PROJEKTFINANCIERING. Oostwaarts varen

Na vier jaar sputteren komt de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling langzaam op kruissnelheid. Vlaamse bedrijven draaien (te) schuchter de weg op naar de EBWO en Oost-Europa. Kanttekeningen bij de vierde jaarvergadering van de bank.

In Londen houdt de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) vandaag en morgen, 10 en 11 april, haar vierde jaarvergadering. Ondanks een Belgische participatie en een specifiek Vlaams Fonds blijven onze ondernemers achterop hinken. De EBWO werd nochtans op korte tijd hét werktuig bij uitstek voor de financiering van projekten in een 25-tal Midden- en Oosteuropese landen.

Toen vijf jaar geleden het kommunistische glacis brak en zich rond Rusland ook het laatste dekolonizatieproces voltrok, ontstond er meteen een levensgrote behoefte om kapitalen en middelen naar deze “nieuwe” gebieden te transfereren. De politieke idee van Jacques Attali, toenmalig raadgever van de Franse president François Mitterrand, bestond erin een ontwikkelingsbank te creëren waarin ook anderen dan alleen de EU-leden aanwezig zouden zijn. Maar zonder dat de EU haar meerderheid moest prijsgeven. Dat was het uitgangspunt voor de EBWO (op z’n Frans de Banque Européenne pour la Réconstrution et le Développement, kortweg BERD ; op z’n Engels de EBRD) met een kapitaal van 10 miljard ecu (370 miljard Belgische frank) waarvan 51 % in handen van de leden van de Europese Unie (met ook de Europese Investeringsbank als aandeelhouder). Werden bovendien aandeelhouder voor de resterende 49 % : de overige Europese landen, een aantal niet-Europese landen (Australië, Canada, Egypte, Japan, Korea, Mexico, Marokko, Nieuw-Zeeland, VS) en alle Europese en Aziatische leden van het vroegere sovjetblok.

ERG SPECIFIEK.

De oprichtingsakte van de EBWO werd in Parijs ondertekend op 29 mei 1990. Artikel I van dit akkoord definieert de objektieven van de Europese Bank voor Herstel en Ontwikkeling als volgt : “Door een bijdrage te leveren tot de ekonomische ontwikkeling en het herstel, zal de bank helpen bij de overgang van de planekonomieën naar een open-marktekonomie en zal ze ook het privé- en het ondernemersinitiatief bevorderen in de Centraal- en Oosteuropese landen. De bank zal daar de principes van het pluralisme, de multi-partijendemokratie en de vrije-marktekonomie bevorderen. “

De EBWO moet minstens 60 % van haar middelen gebruiken tot belening van de privé-sektor en mag over een periode van vijf jaar niet meer dan 40 % aan de overheid besteden. De Bank is dus werkelijk ontworpen als een instrument om de kommunistische planekonomieën te ontmantelen en ze te vervangen door vrije-marktekonomieën. Bovendien kunnen de andere ontwikkelingsbanken niet in het kapitaal van joint ventures participeren ze moesten daarvoor speciale en andere instellingen oprichten terwijl de EBWO naast leningen, ook kapitaalparticipaties en waarborgen kan toestaan.

GEEN BLOK.

Nu, bij de vierde jaarvergadering van de EBWO, heeft men kunnen vaststellen dat de weg naar privatizering en naar een open-marktekonomie in de 25 landen van Midden- en Oost-Europa op zeer uiteenlopende manieren verloopt. Maar ze waren ook hoewel ze als “Oostbloklanden” werden bestempeld veel meer gedifferentieerd dan de uitdrukking blok wel liet vermoeden. Stelt men de vraag naar het aandeel van de privé-sektor in de ekonomie, dan varieert het antwoord tussen 65 % (Tsjechië), over 55 % (Estland, Hongarije, Letland, Polen, Slovakije) tot 15 % (Belarus, Turkmenistan, Tadjikistan) met daar tussenin Rusland (50 %), Bulgarije (40 %), Kroatië (40 %), enz. Overal verloopt de reorganizatie van de banksektor toch essentieel in een marktekonomie biezonder moeizaam. In feite bestaat nergens een goed funktionerende financiële sektor met als kenmerken : konkurrentie, operaties zoals in West-Europa, totale auditing. Er is ook nog geen enkel land in deze groep waar de volledige prijzenliberalizering verwezenlijkt werd en waar een goedwerkende antitrustwetgeving aanwezig is.

Toen de operaties in ’90-’91 een aanvang namen, en toen er praktisch nog geen lokale privé-sektor bestond, heeft de Bank getracht zogenaamd “joint ventures” te financieren : de Renault-fabriek in Tsjechië, Coca-Cola in Albanië, Procter & Gamble in Rusland. Maar in de landen waar de privatizering vordert, kijkt de Bank uit naar echte corporateloans waarmee ze lokale bedrijven financiert, vooral dan bij de start in sektoren zoals gas- en aardoliewinning ; waarvan dan uiteraard de modernizering wordt mogelijk gemaakt.

KMO-FINANCIERING.

Een nieuwe prioriteit, die echt nog maar sedert een jaar sterk op de voorgrond treedt, is de financiering ten bate van de lokale KMO’s. Door het verstrekken van globale kredietlijnen aan nationale investeringsfondsen, co-financieringen met handelsbanken e.d., krijgen deze laatste de middelen die zij dan op hun beurt kunnen uitspreiden over een veelheid van kleine dossiers. Voor sommige landen waaronder Rusland werden er zelfs Small Business Funds opgericht en gefinancierd. Ook worden vele fondsen die de Bank vanwege de rijkere leden ontvangt, en die aangewend kunnen worden voor pre-investeringsaktiviteiten, besteed aan technische hulp en bijstand (vorming e.d.) in de sektor van de KMO’s.

In de 25 landen streeft de Bank naar een modern banksysteem. De financiering van het informatizeringssysteem dat de interbancaire operaties moet bevorderen, deelname in het kapitaal van banken, co-financiering van projekten met lokale banken die men aldus bij de operaties betrekt, zijn maar enkele benaderingen die in dit kader worden aangewend. Zeer biezondere aandacht gaat daarbij naar Rusland waar de Bank een Russian Financial Institutions Project financiert. Gelijklopend met dit alles is de groeiende aandacht van de Bank voor de verzekeringssektor. In de meeste kommunistische staten was het fenomeen van de moderne en onderling konkurrerende verzekeringsmaatschappijen totaal onbekend. Overal kwam en komt daar nu verandering in, en ook de EBWO treedt soms in het kapitaal van joint ventures tussen een lokale en een westerse verzekeringsmaatschappij.

VERNIEUWDE AANPAK.

Jacques Attali, als eerste president en gangmaker van de Bank, zag alles “groot” : vlug ging hij meer middelen besteden aan de Bank zelve dan aan de arme landen-leden. De kritiek, eerst onderhuids, werd luid en algemeen. En anderhalf jaar geleden trad hij af in de omstandigheden die niemand vergeten is.

Frankrijk, dat aan dit multilateraal voorzitterschap niet zonder meer wilde verzaken, schoof toen Jacques de Larosière vooruit. Deze voorzitter van de Banque de France, voorheen direkteur-generaal van het Internationaal Muntfonds, en sedert bijna twee jaar voorzitter van de EBWO, is de perfekte tegenvoeter van Attali. Toen hij voor het eerst zijn 57 aandeelhouders toesprak was het meteen voor iedereen duidelijk. Het personeelsbestand, toen reeds 700 eenheden groot en met een trend naar permanente uitbreiding, werd meteen bevroren. Sedertdien is er zelfs een lichte terugloop van de kaders van de EBWO. Dat wordt door de staten-aandeelhouders geapprecieerd en zowel in Sint-Petersburg (3de jaarvergadering) als nu in Londen (4de jaarbijeenkomst) kreeg de Larosière felicitaties voor het gevoerde beleid.

Van dit stabiel blijvende aantal personeelsleden heeft president de Larosière een groeiend aantal op projektverrichtingen gezet, en heeft hij het aantal dat met algemeen administratieve taken bezig is, gevoelig verminderd. Met de hulp van kommunikatiespecialist Bart Stevens, een Vlaming, gaat de Larosière daarbij horizontaal te werk : hij ziet zijn kaderleden op lunches die daartoe speciaal worden georganizeerd.

Eén van de eerste daden door de Larosière gesteld, had tot doel de indeling van de Bank onder Attali : een development bank en een zakenbank gewoon weg te vegen. In de plaats kwam er een landen-benadering. Land per land werd er een country strategy uitgewerkt, op regelmatige tijdstippen aangepast, die de basis vormt voor een zeer gericht beleid inzake de individuele projekten die uiteraard in die strategie moeten passen.

Leest men deze stukken dan ziet men duidelijk wat de Bank wel en wat de Bank niet zal doen. Bovendien is dit een goede metode om ook de landen zelf met wie er uiteraard overleg plaats vindt zowel in het bewustmakingsproces als in de uitwerking te betrekken. De samenwerking wordt nog versterkt doordat de Bank intussen in 15 hoofdsteden een kantoor heeft geopend (met nog plannen voor drie). Vanuit deze kantoren is er bijna wekelijks, zoniet dagelijks overleg met de plaatselijke openbare en privé-instanties.

Ten slotte voelt men nu ook zeer duidelijk de koude hand van de Larosière in het door de Bank gevoerde budgettaire beleid : de begroting voor de Bank zelf. Voor de begroting 1995 is er een nulverhoging in reële termen (3,5 % verhoging in pond sterling) terwijl een portefeuilleverhoging van 40 % wordt beoogd.

DE EBWO-DYNAMIEK.

De vierde jaarvergadering toont dat die de Larosière-dynamiek helemaal nog niet is uitgedeind. De president heeft nog drie jaar van zijn mandaat voor zich en gaat duidelijk resoluut verder op de door hem ingeslagen weg.

Vorig jaar heeft de EBWO voor ongeveer 2,3 miljard ecu verrichtingen goedgekeurd. Daarmee bedraagt het kumulatieve cijfer van de door de EBWO goedgekeurde financieringen nu 5,7 miljard ecu (214 miljard Belgische frank). De EBWO meent daaruit te kunnen besluiten dat zij bij ongeveer één vierde van alle direkte buitenlandse investeringen in de groep van 25 interventielanden geassocieerd is. Daarbij streeft de Bank ook en daarin verschilt de Larosière niet van Attali naar de intellektuele leiding van het proces dat de planekonomieën naar een model van marktekonomieën moet brengen. Dit wordt o.m. beoogd door de jaarlijkse publikatie van een transitierapport waarvan het eerste in oktober 1994 het licht zag. Daarom onderstreept de EBWO ook graag ook nu weer in de Londense assemblee dat in een aantal landen (vooral de Visegrad- en de Baltische staten) de privatizeringsgraad permanent en gevoelig naar boven gaat.

In de Londense rapporten werd wel duidelijk erkend dat er flessehalzen blijven. Deze zijn vooral het maar moeizaam op gang komen van een moderne bancaire sektor, en het ontbreken in vele gevallen toch van het gewenste juridische en institutionele verkeer.

Binnen in de Bank zelf blijven er ook uitdagingen bestaan. Ondanks de door de Larosière met kracht gehandhaafde maatregelen is de EBWO-rentabiliteit nog niet op peil. Definieert men deze als de verhouding tussen de vaste algemene kosten (het grote centrale gebouw, de ambtenaren, de lokale missies) enerzijds en de output (de projektfinancieringen) anderzijds, dan is het optimale punt nog geenszins bereikt. De verbetering van deze verhouding wordt nu onder meer betracht door het inschakelen van operaties die weliswaar de omzet verhogen maar die anderzijds zonder grote eigen inspanning verwezenlijkt kunnen worden. Dit wordt betracht door het inschakelen van lokale financiële instellingen, het voorfinancieren van de export van de landen in kwestie, het borg staan voor kredietbrieven van lokale banken, partnership-overeenkomsten met industriële operators e.d. Ook wordt meer diversifikatie in de financieringen betracht. We vermeldden al dat de verzekeringssektor in hetEBWO-operatieveld betrokken werd. Ook komen nu andere sektoren, zoals scheepvaart, openbaar vervoer, lokale en gemeentelijke infrastruktuur, en ook nucleaire veiligheid, met een groeiend aantal operaties aan bod.

JAN HENDRICKX

De auteur was ambassadeur en sekretaris van het ministerkomitee voor Internationale Ekonomische Betrekkingen.

HET FUTURISTISCHE GEBOUW VAN DE EBWO Onder Jacques de Larosière wordt minder aan de façade gedacht en meer aan deinhoud : 214 miljard frank aan projekten.

JACQUES DE LAROSIERE Efficiëntere aanpak, bevriezing van het personeelsbestand en van debegroting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content