Recht dat werkt
De Brusselse arbeidsrechtbank zorgde midden deze maand voor deining: in de zaak ‘Kid Cool’ besliste de rechter dat werkgevers verplicht hun werknemers moeten informeren. Of dit een historisch vonnis wordt, zoals de vakbonden riepen, moet nog worden afgewacht. In ieder geval toont de uitspraak aan dat arbeidsrechtbanken snel op de bal spelen.
Op 24 februari 2000 brachten 47 werknemers van Look International, een firma van de Salik-groep die de activa van de kledinggroep Kid Cool heeft overgenomen (zie Trends, 9 maart 2000), een kortgeding voor de Brusselse arbeidsrechtbank. Ze eisten de naleving van de wettelijke en contractuele arbeidsvoorwaarden en opheldering over de toekomst van het bedrijf. De werknemers, die regelmatig werden betaald, klaagden dat ze geen werk meer hadden…
De voorzitter van de rechtbank, Henri Funck, velde op 13 maart een ophefmakend vonnis. Hij besliste, op basis van de grondwet, dat een werkgever verplicht is zijn werknemers te informeren. (zie kader: Belangrijk, maar niet historisch).
Het geval ‘Kid Cool’
is een typisch voorbeeld van een arbeidsgeschil. Het tweede soort zaken dat een arbeidsrechter te behandelen krijgt, zijn conflicten tussen sociaal verzekerden en de socialezekerheidsinstellingen. Denk maar aan iemand die zijn aangifte bij de RVA verkeerd invult, daardoor een schorsing van 26 weken oploopt en met steun van de vakbond naar de arbeidsrechtbank stapt om een verlichting van de straf te verkrijgen.
Het arbeidsgerecht is een jonge tak van ons juridisch systeem. In 1970 werd het ingevoerd. Vroeger was dit een materie van raden van wijzen, vrederechters of handelsrechtbanken. En in de sociale zekerheid speelden administratieve commissies de rol van scheidsrechter.
Paul Palsterman, lid van de juridische dienst van het ACV, heeft voor het Crisp een Courrier Hebdomadaire (nr. 1666-1667) aan deze rechtspraak gewijd. Een academisch werk dat een beeld geeft van de werking van de arbeidsrechtbanken. Merkwaardig, omdat de arbeidsrechtbank en het arbeidshof (waar zaken in beroep worden behandeld) paritair zijn samengesteld. De voorzitter is een beroepsmagistraat, maar de bijzitters vertegenwoordigen de sociale partners. Bovendien kunnen werknemers en sociaal verzekerden zich laten vertegenwoordigen door hun vakbond. Het is dus de enige rechtspraak waar de advocaten geen monopolie op de pleidooien hebben.
Nemen we de arbeidsrechtbank van Brussel als voorbeeld. Elk jaar ontvangt die 20.000 tot 30.000 nieuwe dossiers. Bijna negen van de tien gevallen hebben te maken met het socialezekerheidsstelsel, de overige met het arbeidsrecht. Maar het eerste soort is vaak lopendebandwerk – in één zitting driehonderd van dergelijke zaken zonder debat afwerken, is geen uitzondering – terwijl het gerecht in een zaak over het arbeidsrecht uren naar de argumenten van de partijen kan luisteren.
Toch groeit het gewicht van de conflicten in de sociale zekerheid. “Wij worden meer en meer een sociale rechtbank,” geeft Henri Funck toe. “De sociaal verzekerde kan erg makkelijk een eis indienen. Om een zaak te beginnen, volstaat het bijvoorbeeld dat men, zonder via een deurwaarder te passeren, een kopie van de betwiste beslissing met de vermelding ‘niet akkoord’ naar de griffie stuurt. De procedure is gratis.”
Begin jaren negentig werden de bevoegdheden van de arbeidsrechtbanken verruimd, tegelijk maakten de economische crisis en de budgettaire beperkingen de instellingen van de sociale zekerheid veel strenger. Met als gevolg een toename van het aantal dossiers. “Sinds 1999 zien wij een vermindering van het aantal dossiers in de werkloosheid,” aldus Henri Funck. “Momenteel hebben we alle werkdagen zittingen voor deze materie. We denken eraan dat met één dag te verminderen.”
Voor veel problemen bestaat er nu ook een vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld over de eindejaarspremies of over de vooropzeg). De partijen kiezen daardoor vaker voor onderhandeling. Eric Carlier, een in arbeidsrecht gespecialiseerd advocaat van Loeff Claeys Verbeke, bevestigt dat: “Wij pleiten steeds minder. De arbeidsrechtbank is het slachtoffer van haar eigen kwaliteit. Er is een goede, stabiele jurisprudentie ontstaan. Wanneer wij een dossier binnenkrijgen, kunnen we raden in welke richting de uitspraak zal gaan. De gespecialiseerde advocaten zoeken een compromis en de werkgevers gaan een proces liever uit de weg.” Bij gevallen van ‘zware fout’ wordt er echter geen minnelijke schikking gezocht. “Om financiële redenen en uit principe,” zegt de advocaat streng.
De bedrijven stappen vandaag preventief naar de advocaat. “Wij treden vaker op als adviseur dan als advocaat,” beklemtoont Eric Carlier. “We leggen bijvoorbeeld de werkgevers uit hoe ze in het bedrijf met de vakbondsafgevaardigden kunnen samenwerken. Wij helpen bedrijven bij moeilijke herstructureringsonderhandelingen. Wij leggen uit hoe ze een plan voor brugpensioenen kunnen invoeren enzovoort.”
Tegelijk worden sommige problemen steeds complexer, bijvoorbeeld de beroepsrisico’s of contractuele betwistingen (waar ligt bijvoorbeeld de grens tussen loontrekkende en zelfstandige?).
De jongste jaren zijn er ook heel wat nieuwe behoeften ontstaan waarvoor de arbeidsrechtbank niet meer is uitgerust. Daarvoor werd onlangs een commissie gevormd die het parlement moet helpen bij de wijziging van de wetgeving: de magistraten van het Hof van Cassatie zullen een rapport opstellen over de leemten in de wetgeving.
De commissie zou zich onder meer kunnen bezighouden met de vele dossiers in verband met de RSZ ( Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) die de arbeidsrechtbanken overstromen. Er gaan stemmen op die voorstellen om de innende instellingen – RSZ en Riziv ( Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering), het recht te geven om uitvoerbare titels af te leveren, zoals ook de fiscus dat kan. “Akkoord, als de sociale wetgeving de verzekerde dezelfde garantie geeft als de fiscale wetgeving,” zegt Eric Carlier van Loeff Claeys Verbeke. “De belastingplichtige kan met zijn controleur praten en heeft het recht om gehoord te worden. De fiscus is verplicht hem te ontvangen. Maar het is vrijwel onmogelijk om een constructieve dialoog te voeren met de RSZ. Wij zullen die houding binnenkort voor de rechtbank aanklagen, want één van onze klanten is er nooit in geslaagd zich door een verantwoordelijke te laten horen… terwijl de RSZ bijna een miljard van hem eist. In de huidige wetgeving zou het ongepast zijn de RSZ dezelfde macht te verlenen als de fiscus, zonder de rechtzoekende meer garanties te geven.”
De vakbonden zijn het hart van de verdediging. Het ACV beschikt over 23 dienstencentra waar de leden met hun problemen kunnen aankloppen. De zaken die niet kunnen worden opgelost, gaan naar de bevoegde juridische diensten. Die van de federatie Brussel-Halle-Vilvoorde behandelt op eigen houtje 6000 tot 7000 nieuwe dossiers per jaar, waarvan 80% voor de rechter komt. Hij heeft 28 medewerkers, meestal juristen maar ook maatschappelijk assistenten. Ze pleiten allemaal voor de rechtbank en worden bij overbelasting of in bijzondere dossiers bijgestaan door advocaten.
Christian Vanheghen, de verantwoordelijke van de dienst, wijst op de groeiende kloof tussen de goed functionerende wereld van het werk en het grote aantal mensen dat geen vaste baan vindt: de dossiers van langdurige werkloosheid, OCMW’s en schuldenoverlast stapelen zich op. De overheidsdiensten worden stroever en de procedures duren langer, hoewel het gaat om mensen met beperkte middelen.
Toch werkt de arbeidsrechtbank snel, in vergelijking met andere tribunalen. “Men moet gemiddeld anderhalf jaar rekenen tussen het ogenblik waarop wij een dossier indienen en het vonnis in beroep,” zegt advocaat Claude Wantiez. In andere burgerlijke jurisdicties kan dat zeven tot acht jaar duren. Bij de handelsrechtbank gaat het snel, maar loopt alles vast in beroep. Een zaak die vandaag klaar is om gepleit te worden, komt pas in 2003 op de rol.”
Maar de behandelingstermijn stijgt. In Brussel moet men bovendien rekening houden met het tekort aan magistraten. Het kader telt 26 beroepsrechters – waarvan vier plaatsen onbezet zijn – en 250 sociale rechters. Men vervangt de ontbrekende rechters met plaatsvervangers: advocaten spelen geregeld voor rechter. Dat is niet altijd even gezond, maar er bestaat momenteel geen andere oplossing.
Sommige dossiers maken de juristen van het ACV in Brussel woedend. Ze wijzen op het aantal gevallen van bedrijfjes dat elke week uit de circulatie verdwijnt en één, twee of drie onbetaalde werknemers in de kou laat staan. “We zijn nog in de middeleeuwen,” moppert Christian Vanheghen. “In het arbeidsrecht zijn 90% van de dossiers dergelijke gevallen. In de KMO’s, vooral de heel kleine – de slager of de kapper op de hoek – komen zelfs de elementairste rechten in het gedrang.”
De vakbonden hebben geprobeerd dat verschijnsel tegen te gaan door een beroep te doen op de sociale inspectie, maar het duurt een maand voor die een klacht ontvangt en in behandeling neemt. En als de inspecteurs komen, is er niemand meer. Ook processen ten gronde en kortgedingen geven geen resultaat.
Een ander dossier
dat de vakbonden dwarszit, is het eenzijdig verzoekschrift bij de rechtbank van eerste aanleg in plaats van de arbeidsrechtbank. Het is een procedure die bij wilde stakingen steeds vaker wordt gebruikt. “Niets is normaler,” vindt Eric Carlier. “Sinds een jaar of tien stappen wij, als er zich tijdens een collectief conflict feitelijkheden voordoen, naar de rechtbank van eerste aanleg om in kortgeding te verzoeken de feitelijkheden te laten stoppen. Meestal gaat de rechtbank in op de vraag van de werkgever.”
De vakbonden ontploffen. “Een aanslag op het stakingsrecht,” klaagt Christian Vanheghen. “Helemaal niet,” antwoordt Eric Carlier. “Het stakingsrecht is het recht om collectief het werk neer te leggen. Een recht gaat altijd samen met plichten, in dit geval het respect voor het werk en het eigendom van anderen. Eigenlijk zijn de vakbonden soms erg bang van een democratisch proces bij collectieve conflicten. Ze blokkeren liever de poorten van een fabriek dan uit te zoeken of de arbeiders echt willen staken. De vakbonden moeten eerlijk zijn: het eenzijdig verzoekschrift mikt niet op het stakingsrecht maar op de vliegende straatstenen.”
Christian Vanheghen is niet overtuigd: “De rechters van eerste aanleg kennen de bedrijven en de sociale problematiek slecht. Wanneer wij in derdenverzet kunnen uitleggen wat een stakingspiket is, krijgen wij vaak gelijk.” Recentelijk gebeurde dat nog in de zaak Leonidas, toen de rechter het bevel ophief dat stakingspiketten voor de fabriek van de pralinemaker verbood.
Blijven de vakbonden achter? Eric Carlier vermoedt het: “De vakbondsmensen die pleiten, verrichten schitterend werk, maar ik vind het jammer dat de vakbonden niet meer investeren in hun juridische diensten. De vakbond is vaak de laatste toevlucht van iemand die zijn baan verliest. Ik heb het gevoel dat wij efficiënter zijn. Wij hebben meer tijd, geld en middelen om dieper te graven in de dossiers die men ons toevertrouwt. Een voorbeeld: laatst hebben wij twee of drie zaken voor de sociale verkiezingen op procedurekwesties gewonnen, terwijl ze in de grond niet zo sterk waren. Wij hebben geprofiteerd van een blunder van een juridische dienst.”
Eind 1998 deden de Octopus-akkoorden de arbeidsrechtbanken schrikken: het parlement besliste immers de arbeidsauditoraten samen te smelten met de andere leden van de staande magistratuur. Het is de bedoeling dat de arbeidsrechtbanken opgaan in nieuwe arrondissementsrechtbanken met verscheidene kamers, waaronder een sociale. Die hervorming valt in erg slechte aarde bij de magistraten, maar ook bij de sociale partners. Iedereen is namelijk tevreden over de werking van de arbeidsrechtbank, ook al is ze niet volmaakt.
“De parketten hebben bij de bevolking een negatief beeld,” merkt Eric Carlier op. “Maar de auditoraten zijn vaak wel het laatste verweer van een sociaal verzekerde, die machteloos staat tegenover een reglementering die hij dikwijls niet begrijpt, en die vaak geen advocaat of vakbond heeft om hem te helpen. De auditeur kan samen met hem zijn dossier analyseren en hem de juiste weg wijzen. Hij speelt een uiterst belangrijke sociale rol.”
Twee jaar na het akkoord tussen de acht partijen is alles stilgevallen. Minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) heeft een werkgroep van magistraten de opdracht gegeven om de integratie van het auditoraat in het parket te evalueren. Op 11 februari heeft de werkgroep haar verslag ingediend. Ze meent dat de integratie van het auditoraat in het parket geen goede oplossing is – ze zou zelfs de goede werking van het gerecht in het gedrang brengen. De werkgroep stelt twee andere oplossingen voor: geef de volledige strafrechtelijke bevoegdheid van het auditoraat aan het parket, of laat alles bij het oude.
De magistraten en de auditeurs spreken zich unaniem uit voor het status-quo. De liberale minister van Justitie heeft zich nog niet uitgesproken. Hij zal rekening moeten houden met zijn partners in de meerderheid. Zo zou Laurette Onkelinx, socialistische minister van Arbeid en Tewerkstelling, in de context van haar plan tegen het zwartwerk, de rol van het arbeidsauditoraat beduidend willen versterken. Eén van de voorstellen is de vorming van arrondissementscellen, die de arbeidsinspectie, het parket en het auditoraat zouden samenbrengen.
marie brandeleer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier