Privé neemt openbare diensten over
Nu de federale, gewestelijke en gemeentelijke overheden steeds meer taken helemaal of gedeeltelijk delegeren naar de privésector, rijst de vraag hoe dat georganiseerd moet worden. Moet de overheid de overgedragen opdrachten en diensten in de hand houden, de regels vastleggen en de coördinatie verzekeren? Of moet ze zich beperken tot een rol als regisseur die de regels bepaalt en de werking superviseert?
De verschuiving van de grenzen tussen privé en openbare dienst heeft uiteraard een budgettaire reden: de druk om op elk niveau te saneren. Ook de regels van de interne Europese markt spelen een rol. Die leggen de afbouw op van het monopolie van de overheidsbedrijven in de grote openbare diensten managen. Europa moedigt de opening van de markt aan in sectoren als de postdiensten, de telecommunicatie, het spoor en het luchtvervoer, water, elektriciteit en gas. Allemaal zaken die vroeger het terrein van overheid waren.
“België voerde al heel wat privatiseringen door”, merkt Jean Faniel, directeur van het sociaaleconomisch onderzoekscentrum Crisp. “Zo hoopte de overheid de staatsschuld te verminderen. De staat heeft zich dus teruggetrokken om financiële, maar ook om ideologische redenen. In de loop der jaren is duidelijk overgestapt van een keynesiaanse naar een neoliberale visie.”
“Het is inderdaad een onderwerp met een stevige ideologische en politieke inslag”, zegt Louis Dethier, directeur-generaal van BDO Accountants. “Zijn analisten als wij in staat om dat onderwerp te behandelen? Fundamenteel gaat het over de rol die de overheid moet spelen, en dat in een omgeving die wereldwijd gedereguleerd wordt. Dat besef dringt ook in België op welk niveau binnen.”
Telecom
Wijziging van doctrine dus, maar ook budgettaire berekening. “Het gebeurt allemaal in het kader van de verlaging van de overheidsuitgaven om financiële en filosofische redenen, iets wat aangemoedigd wordt door bijvoorbeeld de Europese instanties en de OESO”, gaat Faniel voort. “Onder impuls van de Europese Unie komt een deregulering op gang. De openbare dienst zal daardoor inkrimpen tot een omkaderende rol. Een veel geciteerd geval is het BIPT (Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie), dat opgericht werd als een regulator, een waakhond van de telecomsector. Die sector was historisch toevertrouwd aan de RTT. Gaandeweg werd telefonie opengesteld voor de concurrentie van de privésector. De RTT werd Belgacom en vandaag is het de vraag of Belgacom, dat op zijn beurt Proximus geworden is, nog een openbaar bedrijf is of moet zijn.”
We zien dat de privésector meer en meer investeert in de publiekedienstverlening. Volgens Faniel heeft er een evolutie plaatsgevonden, maar is de vraag of die toe te schrijven is aan zowel gewilde als opgelegde elementen.
Voldoende toezicht
“Omdat de staat financiële problemen kent, moeten middelen gezocht worden om de doelstellingen op een zo efficiënt mogelijke wijze te bereiken”, analyseert Geert Gielens, chef-econoom van Belfius. “Daarom doet men vaak gedeeltelijk aan outsourcing en werkt men hybride systemen uit. Men gaat uitbesteden aan de privé- of de semi-privésector, waarbij de grenzen soms erg vaag zijn.”
Hij geeft het volgende voorbeeld: “De staat kan een onderneming oprichten die niet volledig onderworpen is aan het overheidsstatuut, dat zwaarder en meer beperkend is dan dat van een privéfirma. Voor alles wat IT-projecten betreft, kan de publieke sector bijvoorbeeld een ‘aparte’ vennootschap oprichten, die hogere lonen kan bieden dan in een echt staatsbedrijf. We zitten dan in een speurtocht naar efficiëntie.”
“In die nieuwe context is het verre van gemakkelijk om regulering door te voeren of een regisseursrol te scheppen”, merkt Dethier op. “Hoe meer plaats men maakt voor de privésector, hoe meer autonomie die krijgt. Men moet dus de mechanismen waarmee die werkt, zijn motieven en zijn manier van werken goed begrijpen. Als men de privébedrijven niet genoeg opvolgt door omkadering te voorzien, kan men in de problemen komen. Op internationaal niveau lag dat aan de basis van de subprimecrisis. De overheid besefte niet wat er gebeurde en liet na om de maatregelen te nemen die de crisis hadden kunnen vermijden.”
Hoe kan een efficiënt toezicht georganiseerd worden? “De openbare sector moet hierin heel intelligent te werk gaan”, zegt Dethier. “De overheid moet kunnen anticiperen, een degelijk inzicht hebben in de markt en over een goed synthesevermogen beschikken.”
Wie moet de regels bepalen?
Essentieel is dus dat de overheid het ‘spel’ blijft beheersen. “De regels moeten duidelijk zijn en er moet gecontroleerd worden”, zegt Gielens. “Maar dat moet uiteraard ook gebeuren voor de diensten die nog door de overheid worden aangeboden.”
“Want de overheid blijft een belangrijke speler. Kijk bijvoorbeeld naar de participaties die de gewesten of de federale overheid aanhouden in de NMBS, Proximus of minder bekende ondernemingen. De staat werpt dan ook nog altijd gewicht in de schaal. Neem het voorbeeld van FN, dat 100 procent in overheidshanden is. De jongste tijd komt de wapenproducent weer in het nieuws, wat aantoont hoe belangrijk het bedrijf is. De overheid speelt daar nog altijd een economische rol.”
Is het voor de staat nog mogelijk om in de Europese markt een zekere soevereiniteit aan te houden? “Ja, de nationale instanties beschikken nog altijd over een zekere keuzevrijheid. Op een bepaald ogenblik kunnen ze nog altijd besluiten om de ene of de andere weg te nemen. Neem de NMBS, die tot voor kort nog uit drie maatschappijen bestond. Hoewel het Europese kader aanzet tot reorganisatie, besloot België zijn speelruimte te gebruiken om het aantal terug te schroeven tot twee, waar men elders trachtte een eenheidsstructuur aan te houden. Dat terwijl België uiteraard geen Frankrijk of Duitsland is en bij de Europese Commissie minder gewicht in de schaal werpt, terwijl die twee grote landen gemakkelijker hun nationale visie kunnen opleggen.”
Wat met het lokale niveau?
Ook op gemeentelijk niveau blijft de overdracht van opdrachten aan de privésector niet zonder gevolgen. “De hele openbare sector wordt onderworpen aan een uiterst strikte wetgeving voor openbare aanbestedingen”, verduidelijkt Michel Devière, voorzitter van de Waalse federatie van gemeentelijke directeurs-generaal. “Ook op dat gebied schikt onze wetgeving zich voor 95 procent naar de Europese normen. Dat brengt een zekere logheid met zich en ingewikkelde procedures die veel tijd in beslag nemen. Om geschillen te vermijden moeten we in onze administraties over competente mensen beschikken. Het loont dus de moeite om te investeren in gekwalificeerde personen.”
De administratieve en technische aspecten van gemeentelijke dossiers worden ook almaar complexer. “En de burger wordt veeleisender”, benadrukt Devière. “Er groeien nieuwe behoeften en om daaraan tegemoet te komen is men soms verplicht nieuwe diensten in het leven te roepen, zoals die van milieuadviseur. Er moeten dus mensen aangeworven worden die zich bezighouden met de energie-audit in de gemeenten en anderen die materies aankunnen die vroeger niet bestonden omdat de milieuwetgeving intussen uiterst omvangrijk geworden is. We hebben nood aan mensen met profielen die op ons niveau vrij nieuw zijn. De gemeenten moeten ambtenaren hebben zijn die over doorgedreven technische competenties beschikken om bijvoorbeeld het werk van wegenbouwers te kunnen controleren, wat van cruciaal belang is gezien de bedragen waarover het gaat en de verwachtingen van de gebruikers. Dat men beschikt over een architect aan het hoofd van de stedenbouwkundige dienst of over ambtenaren met een goede technische vorming in ruimtelijke ordening, lijkt me eveneens noodzakelijk. Vandaag organiseren we het landschap van morgen, en dat proces moet begeleid worden.”
Jean-Louis Godet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier