Pleidooi voor een geëngageerde werknemer en inspirerende werkgever
De actieve welvaartsstaat – er werd al veel over geschreven, er werd nog niet zoveel aan gewerkt (althans niet aan maatregelen die ook effect hebben). Het idee luidt dat er meer mensen dan nu aan het werk moeten om de sociale zekerheid in de toekomst betaalbaar te houden. In Vlaanderen betekent dit dat er meer 50-plussers en laaggeschoolde vrouwen aan het werk moeten.
Federaal minister voor Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke ( sp.a), heeft aan het concept van de actieve welvaartsstaat het idee van de ontspannen loopbaan gekoppeld. Werknemers moeten de kans krijgen om gedurende de loopbaan vrij soepel in en uit de arbeidsmarkt te stappen. Meer vrije tijd tijdens de loopbaan betekent echter wel langer werken op het einde van de loopbaan.
Het idee dat de loopbaan moet kunnen onderbroken worden is intussen sterk ingeburgerd bij de werknemers, ook bij mannen. Eén op vijf mannen loopt nu reeds met het idee rond. Bij de jongeren ligt dat aandeel nog hoger. De koppeling met het langer werken wordt echter niet gemaakt, ook niet door jongeren. Ik vraag me af of het concept van de actieve welvaartsstaat wel op een meerderheid kan rekenen bij de bevolking. Wellicht is er zelfs binnen de huidige regering niet eens een meerderheid hiervoor.
Nederlands onderzoek toont een enorme gespletenheid aan bij de huidige burger. Die is er wel van overtuigd dat men gemiddeld langer zal moeten werken, maar dat geldt niet voor hem persoonlijk. Hij wenst nog altijd even vroeg uit te treden. Blijkbaar wordt het begrip solidariteit zeer dubieus ingevuld.
De werknemer moet willen. Het spreekt vanzelf dat het absoluut noodzakelijk is om de actieve welvaartsstaat effectief gestalte te geven. Dit betekent echter niet dat we hiermee reeds bij de kern van de zaak zijn. Men moet een onderscheid maken tussen decision to work en decision to produce. Bij decision to work gaat het om een beslissing om actief te worden op de arbeidsmarkt. De betrokken werknemer gaat op zoek naar een betaalde baan en wordt bij een succesvolle match aangenomen door een werkgever. Dit betekent nog niet noodzakelijk dat de werknemer een decision to produce heeft genomen. Daarbij gaat het om een keuze van engagement, de bedoeling om toegevoegde waarde te creëren voor de onderneming, zich systematisch verder te ontwikkelen.
Te veel werknemers maken die keuzevoor engagement niet. Vlaanderen zou de ambitie moeten hebben om dat aandeel van werknemers groter te maken. Ook de overheid mag zich hierbij laten horen. Hoe belangrijk op zich ook, het hele discours rond het tijdskrediet is er te veel één van het zich vrijmaken van betaalde arbeid. Betaalde arbeid komt daarbij naar voren als iets inherent negatiefs, een noodzakelijk kwaad. Dezelfde sociologen die in de crisisdecennia luidkeels riepen dat betaald werk zo belangrijk was voor de burger, doen nu hun best om het te relativeren en soms zelfs te demoniseren. Betaald werk stresseert, je wordt gepest op het werk, je privé-leven gaat eronder lijden. Nochtans is voldoende aangetoond hoe belangrijk betaald werk is, het structureert het dagelijks leven, het bezorgt je een identiteit, het bezorgt je contacten. De kwalitatieve aspecten van werk winnen trouwens nog systematisch aan belang.
De werkgever moet inspireren. Naast decision to work en decision to produce aan werknemerszijde staan natuurlijk ook beslissingen aan werkgeverszijde. De eerste beslissing van de werkgever is hiring, aanwerven. Zoals hierboven uitgelegd, is deze actie gekoppeld aan de decision to work van de werknemer. Een tweede beslissing slaat op inspiring, een beleid erop gericht om de werknemer zo productief mogelijk in te schakelen.
Inspiring is gekoppeld aan de decision to produce. Het ene kan niet zonder het andere. Als beide aanwezig zijn, versterken ze elkaar ook. Te veel werknemers worden nog steeds geacht enkel uit te voeren wat de baas heeft bedacht. De potentiële meerwaarde van te veel werknemers wordt onvoldoende benut.
De uitdaging bestaat er dus niet alleen in om meer mensen aan te werven, werkgevers zullen deze ook meer moeten inspireren dan nu het geval is.
Jan Denys [{ssquf}]
De auteur is manager Strategisch Arbeidsmarktbeleid bij Randstad.
Dezelfde sociologen die in de crisisdecennia luidkeels riepen dat betaald werk zo belangrijk was voor de burger, doen nu hun best om het te relativeren en soms zelfs te demoniseren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier