Quiz. Test uzelf !
Hoe ver reikt
uw kennis van beleggingsfondsen ?
Het verdikt in vijftien vragen.
Op 30 juni 1994 was in België meer dan 2100 miljard frank belegd in fondsen. Dat is meer dan een vierde van het bedrag dat we met ons allen jaarlijks verdienen binnen de staatsgrenzen. Het vermogen is verspreid over zowat 750 beleggingsfondsen, sicavs en beveks bij de diverse kredietinstellingen.
In 1982 waren er geen tien beleggingsfondsen te krijgen in ons land. Het laatste decennium versluisden de Belgische beleggers massaal geld van laagrentende spaarboekjes naar beleggingsfondsen en fiskaalvriendelijke aanverwanten.
Maar kozen zij wel het juiste fonds voor hun portefeuille ? En weten zij welke risico’s een fondsbelegging meebrengt ? Welke return zij mogen verwachten ? Waarom het ene fonds beter presteert dan het andere ? Kortom, test uw fondsen-IQ. Wij beoordelen uw score.
– 1. Wat is het beste criterium om de prestaties van een fonds te meten ?
– a. De jaarlijkse koeponuitkering.
– b. De toename (of afname) van de inventariswaarde.
– c. De totale return.
– 2. Welk gegeven is het minst relevant bij de fondskeuze ?
– a. Het jaarlijkse kostenpercentage (zowel beheers- als werkingskosten).
– b. De inventariswaarde.
– c. Het beleggingstype waarin het fonds gespecializeerd is.
– 3. Vijf financiële instellingen beheersen bijna 80 % van de Belgische markt in gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Welke instelling behoort niet tot dat selekte kwintet ?
– a. Gemeentekrediet van België.
– b. Generale Bank
– c. BACOB
– BONUSVRAAG : Geef de drie niet-vermelde instellingen uit de top-5 + hun rangorde.
– 4. De beurstaks op fondsbeleggingen varieert van fonds tot fonds. Hoe luidt de korrekte regeling ?
– a. Wie deelbewijzen van een Luxemburgse sicav koopt, betaalt 1 %. Voor deelbewijzen van een Belgische bevek bedraagt de taks slechts 0,14 %. Bij verkoop en overstap naar een ander kompartiment is altijd 0,50 % verschuldigd.
– b. Wie deelbewijzen koopt van een distributiesicav of -bevek (met jaarlijkse koeponuitkering), betaalt 0,14 % beurstaks bij aankoop. Er is geen beurstaks bij verkoop of overstap naar een ander kompartiment.
Wie deelbewijzen koopt van een kapitalizatiesicav of -bevek (geen jaarlijkse koepon maar kapitalizatie van de inkomsten), betaalt 1 % beurstaks bij aankoop. Bij verkoop en overstap naar een ander kompartiment wordt 0,50 % beurstaks aangerekend.
– 5. Kan u bij bank X een fonds aankopen van bank Y ?
– a. Nooit.
– b. Bij sommige banken niet. Bij andere wel, mits extra kosten.
– c. Altijd.
– 6. Er is slechts één risico verbonden aan een obligatiefonds : de debiteur(en) van obligaties waarin het fonds belegt kan (kunnen) de betalingsverplichtingen niet nakomen.
– a. Juist.
– b. Fout.
– 7. Welk van de drie onderstaande criteria is het belangrijkst wanneer men de verschillen tussen de prestaties van verschillende obligatie- en cashfondsen wenst te verklaren ?
– a. De beheerskapaciteiten van de beheerder.
– b. De aangerekende jaarkosten, nl. de beheers- en de werkingskosten.
– c. Puur geluk : niemand is in staat systematisch beter te presteren dan de konkurrenten en de markt.
– 8. Het renterisico van een obligatiefonds meet men best via de duratie : de gemiddelde restlooptijd van de obligaties in portefeuille ?
– a. Juist.
– b. Fout.
– Obligatiefondsen keren een vast jaarlijks inkomen uit.
– a. Juist.
– b. Fout.
– 10. De toetreding tot een fonds belegd in staatsobligaties of obligaties met staatsgarantie is even veilig als een storting op het spaarboekje ?
– a. Juist.
– b. Fout.
– 11. Sinds enkele jaren bestaan er in België obligatiefondsen met een rendementsgarantie. De uitgever verbindt zich ertoe op vervaldag het belegde bedrag plus een op voorhand vastgestelde meerwaarde terug te betalen.
Dit obligatiefonds is vergelijkbaar met een kapitalizatie- of aangroeibon. Toch vertonen beide produkten best de nodige verschilpunten. We plukten er één of meer uit.
– a. De inventariswaarde van het fonds kan tussentijds dalen. De waarde van een kasbon niet.
– b. De instapkosten en taksen liggen bij een fonds met rendementsgarantie hoger dan bij een kasbon.
– c. Bij een fonds met rendementsgarantie is geen roerende voorheffing verschuldigd, bij een kasbon wel.
– d. Bij een fonds met rendementsgarantie mag de bank ondanks de geboden garantie op de vervaldag meer of minder uitkeren dan het afgesproken bedrag. Bij een kasbon moet het overeengekomen bedrag worden uitbetaald.
– 12. “Een hogere return impliceert een hoger risico”. Vrij vertaald klinkt deze belangrijke stelregel : wat snel stijgt, kan ook snel dalen. In 1993 stegen de emerging-marketfondsen op de Amerikaanse beurs gemiddeld 70 %. Maar over de eerste vier maanden van 1994 gaven deze fondsen heel wat terrein prijs. Kent u het precieze cijfer ?
– a. 4,6 %
– b. 7,1 %
– c. 9,8 %
– d. 12,1 %
– e. 14,3 %
– 13. Op de Belgische markt zijn er 15 pensioenfondsen. Sommige presteren systematisch beter dan het gemiddelde. Welk element speelt daarbij absoluut geen rol.
– a. Het totaal van de beheerde kapitalen in het fonds.
– b. Het gevoerde beleggingsbeleid.
– c. Het fiskale statuut van het fonds.
– 14. De aandelenbevek heeft een fiskaal voetje vóór op de aandelensicav. Hoezo ?
– a. Hij int dividenden en koepons van beleggingen in portefeuille inclusief roerende voorheffing.
– b. Hij kan aan de belegger een koepon uitkeren inclusief roerende voorheffing.
– c. Hij is vrijwel volledig vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
– 15. Naar Angelsaksisch voorbeeld biedt de Belgische markt sinds enkele jaren aandelenfondsen met kapitaalsgarantie. De bank verstrekt de morele garantie dat op vervaldag minstens het geïnvesteerde bedrag wordt uitgekeerd. Ook indien de aan het fonds gekoppelde beursindex op vervaldag lager staat dan bij lancering.
Staat de index op vervaldag hoger dan de lanceerprijs, dan wordt de werkelijke indexwaarde uitgekeerd. Sommige instellingen garanderen zelfs een hogere uitkering (bijvoorbeeld 105 %). Maar wat is het nadeel van dit soort fondsen (meerdere antwoorden mogelijk) ?
– a. Deze fondsen zijn gekoppeld aan een koersindex, waardoor geen rekening wordt gehouden met dividenden. Een belegger die investeert in een aandelenfonds zonder kapitaalsgarantie profiteert wél van de uitgekeerde dividenden.
– b. De meerwaarde is onderworpen aan roerende voorheffing.
– c. Uitstappen vóór vervaldag wordt gepenalizeerd met een fikse uittredekost.
– d. De beurstaks ligt hoger dan bij een gewone kapitalizatiesicav of -bevek.
Frida Deceunynck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier