voor Baker & McKenzie de grootste markt is, met 42 % van de totale omzet. Bij ons is er geen cultuur van grijze maatpakken.”
Deze cultuur zet zich ook door bij de advocaten. Het is niet ongewoon dat een medewerker gedurende een periode halftijds werkt of enkele maanden vrijaf neemt om te studeren – dikwijls op kosten van het kantoor. Lagarde: “We hebben een hoge arbeidsethiek, maar we verwachten niet dat de medewerkers zich dood werken. Ook maken we de mensen niet hoorndol met keiharde criteria inzake te factureren uren per partner. Er zijn richtlijnen, maar een Brusselse confrater declareert nu eenmaal minder uren dan een Amerikaanse. Waarom? Omdat een Amerikaan al factureert vanaf het moment dat hij aan een cliënt denkt.”
Vrouwen aan de balie
Is deze culturele aanpak de reden dat Lagarde zelf voor Baker & McKenzie koos? En dat een vrouw managing partner kon worden?
“Ik ben geen held en mijn kinderen vinden me waarschijnlijk geen perfecte moeder,” redeneert ze. “Lang heb ik getwijfeld of ik magistraat zou worden, omdat dit beroep combineerbaar is met een gezin en zekerheid biedt. Dat is niet het geval bij de meeste advocatenkantoren. Hier doen we ons best om die combinatie mogelijk te maken.”
Lagarde beschouwt zich als een rolmodel. Zij betreurt dat te weinig vrouwelijke advocaten doorstoten naar de top. De reden daarvoor is niet alleen haar streven naar gelijkheid, maar ook naar kwaliteit. “Bepaalde onderhandelingskwaliteiten worden nu eenmaal sneller met vrouwen dan met mannen geassocieerd,” stelt ze. “Het klinkt banaal, maar het is een feit: vrouwen luisteren beter, bereiken sneller een consensus en zijn wegens hun lage testosterongehalte minder arrogant. Dat professionalisme beïnvloedt de onderhandelingssfeer.”
Arrogantie en machogedrag zijn toch geen kwaliteiten die van een man een goede advocaat maken. Waarom raken er dan zo weinig vrouwen aan de top van de kantoren? “Je hebt volkomen gelijk,” antwoordt ze. “In de praktijk zijn onze cliënten meestal erg tevreden over de vrouwelijke advocaat. Zij hebben – meer dan mannen – aandacht voor de reële wens van de klant: een oplossing. Misschien zijn ze niet de luidste schreeuwers om hun grote gelijk te bewijzen in een rechtbank of tijdens een onderhandeling. (lacht) Dus bestaat de oplossing erin om een discussie te laten voeren door de empathische vrouw tot het ogenblik dat er nood is aan geroep en getier. Dan brengen we onze mannelijke advocaten binnen!”
Hans Brockmans n
“Vrouwen luisteren beter, bereiken
sneller een consensus en zijn wegens hun lage testosterongehalte minder arrogant.
Dat professionalisme beïnvloedt
de onderhandelingssfeer.””Het vertrouwen tussen ondernemingen daalt en het overheidsingrijpen stijgt, waardoor dossiers complexer worden. Hoe complexer de dossiers,
hoe beter voor de advocaten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier