Referendum Quebec. Kiezen of delen
Momenteel kent Canada voor de zoveelste keer separatistische strubbelingen in Québec. De Franstalige provincie stemt in de herfst over haar onafhankelijkheid. Hoewel de onzekerheid groeit, handhaaft de Québecse ekonomie zich behoorlijk. Maar waar blijven de Belgen ?
Locatie : Montréal, Québec.
In de herfst organizeert de regering van Québec een referendum over de onafhankelijkheid van de Canadese provincie, een Franstalige enclave in Noord-Amerika. De zakenwereld reageert koeltjes op de politieke strubbelingen. “Het is weer zover, ” zucht Luc Bertrand, topman van Ackermans & van Haaren, één van de weinige Vlaamse bedrijven die aanwezig is in Québec (via een participatie in Consumers Distributing-Distribution aux Consommateurs). “Om de zoveel jaar keert de separatistische beweging terug als destabilizerende faktor. Je leert ermee leven, maar deze permanente politieke druk is hoe dan ook slecht voor de zaken. “
Het referendum is het resultaat van de verkiezingsoverwinning van de Parti Québécois (PQ), voorstander van een onafhankelijk Québec, in september jongstleden. Die maakte een einde aan het negenjarige bewind van de (federalistische, pro-Canadese) Parti Libéral. De nieuwe premier Jacques Parizeau (PQ) kondigde eerst aan dat hij in de lente van 1995 een referendum zou houden over de absolute soevereiniteit van de provincie. Na de eventuele overwinning, zou er gepraat worden met Canada, of wat ervan overblijft, over verdere samenwerkingsverbanden. Een overwinnig zou betekenen dat de Franstalige provincie (7,2 miljoen inwoners, omgerekend 3432 miljard frank bruto nationaal produkt) scheidt van de negen andere provincies van Canada (29,2 miljoen inwoners, 14.784 miljard frank BNP of ongeveer de helft van het Belgische).
Al gauw bleek uit polls dat de PQ zijn elektorale winst (48 % van de stemmen) waarschijnlijk niet zal kunnen omzetten in een soeverein projekt (45 % was ertegen), zodat Parizeau zijn strategie aanpaste. Polls toonden aan dat 55 % van de kiezers opteerde voor een band met Canada (zie kader Sentimenten of centen ?). Het referendum werd uitgesteld tot de herfst en er dient zich een breed opgezette informatiecampagne aan. Ook het onderwerp verandert. Het schuift op in de richting van het standpunt van de Parti d’Action Démocratique, die pleit voor een soeverein Québec én een politiek-ekonomische minimumstruktuur met de rest van Canada. Onafhankelijkheid en samenwerking (souverainité-association) worden dus aan elkaar gekoppeld.
In 1980 verloor de PQ het referendum over de souverainité-association. 25 jaar later blijft de politieke situatie in Québec nog steeds labiel. “Fundamenteel heeft de provincie nochtans een gezonde ekonomie, ondersteund door bloeiende bedrijven, ” stelt Luc Bertrand.
RUSTIGE REVOLUTIE.
Québec, waarvan 82 % van de bevolking Frans spreekt, heeft zich in de loop der jaren inderdaad ontpopt tot een performant zakencentrum. Door de “Rustige Revolutie” van de jaren zestig kregen de frankofonen (door nationalizaties, taalwetten en andere interventionistische maatregelen) greep op de eigen ekonomie. Uit de Franstalige, katolieke bourgeoisie groeide een zelfbewuste zakenelite, “de stijgende wacht” genoemd, met een wereldvisie.
Eén van de financiële suksesnummers van Québec is (de allesbehalve separatistisch ingestelde) Paul Desmarais (Power Corporation) die samen met Albert Frère en Paribas de holding Pargesa, spilonderneming van de Groep Brussel Lambert, kontroleert. Andere Québecse zakenlui, zoals Laurent Beaudoin (Bombardier), Pierre Peladeau (Québecor, de tweede drukker van de planeet) en Serge Racine, (Shermag, uit het niets in zes jaar opgeklommen tot een meubelbedrijf van wereldformaat) worden bijna als vedetten beschouwd.
“Onze KMO’s zijn een stuk agressiever en dynamischer dan de ondernemingen in de rest van Canada, meestal filialen van multinationals, ” zegt Carl Grenier, topambtenaar van het ministerie van Internationale Zaken (30 internationale steunpunten met 600 medewerkers ter plaatse). “In de loop der jaren wisten ze, met de financiële rugdekking van onder meer de Caisse de Dépôt et Placement du Québec, een stevige expertise op te bouwen. En sinds de kreatie van de Noordamerikaanse Vrijhandelsassociatie Nafta (operationeel sinds 1994) zwermen ze uit over de rest van het kontinent. ” Ter illustratie : 51 % van het Canadese risicokapitaal situeert zich in Québec, terwijl de Franstalige provincie 53 % van het totaal aan investeringen van het land voor zich neemt.
De Caisse, een publiek pensioenfonds dat ongeveer 1400 miljard frank beheert, kreeg recent nogal wat kritiek te verduren wegens hoge beheerskosten en (door de overheid afgedwongen) dure investeringen. Critici verwezen naar de publikatie van Québec Inc. and the Temptation of State Capitalism van de gewezen portefeuillebeheerder van de Caisse Pierre Arbour, en schilderden daarmee de provincie af als “een typisch geval van wat er verkeerd is met industrieel beleid” (The Wall Street Journal). Arbour zelf vindt dat wat overdreven. Het grootste probleem van de onderneming is de “massieve grootte” en het gebrek aan interne konkurrentie, stelt Arbour, die erop wijst dat de investeringen in lokale bedrijven een groter rendement hadden (11,4 %) dan de Caisse zelf (10,6 %).
Dat Québecse ondernemingen gegeerde investeringsobjekten zijn, blijkt uit het feit dat de Amerikaanse Nasdaq Stock Market (de tweede markt voor aandelen van KMO’s en groeibedrijven) enkele weken terug een aanvraag deed om eerst te starten op de beurs van Montréal en niét van Toronto. Eén derde van de Canadese Onderzoeks- en Ontwikkelingsprojekten situeert zich in de streek rond Montréal.
Toch valt het op dat Belgische, laat staan Vlaamse, investeringen in Québec gering zijn. Naast het al genoemde Ackermans & van Haaren (onrechtstreeks) en enkele schaarse Vlaamse investeringen (De Eik, Vyncke, Innogenetics), hebben vooral de “klassiekers” (Glaverbel, Tractebel, Agfa-Gevaert, UCB) en Waalse ondernemingen (Schréder, Magotteaux en Automatic Systems) een poot in Québec. Volgens onze kersverse konsul-generaal Louis Engelen kan dit, gezien de uitzonderlijk lage koers van de Canadese dollar, op middellange termijn veranderen. Maar : “Dan moet Québec dringend werk maken van zijn enorme staatsschuld (nvdr 42 % van het BNP, tegenover 28 % in 1989). Want niemand investeert als hij het risico loopt dat zijn investering wordt aangevreten door een verdere muntonwaarding. “
De Canadese dollar devalueerde in 1992-’94 met 13 % tegenover de munt van de VS (de belangrijkste handelspartner met 82 % van de export). Het gevolg is een hausse van de buitenlandse export (plus 20 % in 1994), zodat Québec sinds enkele jaren terug een handelsoverschot heeft (110 miljard in 1994).
Gezien dat Noordamerikaanse overwicht is het normaal dat België met slechts 0,5 % van de totale uitvoer toch het negende toeleveringsgebied van Québec is. België heeft een handelstekort van 700 miljoen tegenover de provincie (8,7 miljard tegenover Canada, 1993). De export naar ons land situeert zich vooral op het vlak van (al dan niet verwerkte) grondstoffen, zoals zink, ijzer en papier (42 %). “Speciale transakties”, in feite investeringen in België (zoals de Caisse de Dépôt of Power Corp in de bedrijven rond Albert Frère), waren goed voor 22 % van de export.
Ons land heeft een traditioneel uitvoergamma naar Québec : vooral afgeleide goederen van petroleum en kolen (25 %) en staalprodukten (19 %). In Québec zelf situeert zich 72 % van de handelsstromen. Toch stelt Pierre-Paul Proulx, professor ekonomie van de Université de Montréal vast dat in Canada “de ekonomische relatie tussen oost en west vermindert en de betrekkingen tussen noord en zuid gestaag groeien”. Proulx : “Er ontstaan subregio’s tussen noordelijke VS-staten en zuidelijke Canadese provincies (zoals Québec-Vermont) met specifieke ekonomische eigenheden en desiderata. De ekonomische band van Québec met de rest van Canada gewaarborgd door Nafta wordt uiteraard niet doorgesneden, maar de politieke konsekwenties van vroeger één staat worden plots minder relevant en op termijn zelfs schadelijk. “
Jacques Saint-Pierre, voorzitter van ASCE, de Canadese poot van het Waverse Automatic Systems (producent van elektronische toegangskontrole-apparatuur), getuigt : “Amerika wordt het slagveld. En de Nafta onze voorhoede. Men kan ons niet buitenhouden. Zelfs niet op de publieke markten. Voor ons zijn de VS de eerste prioriteit. Vandaar ook dat een referendum over de soevereiniteit mij volkomen koud laat. Of we nu als ASCE-Canada of ASCE-Québec opereren : onze produkten blijven de beste. “
Analist Pierre Fournier (Lévesque, Beaubien, Geoffrion) deelt die mening. “De ekonomische fundamentals blijven dezelfde, ” argumenteert hij. “De buitenlandse investeerders hebben de politieke instabiliteit al ingekalkuleerd in hun business plan. En zelfs àls het buitenlandse of Canadese kapitaal negatief zou reageren op een Ja voor Québecse onafhankelijkheid, dan zal de toekomst uitwijzen dat het ongelijk heeft. Meer nog : slimme investeerders zullen die kans grijpen om tegen een goedkope prijs hun plaats in te nemen. “
Een ietwat cynische Robert Verville, direkteur van de Québecs-Belgische joint venture Lumec-Schréder (zie kader Ambitie) schetst zelfs de positieve konsekwenties van de instabiliteit. “Het konstitutionele geharrewar is voor ondernemers geen punt, ” zegt hij. “We geraken eraan gewoon. Meer nog : als het referendum leidt tot een daling van de dollar, is dat goed voor onze export. Maar ik betwijfel of onze aandeelhouder met deze uitspraak akkoord gaat. “
De Vlaamse investeerders zijn de politieke onzekerheid, die konsekwenties heeft voor het ekonomisch klimaat voor héél Canada, meer dan beu. Luc Bertrand, Ackermans & van Haaren : “Het separatisme vormt op zich geen probleem. Wel de onzekerheid. Wat Québec beslist met het referendum, maakt weinig uit. Maar men moet eens en voor altijd de knoop durven doorhakken. “
HANS BROCKMANS
SEPARATISME IN QUÉBEC Vooral onzekerheid stelt problemen voor ekonomie.
JACQUES PARIZEAU (PREMIER QUÉBEC) Separatistische ambities verdwijnen een tijdje in de ijskast.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier