Rijst Verwilghen uit zijn as?
Minister van Justitie Marc Verwilghen ( VLD) staat op het punt om geschiedenis te schrijven. Tenminste als zijn kabinet de Phenix-informatisering op het goede spoor zet (zie blz. 64). Slaagt hij er niet in, dan zal het juridische wereldje hem herdenken zoals het hem ervoer bij de start: een ietwat naïeve dorpspoliticus wiens rechts-populistische ideeën niet worden omgezet in wetten wegens een politiek gewicht dat recht evenredig is met zijn electorale score.
Verschillende initiatieven van deze Witte Ridder werden gesmoord in de cenakels van zijn departement. De rechtbanken negeerden het snelrecht, want dat bleek overbodig. De verlenging van de verjaringstermijnen resulteerde in een conflict met Europa. De wet- Franchimont (geschreven op maat van de slachtoffers) bleek achteraf een miskleun, omdat het werk van de onderzoeksrechters er onaanvaardbaar onder leed en de wet in de kaart van misdadigers speelt. Het klopt misschien dat Verwilghen, zoals zijn woordvoerder trots laat weten, “de meeste wetten liet maken van de hele regering”, maar de perceptie is anders – vooral over de kwaliteit van dit werk. Verwilghen lijkt op een politieke komeet, die met veel vertoon verscheen om snel uit te doven.
En toch. Zijn kabinet heeft intussen begrepen dat het loont te werken mét en niet boven de administratie en de magistratuur. Deze bijsturing wordt vooral in de hand gewerkt door twee medewerkers uit de privé-sector. Als Phenix volgens plan verloopt, neemt ons land het Europese voortouw op het vlak van de moderne invulling van het gerecht. De papierwinkel zal afnemen, de communicatie tussen interne en externe actoren verbetert en de verwerking van burgerlijke en strafrechtelijke gegevens verloopt dan sneller. Het informaticasysteem vormt dan de basis voor een gegevensbank voor ondernemingen (de Kruispuntbank), een beslagregister en een modern correctioneel bestand – een pijler voor de administratieve vereenvoudiging die de regering wil doorvoeren.
Twee elementen dreigen de hervorming te doen mislukken. Primo: het lagere personeel van de hoven en rechtbanken is niet in staat of soms ronduit onwillig het tempo te volgen. De griffies waren de voorbije jaren een vergaarbak voor politieke benoemingen. Hun kennis van informatica grenst soms aan nul. De magistraat-korpsoverste heeft geen enkele greep op dit personeel, dat afhangt van de hoofdgriffier. Hij kan zijn personeel dus niet dwingen om te veranderen, laat staan dat deze vaste benoemingen in aanmerking komen voor ontslag. Ook heeft de korpsoverste als ‘manager van de rechtbank’ niet de financiële autonomie om deze tendens om te buigen met investeringen in mensen of machines.
Secundo: de hervorming moet worden gesteund door concurrerende politici. Zullen de administraties van andere ministers (Financiën en Economische Zaken) bijbenen om ze mogelijk te maken? Terecht maakt de premier hier een punt van. Ook is het twijfelachtig of de omscholing van het personeel van Justitie mogelijk is binnen het budget van Phenix (24 miljoen euro). Een ‘afkoop’ van de hervorming, zoals die gebeurde bij de totstandkoming van de federale politie, is uiteraard niet aangewezen. Toch moet de modernisering van het gerecht gepaard gaan met een (financiële) ondersteuning van het menselijk kapitaal, zeker van het lagere en het middenkader.
Of Verwilghen hiervoor steun vindt bij de andere ministers, lijkt onzeker. Een mislukking van dit project komt enkele liberale toppolitici misschien goed uit. Toch heeft hij één troef: zijn falen zou meteen een smet werpen op de hele regering- Verhofstadt. Wordt de creatie van de modelstaat België dan een opdracht voor de volgende regering- Michel?
Hans Brockmans [{ssquf}],
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier