Propere was wereldwijd

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Twee van de belangrijkste mondiale spelers in het segment van de industriële wasmachines liggen op nauwelijks vijf kilometer van mekaar. Wevelgem is het epicentrum van waaruit Ipso en Lapauw de wereld van de witwas besturen. Van delokalisatie is in deze sector geen sprake.

Het Europese voetbalseizoen draait op volle toeren. Bij elke aftrap ziet U de spelers van Club Brugge, Liverpool of Manchester United in kraakhelder gewassen truitjes. Die witwas-knowhow wordt geleverd door de nv Ipso uit Wevelgem. Ook aan boord van de Prins Filip of het vliegdekschip Clemenceau van de Franse marine spoelt Ipso de vlekken weg. Wie zijn kleding wast in een Belgisch wassalon, maakt veel kans de vuile was in een trommel van Ipso te proppen. 70 % van de Belgische wassalons zijn uitgerust met industriële wasmachines van de firma uit Wevelgem. Zelfs bij uw volgende zakenreis naar Amerika maakt u nog een behoorlijke kans dat de kleding door Ipso wordt gereinigd : de firma bezet 20 % van de Amerikaanse markt.

Het verhaal begint in 1973, wanneer Robert Theys en Michel Bohé de firma Ipso International startten, na overname van de werkhuizen Devos, fabrikant van industriële wasmachines in de Wevelgemse dorpskern. Vandaag bevindt Ipso zich nog steeds op dezelfde plek, ook het logo blijft de vossenkop. Al heeft het bedrijf, door stelselmatige uitbreiding, alle beschikbare ruimte opgesoupeerd. In de 20.000m² grote fabrieksruimte worden jaarlijks 12.000 industriële wasmachines gemaakt. De arbeiders fietsen in de lange gangen, tussen de stapels halfafgewerkte producten en wasmachines. Niets wordt op voorraad gemaakt, alles is vooraf besteld. De hele productie, vanaf het plaatsnijden tot de microprocessors, gebeurt in eigen huis. “We behoren tot de grootste verbruikers van roestvrij staal in België,” vermeldt verkoopdirecteur Jean-Baptiste Van Damme terloops tijdens de rondleiding. “Alle prototypes worden in eigen huis gemaakt. Onze machines, de elektronika en de elektronische sturing, zijn ontwikkeld door onze mensen. De meeste werken hier reeds jaren, zelfs van vader op zoon. Daarom blijft onze productie ook in Wevelgem. De kracht van Ipso is de kwaliteit en loyauteit van zijn personeel.”

Al helpt de sector waarin Ipso zich beweegt. “Huishoudelijke wasmachines vragen een totaal andere productie. De volumes bedragen snel 40.000 stuks per jaar. Die productie is geautomatiseerd en kan in lagelonenlanden worden uitgevoerd. Onze volumes zijn te klein om automatisering door te voeren. En wij maken technisch hoogwaardige en duurzame machines die 25 jaar meegaan.” Ipso heeft drie assemblagelijnen : één voor toestellen van 20 tot 30 kilo, twee voor 7 tot 15 kilo (respectievelijk vaststaande en vrijstaande wasmachines). Een nieuwe assemblagehal, voor machines van 45 tot 57 kilo, is weldra operationeel. “Met die drie lijnen kunnen we onze productie sterk diversifiëren. We maken 45 verschillende modellen,” zegt Jean-Baptiste Van Damme. Korte levertermijnen zijn een andere troef. Een dringende bestelling van 30 industriële wasmachines voor Saudi-Arabië vloog in een week de deur uit.

ANDLINGER.

In 1990 draaiden 80 werknemers een omzet van 650 miljoen. Dit jaar wordt een geconsolideerde omzet verwacht van 2,5 miljard, gerealiseerd door 512 mensen. De winst zou op ruim 300 miljoen frank afklokken.

Ipso exporteert naar 92 landen. Het leverde het bedrijf een Oscar van de Export op in 1993. Per land wordt gewerkt met één nationale, exclusieve distributeur. De culturele wasverschillen zijn groot. Flexibiliteit, het aanpassen van de technische normen aan elk land, behoren tot de basisregels van het bedrijf. Het opent interessante nichemarkten. “In Scandinavië ( nvdr goed voor 8 % van de productie) is er in de melkveeteelt een wetgeving die zegt dat de uiers ontsmet moeten worden met doekjes alvorens de koeien kunnen gemolken worden. Ipso heeft een speciale machine ontwikkeld voor het wassen en ontsmetten van deze doekjes”, zegt Jean-Baptiste Van Damme.

Op de Amerikaanse markt kent Ipso een opvallende groei. “Drie jaar geleden ging 12 % van onze omzet naar de Verenigde Staten, vandaag 18 %. De stijging is reëel, en is niet te wijten aan overnames.” De VS is de belangrijkste markt. Met 13 % van de productie volgt Groot-Brittannië, 12 % gaat naar Frankrijk, 8 % van Ipso’s productie blijft in eigen land.

Dat Ipso zich in de Verenigde Staten zo heeft kunnen doorzetten, heeft het te danken aan de overname in 1990 door Stichting Andlinger, een Amerikaanse investeringsgroep. De stichters Theys en Bohé verlaten het bedrijf. Er volgen snel opeenvolgende overnames, voornamelijk in de Verenigde Staten.

De eerste uitbreiding gebeurt in 1992. De nv Ipsotec wordt opgericht, een filiaal op de luchthaven van Wevelgem. Ipsotec maakt een halfindustriële wasautomaat, de HF 55. Ipso mikt ermee op de tussenmarkt van restaurants, voetbalploegen, slagers, kappers en kinderrijke gezinnen. “Het gaat om de markt tussen de industriële en de huiswasmachine. Bij gezinnen of professionelen die twee tot drie wasbeurten per dag maken, valt zo’n huiswasmachine vaak uit, omdat ze niet berekend is op een intensief gebruik,” zegt Eddy Coppieters. Het “gat in de markt” voor de HF 55 zijn de gemeenschappelijke wasruimtes in appartementsblokken. In ’95 haalde Ipsotec 120 miljoen frank omzet.

In 1993 wordt een distributiecentrum aan de Amerikaanse oostkust, in Baltimore, opgericht, geleid door de Vlaming Dirk Laceur. In 1995 haalden de 15 werknemers 200 miljoen omzet.

Nog in 1993 wordt het Gentse D’Hooge Industries overgenomen. D’Hooge maakt zware apparatuur, met een volume van 40 tot 300 kilo. Afzetmarkten zijn grote hotels, de droogkuis, het leger. Ook zware industriële strijkrollen steken in het gamma. In 1995 draaiden de 80 werknemers van D’Hooge een omzet van 330 miljoen.

In 1994 is het de beurt aan Cissell Manufacturing Co. in Louisville, Kentucky, om bij Ipso te worden ingelijfd. Cissell is fabrikant van grote droogkasten, stoomstrijkijzers en andere strijkapparatuur. De 300 werknemers haalden vorig jaar een omzet van een miljard.

De voorlopig laatste overname gebeurde vorig jaar. Opnieuw in de Verenigde Staten : International Dryer Co. in New Bedford, bij Boston. IDC is fabrikant van droogkasten voor wassalons, restaurants en kleine hotels. De 60 werknemers realiseerden vorig jaar 200 miljoen omzet.

“Door de opeenvolgende acquisities beschikken we nu over het hele gamma van industriële wasmachines,” zegt gedelegeerd bestuurder Eddy Coppieters. “Voorlopig komen er geen nieuwe overnames. We zullen nu het distributienet goed uitbouwen om tot een optimale productmix te komen. We hebben alle mogelijke producten van de waswereld in eigen beheer, we behoren tot de drie grootste in de wereld. De andere twee zijn Raytheon ( Unimac-Speed Queen) en Electrolux.”

MANAGEMENT BUY-OUT.

In april van dit jaar kwam Ipso in handen van de holding Industrial Laundry Group ( ILG). Andlinger stapte uit Ipso omdat de groep haar activiteiten heeft verlegd naar andere producten en markten. Andere beleggingsgroepen worden de belangrijkste aandeelhouders, verenigd onder de naam ILG. Ibel, Finstrad (Nederlandse beleggingsgroep), Gilde (Nederlandse bankgroep), Citicorp Venture Corporation ( CVC, een beleggingsgroep van de Amerikaanse Citibank), worden de voornaamste aandeelhouders.

Tien procent van de aandelen belandde, via een beperkte management buy out, in handen van vier managers van de groep : Eddy Coppieters, Frank Desmul (algemeen directeur D’Hooge Industries), Luc Devolder (productiedirecteur Ipso) en Jean-Baptiste Van Damme. “We geloven er persoonlijk in. Het management engageert zich om financiële verantwoordelijkheid te dragen. Naar de buitenwereld toe is dat een zeer sterk argument,” weet Eddy Coppieters.

Ibel, de Vlaamse investeringsmaatschappij van de Groep Paribas, heeft een belang van 18 % en betaalde daarvoor 200 miljoen. Yves Brasseur, gedelegeerd bestuurder van Ibel, sloot in een gesprek met de FET een beursgang van ILG niet uit. Maar niet noodzakelijk op de Brusselse beurs. “Over een mogelijke beursgang is nog niets concreet beslist,” zegt Eddy Coppieters. Maar is Ipso nog Vlaams, met de meerderheid van het kapitaal in buitenlandse handen ? “Het hangt ervan af hoe je het interpreteert,” nuanceert Jean-Baptiste Van Damme. “Was Ipso nog Vlaams na de overname door Andlinger ? Alle beslissingen worden in Wevelgem genomen. Het management is volledig Vlaams.” Vandaag worden 60 % van de machines geproduceerd in Vlaanderen, 40 % in de Verenigde Staten. Dat is eerder een kwestie van plaatsgebrek, het bedrijf in de Wevelgemse Nieuwstraat kan niet meer uitbreiden. “Maar in het filiaal op de luchthaven is nog plaats,” zegt Eddy Coppieters. “We hebben een uitpuilend orderboek. Als de bestellingen lopen zoals nu, zullen we dat zeker moeten overwegen. Een deel van de productie is trouwens al verhuisd naar de luchthaven.”

WOLFGANG RIEPL

JEAN-BAPTIST VAN DAMME EN EDDY COPPIETERS (IPSO) We hebben alle mogelijke producten van de waswereld in eigen beheer, we behoren tot de drie grootste in de wereld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content