REGIONALE KONJUNKTUUR
Blijkens de industriële produktiecijfers, die vooralsnog slechts tot april 1994 beschikbaar zijn, was de voorbije recessie niet even ingrijpend in de verschillende landsgedeelten. De totale industriële produktie exclusief de bouw daalde in 1993 met 5,2 %. In Vlaanderen bedroeg de daling echter slechts 1,7 %, tegen 6,2 % in Wallonië en liefst 16,9 % in Brussel. In het eerste kwartaal van 1994 veerde de produktie terug op en lag zij over het hele land 3,8 % hoger dan in het laatste kwartaal van 1993. De heropleving was iets krachtiger in Wallonië dan in Vlaanderen : de industriële produktie steeg er met 4 % ten opzichte van het laatste kwartaal van 1993, tegenover 3,4 % in Vlaanderen en 1,5 % in Brussel. Dat ook in de recentere maanden het herstel in Wallonië wellicht iets sterker was dan in Vlaanderen, blijkt uit het feit dat de syntetische konjunktuurcurve van de Nationale Bank in de verwerkende nijverheid in 1994 sterker steeg in Wallonië dan in Vlaanderen, nadat zij er in 1993 ook sterker was gedaald (zie grafiek). In dezelfde richting wijst de evolutie van de industriële kapaciteitsbezettingsgraad. Deze viel in Vlaanderen en in Wallonië terug tot respektievelijk 75,5 % en 67,7 % in het vierde kwartaal van 1992. Sindsdien klom zij in Vlaanderen met 5 procentpunten tot 80,5 % en in Wallonië met bijna 11 procentpunten tot 78,6 % in het derde kwartaal van 1994. Daardoor steeg de kapaciteitsbezetting in Wallonië op minder dan twee jaar tijd van een historisch dieptepunt naar een historisch hoogtepunt.
De forse ommekeer van de kapaciteitsbezetting komt opvallend vroeg in het ekonomisch herstel. Zij houdt vermoedelijk niet alleen verband met de heropleving van de aktiviteit, maar ook met het feit dat de produktiekapaciteit meer dan tijdens vorige cycli door bedrijfsrationalizaties werd afgebouwd. Daarvan getuigt onder meer het rekordaantal faillissementen in 1993 en 1994. Dit fenomeen deed zich ook voor in andere industrielanden en was in België waarschijnlijk meer uitgesproken in Wallonië dan in Vlaanderen. De grotere afbouw van produktiekapaciteit betekent in samenhang met een iets krachtiger ekonomisch herstel dat de produktiviteit in Wallonië de voorbije maanden sterker steeg dan in Vlaanderen. De keerzijde hiervan is dat de werkloosheid er minder gunstig dan in Vlaanderen evolueerde. In Vlaanderen is het aantal niet werkende werkzoekenden (exclusief de ouderen van meer dan 55 jaar) immers al sinds de zomer van 1994 beginnen dalen, terwijl het in Wallonië en in Brussel nog licht bleef stijgen. Het cyclisch hoogtepunt van de werkloosheid lag in 1994 in Vlaanderen overigens lager dan het gemiddelde niveau van 1985, in Wallonië en Brussel daarentegen lag dit respektievelijk 26 en 18 % hoger (zie grafiek). Eén en ander suggereert dat de strukturele werkloosheid in Vlaanderen de jongste jaren is gedaald en in de andere regio’s is blijven toenemen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier