REKORDAANTAL FAILLISSEMENTEN
In 1994 gingen in België bijna 6400 ondernemingen failliet. Dat was 3,8 % meer dan in 1993. Ondanks de relatief sterke ekonomische herleving werd daarmee in absolute aantallen een nieuw rekord gerealizeerd. Toch is het niet ongewoon, dat tijdens het eerste jaar na een recessie het aantal faillissementen blijft toenemen. Ook in voorgaande konjunktuurcycli is dat gebeurd. In het jaar volgend op de (groei-)recessie van 1966 nam het aantal faillissementen zelfs nog met ruim 20 % toe. In het eerste jaar van de heropleving na de ekonomische terugval als gevolg van de olieschok van 1973 groeide het aantal faillissementen nog met 7,6 % en in 1982 bedroeg de toename circa 2,5 %.
Bijgevoegde grafieken illustreren anderzijds dat de band tussen de konjunktuur en het verloop van de faillissementen niet altijd even eenduidig is. Zoals verwacht, neemt tijdens recessiejaren het aantal faillissementen fors toe. Opvallend is dat sinds de jaren zestig deze toename telkens ongeveer even groot is geweest, namelijk een kleine 20 %. Ook in periodes van relatief sterke ekonomische groei of hoogkonjunktuur loopt het aantal faillissementen evenwel soms (fors) op. Dat was bijvoorbeeld het geval in de jaren zeventig en aan het einde van de jaren tachtig. Dit wijst op andere belangrijke oorzaken van faillissementen.
Zo weerspiegelt de forse, trendmatige toename van het aantal faillissementen in de jaren zeventig de herstruktureringsgolf naar aanleiding van de oliekrisissen en de ontwrichting van de Belgische ekonomie. Voor het einde van de jaren tachtig biedt het hoge aantal nieuwe ondernemingen in het toenmalige gunstige konjunktuurklimaat een verklaring. Onderzoek wijst immers uit dat de faillissementsgraad bij jonge bedrijven aanzienlijk hoger ligt dan het gemiddelde. In de periode 1978-1988 was ongeveer de helft van het aantal gefailleerde ondernemingen jonger dan vijf jaar.
In het algemeen speelt een recessie ten aanzien van een faillissement slechts de rol van de druppel die de emmer doet overlopen. Meestal is de oorzaak van bedrijfsinterne aard. Onderkapitalizatie is daarbij de grootste boosdoener. Hoewel een faillissement zijn onmiddellijke aanleiding vindt in een likwiditeitsprobleem, is de likwiditeitsratio doorgaans geen goed voorspeller van een nakend faillissement. Vaak worden immers feitelijk illiquide middelen, zoals onverkoopbare voorraden of dubieuze klantenvorderingen, ten onrechte bij de vlug realizeerbare ondernemingsactiva geteld. Wel relevant is daarentegen de solvabiliteit of het aandeel van het eigen, niet-opeisbare vermogen in het totale ondernemingsvermogen. Bij een te hoge schuldfinanciering kan de financieringslast een onderneming al gauw in ademnood brengen als de inkomsten plots terugvallen of de rente stijgt. Bij jonge ondernemingen vloeit het gebrek aan eigen middelen dikwijls voort uit een te sterke aktiviteitsgroei, waarvoor onvoldoende eigen middelen kunnen worden aangetrokken of gegenereerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier