PROMOTIE? NEE BEDANKT
Niets leuker dan een aardige loonsopslag als je promotie maakt of opnieuw voltijds aan de slag gaat? Niet zo in België. Wie een brutoloonsverhoging krijgt van 100 euro, ziet daarvan slechts 40 tot 50 euro op zijn bankrekening verschijnen. In de meest extreme gevallen blijft er amper 30 euro over. De promotieval heet dat, en het is een van de verborgen gevolgen van de hoge belasting op arbeid.
De hoge marginale fiscale druk op arbeid maakt een opwaartse beweging op de arbeidsmarkt weinig aantrekkelijk. De marginale fiscale druk op arbeid is het percentage personenbelasting dat verschuldigd is op een toename van het belastbaar inkomen. Een studie van de Hoge Raad voor Financiën van een jaar geleden brengt het probleem van de promotieval uitgebreid in kaart. Zodra iemand 1340 euro — 40 procent van het gemiddelde loon — verdient, schommelt de marginale fiscale druk op arbeid tussen 55 en 65 procent. Er is vanaf dan nog nauwelijks progressiviteit in de marginale fiscale en parafiscale druk op de lonen (zie grafiek Marginaal belastingtarief op brutolonen)
De Belgische personenbelasting is de grootste reden voor de promotieval. De eerste schijven van de barema’s in die personenbelasting zijn zeer eng (zie grafiek Evolutie van de barema’s in de personenbelasting). Wie werkt voor het Belgische minimumloon (1500 euro bruto) betaalt al 40 procent op zijn netto belastbaar inkomen. De werknemer met het gemiddelde loon (3350 euro bruto) komt al voor een deel van zijn inkomen in de schijf van 50 procent terecht.
Iedereen gefrustreerd
Maar er is meer dan alleen de personenbelasting. In een studie die in de Gids op Maatschappelijk Gebied, het blad van beweging.net (het vroegere ACW) verscheen, ontleedt Wim Coumans dieper de hoge marginale belastingdruk op arbeid. Coumans, van ACW-signatuur, was jarenlang topkabinetsmedewerker bij tal van CD&V-ministers. Momenteel is hij nog lid van de afdeling fiscaliteit van de Hoge Raad van Financiën.
Coumans wijst om te beginnen op het problematische karakter van hoge marginale druk, niet alleen in de personenbelasting, maar ook in de socialezekerheidsbijdragen. Iemand die belast wordt tegen het laagste tarief van 25 procent (op de inkomensschijf tot 8590 euro belastbaar inkomen per jaar), betaalt eigenlijk 26,87 procent als we daar de gemeentelijke opcentiemen bijtellen. Voor iemand die in de hoogste belastingschijf van 50 procent terechtkomt (vanaf 37.330 euro per jaar) is dat met de opcentiemen 53,75 procent. Voegen we daar nog de werknemersbijdragen aan de sociale zekerheid aan toe (13,07 %), dan loopt het laagste marginaal tarief op tot 36,4 procent en het hoogste tot 59,8 procent. Vanuit het standpunt van de werkgever piekt dit tarief zelfs op 70 procent. De werkgever moet immers boven op het brutoloon nog werkgeversbijdragen betalen. Van een loonkostenstijging van 100 euro verdwijnt in dat geval 70 euro in de staatskas en gaat 30 euro naar de werknemer. De promotieval is een bron van frustratie voor zowel werknemer als werkgever.
De verschillende regeringen hebben daar de voorbije jaren weinig aandacht voor gehad. De werkloosheidsval had een hogere prioriteit: hoe zorgen we ervoor dat het verschil tussen een nettoloon en een werkloosheidsuitkering groot genoeg wordt, zodat het vooral voor een laagverdiener interessant wordt om aan het werk te gaan? De werkloosheidsval werd succesvol bekampt door het optrekken van het belastingvrije minimum in de personenbelasting, lagere sociale werknemersbijdragen, de werkbonus en loonsubsidies allerhande (zie kader De werkloosheidsval verdwijnt stilaan).
Maar dat mes snijdt aan twee kanten. Zodra iemand meer begint te verdienen, verdwijnen de financiële voordelen, zoals de werkbonus. Met een bruto maandinkomen van 2500 euro blijft er van de werkbonus bijna niets meer over. En dan duikt weer de vraag op: waarom promotie willen maken?
Vluchten naar extralegale voordelen
Moet een werknemer er zich dan maar bij neerleggen dat interessante loonsverhogingen op een bepaald moment niet meer mogelijk zijn? Toch niet. Bedrijven met veel werknemers op de bovenste treden van de loonladder hebben tal van middelen om de promotieval te ontwijken: de tientallen extralegale voordelen die veel minder worden belast dan een gewoon loon. Het begint bij de groepsverzekering, de maaltijdcheques, een pc, een bedrijfswagen tot zelfs sport- en cultuurcheques, tussenkomst in de kosten voor kinderopvang en korting op producten van het bedrijf zelf. Gemiddeld biedt een bedrijf 31 aanvullende voordelen aan boven op het vast of variabel loon van zijn werknemers. Dat is goed voor 15 tot 20 procent van het brutoloonpakket. En het aanbod groeit nog elk jaar, leren verschillende studies van hr-dienstverleners.
Maar de promotieval beperkt zich niet tot de hogere inkomens. In zijn artikel vindt Wim Coumans ze ook voor mensen onderaan op de loonladder. En dan heeft hij het niet alleen over het verdwijnen van nettovoordelen zoals de werkbonus zodra iemand meer gaat werken of promotie maakt. Wie een laag inkomen uit arbeid heeft, kan ook rekenen op allerlei andere sociale voordelen zoals een lagere huur voor een sociale woning, studiebijlagen voor de kinderen of de maximumfactuur in de ziekteverzekering. Die voordelen komen onder druk zodra het loon stijgt.
Over de maximumfactuur in de ziekteverzekering maakt Coumans een interessante analyse. Die houdt in dat het remgeld (het deel dat de burger zelf draagt) niet boven een bepaalde grens stijgt, afhankelijk van het gezinsinkomen. Voor een jaarlijks netto belastbaar gezinsinkomen van 36.800 euro is dat plafond bijvoorbeeld 1000 euro remgeld. Wie een loonsverhoging krijgt en boven die 36.800 euro komt, moet 400 euro bijkomend remgeld zelf financieren. Om dat te compenseren, zou de werkgever 1333 euro extra brutoloonkosten moeten dragen. Coumans stelt de vraag of de grens van overheidstegemoetkomingen afhankelijk van het inkomen niet is bereikt.
Focus op lage lonen
Komt hier verandering in met de maatregelen van de regering-Michel? Wil die naast het verder wegwerken van de werkloosheidsval ook de promotieval aanpakken? Een discussie over de negatieve effecten van hogere huur voor sociale woningen of kortingen in de studiebeurzen wordt niet gevoerd. Neen, er was vooral onduidelijkheid over wie zou genieten van de maatregelen die de koopkracht moeten versterken. De regering-Michel schermt met 100 euro extra nettoloon. Aanvankelijk leek het erop dat dit voordeel enkel van toepassing zou zijn voor de laagste lonen. In dat geval gaat de federale regering verder op het pad van de vroegere beleidsploegen: door de lage nettolonen op te trekken wordt de werkloosheidsval verder gedicht. Wordt de promotieval dan niet veronachtzaamd?
Een analyse die het kabinet van minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) net voor het zomerreces naar buiten bracht, zorgt voor een gedeeltelijke verduidelijking: de prioriteit wordt gegeven aan de lage lonen. Het verschil tussen het loon en een werkloosheidsuitkering moet voldoende hoog blijven.
Maar tegelijk wil de regering ook voor de gemiddelde lonen het werken interessanter maken. Uiteindelijk zouden lage lonen en starterslonen snel tot 100 euro extra moeten krijgen. De gemiddelde lonen (tot 2800 euro) en de hogere lonen krijgen ook iets extra’s, maar dat zal in verhouding minder groot zijn (50 tot 100 euro) en geleidelijk ingevoerd worden. Is dit voldoende? Op iemand die een opslag krijgt van 500 euro per maand en er netto 200 euro netto van overhoudt, weegt een marginale fiscale druk van 60 procent. Krijgt die werknemer dankzij de regering een extraatje van 50 euro per maand, dan daalt de marginale fiscale druk weliswaar, maar slechts tot 50 procent.
Of de regeringsmaatregel de promotieval wegwerkt, hangt niet alleen af van de omvang maar ook van de concrete invulling van de koopkrachtmaatregel. Gebeurt dat via een verhoging van het belastingvrij minimum? Via een uitbreiding van de werkbonus? Of wordt er gesleuteld aan de belastingtarieven in de personenbelasting?
Belastingschalen hervormen
Een studie van de Hoge Raad voor Financiën maakte een aantal simulaties. De eerste mogelijkheid is het optrekken van het belastingvrij minimum tot het leefloon (9808,32 euro op jaarbasis). Zo’n ingreep werkt vooral de werkloosheidsval weg, want het maakt een job interessanter dan een uitkering. Op de promotieval is het effect beperkt, aangezien de impact zich onderaan in de belastingschaal situeert en geen effect heeft op het marginale belastingtarief.
Anders is het wanneer de schaal van het belastingtarief van 30 procent wordt uitgebreid. In dat geval neemt de marginale belastingdruk op het loon af, maar niet op indrukwekkende wijze. Hooguit daalt de druk — die pro memorie gemiddeld 60 procent is — met 4 tot 10 procentpunt. En dat effect geldt enkel voor wie een loon heeft lager dan 2250 euro bruto per maand.
De promotieval wegwerken voor alle inkomensgroepen, kan dus blijkbaar enkel met een diepgaandere hervorming van de belastingschalen. Kan het buitenland hier als voorbeeld dienen? In Duitsland is het hoogste belastingtarief 42 procent. En op het ogenblik dat een Belg zo’n hoog inkomen heeft dat hij in de schaal van 50 procent terechtkomt, zit zijn Duitse buur nog aan een tarief van 35 procent en de Fransman slechts aan 30 procent (zie grafiek Belgen bereiken sneller hoger belastingtarief dan buren). Maar sleutelen aan de hogere belastingschalen is momenteel niet aan de orde. Tenzij de federale regering de komende jaren nog een nieuwe taxshift doorvoert. ?
ALAIN MOUTON
Wie een laag inkomen uit arbeid heeft, kan ook rekenen op allerlei andere sociale voordelen. Die voordelen komen onder druk zodra het loon stijgt.
De promotieval is een bron van frustratie voor zowel werknemer als werkgever.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier