Rendement is niet alles

De financiële crisis heeft de rendementen van levensverzekeringen doen kelderen. Maar die producten hebben nog veel andere troeven. “Laat ons terugkeren naar onze kernactiviteit: de prestaties van de sociale zekerheid in gezondheidszorg en pensioenen aanvullen.”

De levensverzekeraars beleven moeilijke tijden. De financiële crisis heeft de rendementen van hun producten doen kelderen. Maar levensverzekeringen hebben meer te bieden dan alleen een gewaarborgd rendement, ze komen ook tegemoet aan een reeks behoeftes van de verzekerden. Naar aanleiding van de uitreiking van de Decavi Levensverzekeringstrofeeën voor de beste levensverzekeringsproducten bracht Trends zeven prominente vertegenwoordigers van de sector bij elkaar voor een rondetafelgesprek over de levensverzekering van de toekomst.

KARCHER. “Ja. Maar we mogen ons niet blindstaren op het gewaarborgde rendement. We moeten er alles aan doen om de waarborgen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of zorgbehoevendheid te optimaliseren. Toch blijft het rendement in de ogen van de verzekerden belangrijk, vooral op korte termijn.”

DEPAEMELAERE. “De langetermijnrente zal nog dalen en op een laag niveau blijven. Alle aandacht gaat naar de problemen van de banksector. Het metier van de verzekeraar staat daardoor onder druk. De Solvency II-regels, die het eigen vermogen van de verzekeraars beter willen afstemmen op het risicogehalte van hun activiteiten, bieden geen mogelijkheid om hogere gewaarborgde rendementen te geven. De verzekeraars moeten producten aanbieden die minder kapitaal verslinden, zoals levensverzekeringen gekoppeld aan beleggingsfondsen, contracten met periodieke premies – en niet langer met eenmalige premies – en traditionele zorg- en pensioencontracten.”

ROBYNS. “Solvency II maakt het de verzekeraars bijzonder lastig. Het is moeilijk nog in aandelen te beleggen en hoge gewaarborgde rendementen te bieden. Investeren in obligaties met een hoge rating – en dus een lager rendement – lijkt onvermijdelijk.”

DE BAETS. “De sector heeft jarenlang vooral ingezet op kapitalisatieproducten met een hoog rendement en daarmee de spaarproducten van de banken beconcurreerd. Laat ons terugkeren naar onze kernactiviteit: de prestaties van de sociale zekerheid in gezondheidszorg en pen-sioenen aanvullen. Een persoon van 65 heeft een levensverwachting van zeventien à twintig jaar, veel meer dan twintig jaar geleden. Gepensioneerden leven langer, maar dat betekent niet noodzakelijk dat ze langer gezond blijven. Dat creëert nieuwe behoeftes en brengt extra kosten met zich. Verzekeraars moeten engagementen op zeer lange termijn naleven – daarin zit het verschil met bankiers. Het gewaarborgde rendement zou dus niet de hoogste prioriteit mogen zijn.”

VAN DEN EYNDE. “Vergeleken met de buurlanden zijn onze gewaarborgde rendementen zo slecht nog niet. De nieuwe rendementen die de meeste groepsverzekeraars aanbieden, behoren zelfs tot de beste. Maar het beroep van de verzekeraar bestaat erin de verzekerden oplossingen te bieden voor hun behoeftes, en vooral voor de zorg.”

ROBYNS. “Het gewaarborgde rendement heeft een kostprijs voor de verzekerde. Daar is hij zich niet altijd van bewust. De rendementen die de wet op de bedrijfspensioenen oplegt, zijn te hoog. Als de verzekeraar niet meer kan volgen, zal de werkgever moeten bijspringen. Dat kan onhoudbaar worden. Om die reden heeft Assuralia aan de alarmbel getrokken.”

Moet de verzekeringssector geen producten aanbieden die gekoppeld zijn aan de levenscyclus van de verzekerde?

DEPAEMELAERE. “Ja, de behoeftes van verzekerden veranderen tijdens hun leven. Er moet dus een groter aanbod komen van lifecycleproducten, die een individu in de loop van zijn leven volgen.”

DE BAETS. “Tot op heden hebben we altijd kapitaal en rentes uitgekeerd. We moeten in de toekomst ook prestaties in natura, zoals zorgverlening, toevoegen als aanvulling van de financiële uitkeringen.”

BRISACK. “Op 65 jaar loopt een groepsverzekering af en stort de verzekeraar het kapitaal aan de verzekerde, die het op de bank zet. Die klant is verloren voor de verzekeraar. Toch zou die hem nog heel wat diensten kunnen leveren, bijvoorbeeld voor medische zorg. Weet u dat de gemiddelde kostprijs van de gezondheidszorg 2000 euro per jaar bedraagt voor een 50-jarige en bijna 8000 euro voor een 80-jarige?”

ROBYNS. “In België hebben levensverzekeringen nog een groot potentieel. Volgens de OESO bedraagt de huidige vervangingsratio – de verhouding tussen het laatste loon en het pensioen – gemiddeld 40 procent. Dat is te weinig, vooral omdat voor de hogere inkomens het percentage nog veel lager is. In Nederland loopt het op tot bijna 80 procent.”

Zorgverzekeringen bieden een antwoord aan de behoeftes van de vergrijzing. Verzekeraars bieden die niet aan. Waarom niet?

ENGELEN. “Er is een wettelijk keurslijf dat de verzekeraar verbiedt volledig tegemoet te komen aan de behoeftes van de verzekerden. Een typisch geval is de lijf-rente.”

KARCHER. “We kunnen het solidariteitsprincipe tussen de verzekerden laten spelen. Maar het is de vraag tot welk punt de verzekerden daartoe bereid zijn. Sommigen willen geen premie betalen voor een risico dat hen weinig of niet aanbelangt.”

BRISACK. “Naarmate mensen ouder worden, hebben ze meer zorg nodig en verliezen ze een deel van hun autonomie. De verzekeraars moeten daar een maatschappelijke rol spelen. Als de Belg niet gevoelig is voor dat thema, is dat de schuld van de verzekeraars, die er niet genoeg over communiceren. In Vlaanderen is de Vlaamse Zorgkas het begin van een oplossing. Men zou kunnen overwegen aan die behoeftes te voldoen via het wettelijk pensioen.”

KARCHER. “En zelfs via de tweede pensioenpijler, de pensioenen gefinancierd door de werkgevers.”

ENGELEN. “De kostprijs van een zorgverzekering is te hoog. Voor oudere mensen, die in de nabije toekomst mogelijk behoefte hebben aan zorg, is de prijs allesbehalve aantrekkelijk, tenzij de overheid er fiscale stimuli voor geeft. Voor jonge mensen is de prijs wel aantrekkelijk, maar ze vinden zo’n verzekering geen prioriteit. Zo beland ik terug bij het solidariteitsprincipe dat in zo’n geval zou moeten spelen. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om de vergrijzingsproblemen op te lossen.”

DE BAETS. “De publieke sector zal die kosten voor de hele bevolking niet kunnen dragen. De pensioenen kosten al 10 procent van het bruto binnenlands product. Hetzelfde geldt voor de gezondheidszorg. Het wordt zwaar. De eerste pensioenpijler zal voor sommige categorieën van mensen ongetwijfeld versterkt moeten worden, en er zullen alternatieven en aanvullingen moeten worden ontwikkeld voor de andere. Daarvoor zal synergie tussen de overheid en de privésector nodig zijn.”

Het metier van de verzekeraar is dus aan het evolueren.

DEPAEMELAERE. “De wettelijke regels en de kapitaalschaarste dwingen ons na te denken over onze activiteiten. We moeten oplossingen vinden die verder gaan dan alleen een hoog gewaarborgd rendement geven. Verzekeraars zullen creatiever moeten zijn om tegemoet te komen aan de behoeftes van hun klanten. Dat kunnen ze bijvoorbeeld door zorg- en pensioenproducten op de markt te brengen.”

DE BAETS. “Ik denk dat het veranderingsproces al enige tijd aan de gang is. We spelen al veel meer in op de behoeftes en de verwachtingen van klanten.”

KARCHER. “In deze crisistijden zijn we te veel assetmanagers geworden.”

VAN DEN EYNDE. “De verzekeraar moet meer veiligheid bieden en formules met een gewaarborgd en een niet-gewaarborgd rendement mengen. Formules die een tak21-levensverzekering met een gewaarborgd rendement combineren met een tak 23-levensverzekering gekoppeld aan een fonds, zijn interessant voor verzekerden.”

LAURENT FEINER

“Gepensioneerden leven langer, maar dat betekent niet noodzakelijk dat ze langer gezond blijven. Dat creëert nieuwe behoeftes en brengt extra kosten met zich”

“Verzekeraars moeten engagementen op zeer lange termijn naleven – daarin zit het verschil met bankiers”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content