POLITIEK PATROON

Als hij tot septante telt, klinkt de Fransman Jean Gandois (67 j.) als een volleerde Waal. Als de Franse topman van de Waalse staalreus Cockerill Sambre in de komende dagen een deal met het Franse Usinor beklinkt, koppelt hij het lot van zijn twee thuislanden aan elkaar. Maar Gandois maakt er ook een persoonlijke cirkel mee rond. In zijn ondernemersjeugd leidde hij Wendel & Cie – het huidige Sacilor, deel van de Usinor-groep -, in het begin van de jaren ’80 schreef hij op een Luikse hotelkamer het herstelplan voor het Waalse staal waarin hij een schaalvergroting bepleitte, en enkele jaren later was hij de architect van de krachtenbundeling tussen Sacilor en Usinor.

Gandois werkte in de staalindustrie, de chemiesector en de farmaceutische nijverheid. Heel even, vlak voor de cohabitation in 1986, dacht hij over een carrière in de Franse politiek, “maar mijn temperament was niet verzoenbaar met de politieke drang naar compromissen.” In zijn eerste Cockerill-periode, vol van politieke vertragingsmanoeuvres en communautaire twisten, had hij die drang aan den lijve ondervonden. Nochtans heeft de topmanager altijd goede contacten met de politiek gehad. Hij is vriend aan huis bij de gewezen Franse eerste minister Édouard Balladur; de huidige minister van Arbeid Martine Aubry kon onder zijn bewind bij aluminium- en verpakkingsproducent Péchiney openbloeien. Toen Nieuw-Guinea zijn onafhankelijkheid uitriep, moest Gandois een aanbod afslaan van de nieuwe president, Sékou Touré, om als adviseur in zijn kabinet aan de slag te gaan. Het was toenmalig Frans minister van Financiën Jacques Delors die hem naar Péchiney haalde, Belgisch premier Wilfried Martens die zijn analytische geest voor het Waalse staaldossier inhuurde en Frans president Jacques Chirac die hem vroeg naar een diagnose voor het Franse staal. Die diagnose zou uiteindelijk leiden tot de fusie tussen Sacilor en Usinor. Politici waren altijd opvallend tolerant tegenover Gandois: als directeur van genationaliseerde ondernemingen kon hij zelfs onder socialistisch bewind in Frankrijk ongestraft zijn centrum-rechtse gedachtegoed verkondigen.

Jean Guy Alphonse Gandois, kleinzoon van een landbouwer en een slager, groeide op in een agrarische gemeenschap in de buurt van Limoges. Als uitmuntend student aan het Lycée Saint-Louis van de hoofdstad en met een baccalaureaat op zak in wiskunde en filosofie droomde hij van studies wijsbegeerte. Stendhal, Tolstoi, Dostojewski, maar ook Levy-Strauss, Foucault en Plato rekent hij trouwens nog altijd tot zijn lievelingsauteurs.

Gandois’ vader, belastingontvanger in de Haute Vienne, had echter een andere toekomst uitgestippeld: hij liet zijn zoon inschrijven voor ingenieursstudies aan de Ecole Polytechnique nationale. Daar is Gandois geëvolueerd naar een rasindustrieel. Geen man van de financiële plannen, maar een ondernemer met visie. “De grootste Franse industrieel van het ogenblik,” noemde Martine Aubry hem, enkele maanden vóór de aanvaring die ze in het Franse patroonsverbond CNPF met Gandois had, “maar ook de enige die zijn visie als patroon koppelt aan een sociaal perspectief.” Gandois, die in zijn loopbaan 100.000 mensen in de werkloosheidscijfers stuwde, cultiveert die sociale reputatie. Toen Renault in Vilvoorde anderhalf jaar geleden zijn deuren sloot, spaarde Jean Gandois zijn kritiek niet. Gandois wond zich op over de manier waarop Louis Schweizer zijn werknemers tot de werkloosheid veroordeelde. “Ik ben een sociaal manager,” houdt hij hardnekkig vol. “Geen crisisdokter voor zieke bedrijven, maar iemand die rotsvast gelooft in de voordelen van de sociale dialoog.” Gandois vroeg begrip voor de motieven van de stakers in de openbare sector, toonde zich een vurig bepleiter van werknemersparticipatie ook, omdat hij vindt dat “een werknemer moet delen in het succes van zijn bedrijf.”

Maar de 35-urenweek zonder loonverlies volgens de Franse formule ging hem dan weer te ver, want die schildert hij af als een economische blunder. Enkele maanden geleden stapte Gandois nog met slaande deuren op als voorzitter van CNPF, waar hij zich door Martine Aubry en de vakbonden “in de rug geschoten” voelde toen die discussie losbarstte. Gandois: “Ik ben een onderhandelaar. Zij hebben een beroepsdoder vandoen.” Nochtans had Gandois het geknipte profiel voor het voorzitterschap: ervaring die hem een helikoptervisie geeft over verschillende sectoren heen, het karakter van een stugge, zelfzekere man met een industriële visie, een uitgebreid relatienetwerk en een grote analytische capaciteit, maar bovenal een gedrevenheid om zelf beslissingen te nemen en die met harde hand op te leggen.

Gandois begon zijn beroepsloopbaan als staatsingenieur in Nieuw-Guinea, vervolgens trok hij in opdracht van de Franse overheid naar Brazilië en Peru om er hydraulische en wegenbouwprojecten te leiden. 36 jaar geleden ruilde Gandois de overheidsdienst voor het bedrijfsleven “omdat je na die overzeese ervaringen geen kasseien in Frankrijk kunt neerpoten.” Van zijn buitenlandse avontuur blijft alleen een aardig mondje Portugees en een voorliefde voor de Brazilliaanse romanschrijver Jorge Amada over. Vanuit de commerciële dienst van staalproducent Wendel & Cie hees Gandois zich nog geen drie jaar later in de stoel van directeur-generaal. Vervolgens haalde hij de band tussen overheid en bedrijf weer aan. Bij Sacilor, chemiereus Rhône-Poulenc, Péchiney en bij Cockerill Sambre hadden de politieke overheden een serieuze vinger in de pap. Péchiney wilde hij privatiseren, Rhône-Poulenc zag hij node genationaliseerd, bij Cockerill gaat het weer de andere richting uit. Gandois houdt van wisselende horizonten, combineert daarom ook vaak twee jobs. “Van een functie als raadgever bij één bedrijf is er geen sprake,” liet hij in 1983, bij zijn eerste passage in Cockerill, al weten. “Ik wil, liefst in verschillende omgevingen, allerhande concrete problemen oplossen.”

FRANK DEMETS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content