Polarising zonder toegevoegde waarde
Tijdens de verkiezingscampagne ging veel aandacht naar de duurtijd van de werkloosheidsuitkering. De N-VA wil die afhankelijk maken van het aantal gewerkte jaren, met een maximum van twee jaar. Open Vld pleit voor stopzetting vanaf het vierde jaar. CD&V vindt een discussie ten gronde overbodig. Sp.a catalogeert ze zelfs als onzinnig en contraproductief.
Wat zou ik zelf doen? Ik zou mijn energie sparen voor gewichtiger kwesties. Zowel aan de uitkeringen als aan de begeleiding en de controle van werkzoekenden is de voorbije jaren zo gesleuteld dat het al dan niet beperken van de duurtijd wellicht niet zo veel verschil meer maakt. Zo moeten werkzoekenden door de bredere omschrijving van de ‘passende’ dienstbetrekking nu een ruimere waaier van jobs aanvaarden. Door de versnelde degressiviteit van de uitkeringen is het verschil tussen de uitkering van een langdurig werkzoekende en het leefloon ook erg klein geworden. De uitkering stopzetten spaart bijgevolg nauwelijks geld uit, creëert geen sterke prikkel tot snellere werkhervatting, en brengt de werkloze in een leefloonstelsel dat veel minder op activering is gericht.
Ik zou opteren voor een slimmer ontwerp, meer bepaald voor een werkloosheidsuitkering die bestaat uit twee componenten. De eerste component is de uitkering als vervangingsinkomen, die is hoog bij de start van de werkloosheid en neemt af met de duurtijd. De tweede component is de uitkering als activeringspremie, die is laag bij de start van de werkloosheid en neemt toe met de duurtijd. Deze tweede component wordt slechts volwaardig uitgekeerd als de werkloze deelneemt aan opleidings- of werkervaringsprojecten of in de context van mutual obligation een bijdrage levert aan de maatschappij.
Ik zou de ideologische loopgraven verlaten en meer out-of-the-box denken. Neem het voorbeeld van de beroepsinschakelingstijd voor jongeren. Rechts én links hebben de neiging die almaar te verlengen. Want je kan jongeren toch geen werkloosheidsuitkering geven als ze nog niet hebben gewerkt. Waarom eigenlijk niet? Waarom niet jongeren net veel vroeger na het schoolverlaten een forfaitaire uitkering geven? Dat maakt hen onafhankelijker van een thuismilieu dat vaak deel is van het probleem. De druk om hun zoekgedrag nauwgezet op te volgen, neemt ook toe. Het risico om de toegekende uitkering weer te verliezen zet hen ook aan tot actiever zoeken. In de huidige beroepsinschakelingstijd neemt de stimulans om werk te zoeken juist af naarmate de jongere langer werkloos is. Hij komt almaar dichter bij het ogenblik waarop hij recht heeft op een uitkering.
Ik zou vooral het vizier verruimen. Om de 2020-werkzaamheidsdoelen te realiseren, moeten we in Vlaanderen 155.000 mensen extra aan de slag krijgen. Voor België gaat het zelfs om 420.000 mensen. Dat gat rij je niet dicht met een enge focus op de werkzoekenden. We moeten vooral nadenken over inschakeling van de 27 procent inactieve personen op arbeidsleeftijd, die niet werken en ook geen werk (meer) zoeken.
In die groep schuilt veel potentiële arbeidsreserve. Neem de leefloners die al te vaak ontsnappen aan activering. Of de ontmoedigde werklozen die wel willen werken, maar niet zoeken omdat ze zich kansloos achten. De huismoeders of -vaders die de zorg voor de eigen kinderen of andere afhankelijke personen op zich nemen bij gebrek aan betaalbare opvang. Ze bieden zich niet aan, maar ervaren hun situatie toch als een van ongewenste werkloosheid. Denk ook aan de 115.000 Vlaamse deeltijds werkenden die meer arbeidsuren willen presteren.
Ik stel voor dat we onze energie investeren in manieren om de niet (langer) actieven weer in te schakelen; en dat we voortbouwen op een principe waarmee nagenoeg alle politieke partijen het eens zijn: dat wie niet actief op zoek gaat naar werk, geen plaats heeft in de werkloosheid. En het debat over de duurtijd van de uitkeringen? Dat zou ik even parkeren. Het werkt polariserend, zonder veel toegevoegde waarde.
De auteur is decaan van de faculteit Economie en Bedrijfsweten- schappen aan de KU Leuven .
LUC SELS
Laten we voortbouwen op een principe waarmee nagenoeg alle partijen het eens zijn: dat wie niet actief op zoek gaat naar werk, geen plaats heeft in de werkloosheid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier