POLO PIONIERS
Polo is de hobby van de prinsen William en Harry. En van een dertigtal spelers in twee Antwerpse clubs. Elk weekend organiseren die wedstrijden met vrienden en genodigden. Polo is een ‘gentleman’s sport’ waarmee je nog geen geldprijzen kan winnen. “Maar voor het uitbouwen van exclusieve netwerken is polo fantastisch,” aldus de Belgische polopioniers.
Een grasveld van vijf hectaren aan de Brasschaatbaan in Brecht. Financieel adviseur Patrick Larsonneur (33) draagt een polohelm, hoge rijlaarzen en lederen kniebeschermers. “Je kan ze ook bewonderen tijdens de Quidditchwedstrijden in de films van Harry Potter,” lacht hij tijdens het optuigen van de twaalfjarige Mati. De bruine merrie is een van zijn vier polopaarden. Omdat het er in de polosport soms ruw toe gaat, worden de benen van de paarden extra ingebonden met bandages ter bescherming en ondersteuning. Ook de staart wordt gevlochten en opgebonden. “Hierdoor vermijden we dat de bamboe stick, waarmee we de bal wegslaan, in de staart blijft haken,” legt Larsonneur uit. De paarden krijgen een zadel vergelijkbaar met wat ze in de jumping gebruiken, alleen iets minder zwaar en een kopstuk met vier teugels in plaats van de gebruikelijke twee. “Om het paard beter te kunnen sturen. Dat doen we met één hand omdat we in de andere hand de stick vasthouden.”
Mati blijft uiterst rustig tijdens het optuigen. “Het gevolg van de Argentijnse training van jongs af aan en het veelvuldig kruisen van paardenrassen. Maar zodra ze op het veld staat, zal je haar gedrag zien omslaan. Dan wordt ze in één klap supergretig.”
Antwerpse aangelegenheid
Tijdens polowedstrijden staan twee ploegen van elk vier paarden en ruiters tegenover elkaar. De twee scheidsrechters te paard en één naast het veld houden het spel in de gaten. Doel is een wit balletje, iets groter dan een tennisbal, in de goal slaan met de stick. Iets wat veel fysieke kracht, doorzettingsvermogen en een perfecte timing vergt. In het moderne polo bestaat een wedstrijd uit vier periodes van zeven minuten, in jargon chukka genoemd. Maar omdat het spel af en toe wordt stilgelegd als gevolg van overtredingen, duurt een gemiddelde wedstrijd anderhalf uur. In de vroegere Engelse kolonies zoals India, Pakistan of zelfs Perzië, de bakermat van polo, werd wilde polo gespeeld. Een spel met slechts twee regels: je mag nooit de speler of het paard in levensgevaar brengen. Van beschermende kledij zoals een helm of stevige laarzen was toen nog geen sprake. Het spel duurde twee keer dertig minuten en was uiterst vermoeiend, zowel voor de ruiter als voor het paard.
In België is polo een uitsluitend Antwerpse aangelegenheid. Begin vorige eeuw maakte de elite van de Scheldestad kennis met de sport tijdens hun zakenreizen naar Groot-Brittannië en de verre Engelse kolonies. De Antwerpse haven beleefde hoogdagen rond die periode. De export draaide op volle toeren en gegoede zakenlui wilden de sport ook dicht bij huis beoefenen. Daarom liet de Antwerpse zakenman Alfred Grisar, stichter van voetbalclub Beerschot en vroeger een van de aandeelhouders van het voedingsconcern Liebig, in 1906 in Hoogboom een poloterrein aanleggen van vijf hectaren. Hij introduceerde polo in België en tijdens de Olympische Spelen van 1920 werden daar ook de wedstrijden gespeeld. Toen was polo nog een olympische sport. Na de Tweede Wereldoorlog viel de polosport in ons land stil. De zakenwereld had andere zorgen aan het hoofd. Pas in 1987 richtten de drie Antwerpse families Feldbrugge, Huynen en Van Den Brink opnieuw de Antwerp Polo Club (APC) op. APC telt vandaag 7 velden van 5 hectaren, 150 paarden en zo’n 20 spelers.
Patrick Larsonneur is lid van de club. De ruiter startte vijftien jaar geleden met polo. “Naar aanleiding van een wedstrijd, gesponsord door het juwelenmerk Cartier, vonden we een briefje onder de ruitenwisser met het aanbod om een gratis initiatieles te volgen. Een jaar later, ik was toen achttien en had net mijn diploma van het secundair onderwijs, trok ik op uitnodiging van een Argentijnse speler enkele maanden naar Trenque Lauquen, een dorpje op vijfhonderd kilometer van Buenos Aires, diep in de pampa’s, om de sport te leren. Via hem heb ik mijn eerste polopaard gekocht. De man deed dus een goede zaak aan mijn verblijf,” lacht Patrick Larsonneur tijdens een training Stick and ball op het poloveld in Brecht.
“Ik rij bijna elke dag. Het is voor mij meer dan een hobby. Het is een levensstijl waar je veel voor opgeeft, maar ook zeer veel van terugkrijgt. Polo is een teamsport en toch moet ieder individu zijn rol spelen. Het is bovendien een strategisch en technisch spel waarbij je op een paard zit en het veld op en neer rent tegen gemiddeld 50 km per uur. Bovendien moet je het witte balletje tussen de doelpalen krijgen. Fantastisch!”
Over de grens
Ook de Belgische assetmanager David Agie (32) is aan polo verknocht. David is medeorganisator van de Jaeger-LeCoultre Belgian Polo Masters. Hij richtte samen met vier vennoten de nieuwe Independence Club op, een jongere variant van de Antwerp Polo Club. De tien polospelers van Independence beschikken over vijftig paarden. Daarnaast telt de club zo’n veertig steunende leden. David Agie woont tijdens de week in Londen, maar in het weekend vind je hem geregeld terug op het poloveld.
“Twintig jaar geleden was ik de jongste Belgische speler, vandaag ben ik dat nog steeds. Na een werkweek in Londen kan ik mij te paard helemaal ontladen. Een worden met je paard geeft mij een kick.” David Agie is, naast vier Nederlanders, de enige Belg in de raad van bestuur van de club. Nederland telt ongeveer tachtig spelers maar heeft onvoldoende terreinen en daarom komen ze vaak de grens over om deel te nemen aan wedstrijden rond Antwerpen.
Gezien worden
“Polo is een ideale manier om een netwerk uit te bouwen,” zegt David Agie. “Ik ben ervan overtuigd dat 60 % van de spelers alleen deelneemt om te kunnen zeggen dat hij polo speelt. Het spel opent deuren. Winston Churchill zei het al: A polo handicap is a passport to the world. Ik kan bijvoorbeeld de industrieel Laurent Dassault opbellen en hem vragen om volgend weekend een partijtje polo te spelen. Hij zal meteen komen.”
Zelf geeft Agie ook les in de Ascot Park Polo Club in Londen. “De club telt zestig leden en ontvangt elk weekend zo’n honderd bezoekers. Het is een sociaal gebeuren. Velen volgen een initiatie polo. Daar ga je al meteen van bij de eerste les op het paard. In Ascot hebben ze wel oudere, rustige dieren die gewoon zijn met verschillende ‘gelegenheidsruiters’ te rijden. Na vijf lessen is het voor de meesten duidelijk of ze ermee doorgaan of niet.”
David Agie erkent dat de polosport in België jarenlang een te beperkt onderonsje geweest is. In vergelijking met golf, dat in ons land stilaan een populaire sport wordt – nu zelfs provinciale overheden eigen golfterreinen aanleggen – blijft polo voor de happy few weggelegd. “Professionele spelers hebben we in België niet. Wel in Engeland, Amerika en vooral Zuid-Amerika. In Argentinië is polo bijna even populair als voetbal. Het maakt deel uit van hun cultuur en manier van leven,” zegt Patrick Larsonneur.
Ook bij ons wil David Agie het zakenleven laten kennismaken met polo. “Waarom heeft ons land bijvoorbeeld geen clubs in het Zoute, in Kortrijk of in het Brusselse? We moeten ook bij ons meer mensen aanzetten om een initiatiecursus te volgen. Ervoor zorgen dat meer mensen op toernooien weten wat polo is en wat de spelregels zijn en niet alleen komen om gezien te worden.” Via evenementen als de Belgian Polo Masters wil David Agie nieuwe spelers aantrekken. “We willen bedrijven overhalen om hun klanten in plaats van een zoveelste golfinitiatie een introductie in polo aan te bieden, zoals dat vandaag vaak gebeurt in het Verenigd Koninkrijk.”
Bruno De Keyser
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier