Pleidooi voor een efficiënte overheid

Alain Mouton

Boeken over de werking van onze overheidsadministratie hebben vaak veel weg van een pamflet. Niet zo met Copernicus voorbij: van verwarring naar consensus, het net verschenen werk van Jean Hindriks, UCL-professor en senior fellow bij de denktank Itinera. De auteur maakt eerst en vooral een diepgaande analyse van de Belgische overheidssector en formuleert vervolgens aanbevelingen. De cijfers over de Belgische publieke sector zijn bekend. Maar wanneer Hindriks ze allemaal op een rijtje zet, ogen ze indrukwekkend. De komende tien jaar gaat veertig procent van de arbeidskrachten bij de overheid met pensioen. Een van de grote debatten die moeten worden gevoerd, is of die allemaal vervangen moeten worden. De openbare sector neemt immers meer dan de helft van het nationaal inkomen in beslag. Een op de drie Belgische arbeidsplaatsen heeft betrekking op de publieke of niet-commerciële sector. Het Europese gemiddelde bedraagt een op de vijf. België behoort ook tot de landen die het minst een beroep doen op de privésector voor de uitbesteding van overheidsopdrachten.

Die cijfers zeggen natuurlijk niet alles. Daarnaast moet worden nagegaan of de Belgische overheid wel efficiënt functioneert. De resultaten zijn weinig opbeurend. In bijna alle onderzoeken scoort België zwak. Het bekendste (of beruchtste) onderzoek is dat van de Europese Centrale Bank. Het dateert al van 2003, maar wordt om de haverklap gehanteerd. Voor de efficiëntie van de publieke sector in geïndustrialiseerde landen plaatst België zich op een 19de plaats op 23, met een kostenefficiëntie van 66 procent en een resultatenefficiëntie van 79 procent. Hindriks: “De positie van België suggereert duidelijk dat er een verspilling van de publieke middelen is en dat andere landen beter doen met minder. Maar daaruit besluiten dat men de publieke uitgaven kan verminderen met 33 procent zonder dat de kwaliteit van de openbare diensten eronder lijdt, is verkeerd.” Dat is nochtans de analyse die iemand als Rudy Aernoudt maakt. Volgens Hindriks worden de resultaten te globaal gemeten om de efficiëntiewinsten per sector te kunnen schatten. Een sectorspecifieke aanpak is dus nodig. De auteur wijst op het slecht werkende justitieapparaat in België en de zwakke prestaties van het Franstalige onderwijs. Hij legt de nadruk op kwaliteit om tot een betere overheid te komen, eerder dan op kwantiteit.

Zo wil Hindriks komen tot een betere werking van de overheid via meer evaluaties. En er is nood aan tevredenheidsonderzoek bij de burger. Een ander element is dat budgetten meer gerelateerd moeten worden aan resultaten dan aan noden. Het boek houdt ook een vurig pleidooi voor een meer autonome administratie. De politiek mag de administratie niet koloniseren. Daarin is de Copernicushervorming volgens de auteur mislukt. In het boek wordt ook een lans gebroken voor een rationalisering van de instellingen. Het nut van de Senaat en de provincieraden (737 mandatarissen) wordt ter discussie gesteld. Hindriks’ boek is verplichte lectuur voor al wie begaan is met een goed werkende overheid.

JEAN HINDRIKS, COPERNICUS VOORBIJE: VAN VERWARRING NAAR CONSENSUS?, ITINERA INSTITUTE, 2008, 160 BLZ. TE BESTELLEN VIA info@itinerainstitute.org

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content