Plannen voor prille gepensioneerden
Er bestaan nogal wat manieren om op de lange termijn voor het pensioen te beleggen. In deze bijdrage gaan we na wat de aangewezen verhoudingen zijn tussen aandelen en obligaties.
Wie op zijn zestigste verder dan zeven à tien jaar in de toekomst wil kijken, staart in een mist van onoplosbare vragen over gezondheid, fiscaliteit, kinderen en kleinkinderen. Bovendien verschillen de vooruitzichten van elk gezin.
Toch zou het dom zijn om niet een beetje te plannen. Tijdens de vaak heel lange pensioenperiode zijn er ruwweg drie fasen. In de eerste, meest actieve periode vanaf 60 à 65 jaar, past de nieuw gepensioneerde zich aan zijn nieuwe levensritme aan. Hij is actief en vol energie. In die periode geeft hij het meeste geld uit. In de volgende fase, van 70/75 tot 80/85, verwacht hij nog steeds actief te zijn, maar minder te spenderen. Tijdens de derde fase, van 80/85 tot veel later, doet een mens het noodgedwongen wat rustiger aan. Alleen staan er in die periode extra uitgaven voor huisvesting en gezondheidszorg op het programma. Dezelfde bedragen en dezelfde oplossingen zullen dus waarschijnlijk niet volstaan.
Stabiele ontvangsten. Wie een financieel plan wil opmaken van inkomsten en uitgaven voor de pensioenleeftijd, vertrekt best van de situatie vlak vóór het einde van de loopbaan. Welk inkomen ziet u tijdens de eerstvolgende periode van zeven of tien jaar op vaste basis naar het gezin vloeien? Sommige uitgaven zullen bij het ingaan van het pensioen verdwijnen, andere zullen weer opduiken. Een heel deel vaste uitgaven, zeker 50% tot 60% van het totaal, zal blijven. Dan hebben we het over onderhoud van de woning, verwarming en verlichting, soms huishuur of nog resterende afbetalingen, verzekeringen, kosten van de woning en dokterskosten. Pas nadien komen de alledaagse uitgaven en die voor ontspanning, reizen enzovoort. De flexibiliteit zal ook daar ingebouwd moeten worden.
Wat de inkomsten betreft, wilt u natuurlijk plannen opzetten voor regelmatige, stabiele ontvangsten, die u op voorspelbare momenten ontvangt. Dus moet de financiële pensioenplanning zorgen voor een regelmatige injectie van de bankrekening, zodat u niet op willekeurige momenten happen uit de spaar- of beleggingsrekening hoeft te nemen.
Voor die regelmatige inkomens vertrekken we van de vaststaande totale netto-ontvangsten van het wettelijke pensioen van het gezin. Dat bedrag kunt u al een hele tijd vóór uw pensioen kennen. Er zijn nog andere zekere inkomsten, zoals de regelmatig te ontvangen huishuren van privé of bedrijfsmatig verhuurd vastgoed. Voorts kunnen er dividenden en tantièmes van bedrijven zijn waarin u nog een rol speelt, zolang dat zinvol is. De timing van dit alles is vrij goed onder controle te houden en iedereen kan dat overzien.
Controle bewaren. Maar de helft van de bevolking die meer verdient dan het gemiddelde, moet zelf een verdere bron van regelmatig inkomen zien te vinden in financieel belegd kapitaal. Ofwel is dat kapitaal geleidelijk opgebouwd door tijdens het actieve leven gespaard of geërfd geld regelmatig te beleggen (dat is het beste geval omdat men dan al geleidelijk beleggingservaring heeft opgedaan). Ofwel is de som aanwezig door de uitkering van het pensioenkapitaal door het pensioenfonds of de groepsverzekering, of door de verkoop van de eigen zaak. In dat geval verschijnt er plots een groot bedrag, en hebben de nieuwe gepensioneerden niet de kans om enkele jaren beleggingservaring op te doen.
In het eerste geval zal men meer geneigd zijn om zelf die beleggingsproblematiek aan te pakken. In het tweede geval beslist men makkelijker om naar een financieel adviseur te stappen. Ook in dat geval is het nuttig om te begrijpen hoe die raadgever de beleggingsinstrumenten aandelen en obligaties voor u zal inzetten.
Het voordeel van obligaties is dat u weet welke som u terugkrijgt, en wat er jaarlijks betaald zal worden. Op dit ogenblik leveren obligaties jaarlijks rond de 5,5% op. Daar moet natuurlijk nog de voorheffing van 15% af. Als u 100.000 euro in obligaties belegt, kunt u dus per jaar een inkomen van 4675 euro verwachten. Maar door de inflatie verliezen we koopkracht op de hoofdsom. Obligaties betalen meer naarmate de kwaliteit vermindert. Men wil dus in beste beleggingskwaliteit blijven, vooral als men het zelf doet.
Wegens hun wispelturige prijsverloop worden aandelen door de meeste beleggers terecht afstandelijker benaderd. Gelukkig zijn de winsten van de ondernemingen, en vooral van een welgekozen groep ondernemingen, véél stabieler dan het prijsverloop. De uitgekeerde dividenden zijn meestal een fractie van de winsten, en zijn nog stabieler dan die winst. Dividenden vertrekken van een lagere basis, maar ze groeien. Als ik 100.000 euro zou beleggen in het pakket aandelen dat de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB) op haar jongste happening voorstelde, dan weet ik níét voor welke exacte waarde ze over vier à vijf jaar op mijn portefeuilleoverzicht zullen voorkomen. Maar ik durf er wel op te wedden dat het dividend groter zal zijn dan de 4,85% die ik uit hetzelfde belegde bedrag in obligaties zal bekomen. Tegen het tiende jaar verwacht ik uit het aandelenpakket 7293 euro te ontvangen, tegenover 4675 euro uit de obligaties. Na twaalf jaar minstens het dubbele.
Het zou dan ook jammer zijn om geen aandelen in de oplossing te betrekken. Maar de vraag blijft: hoe hou je het risico onder controle. In mijn volgende column bespreek ik twee alternatieve oplossingen om een vast inkomen te produceren met aandelen en obligaties, en die het risico onder controle houden. Elk op hun manier.
Emiel Van Broekhoven
De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).
Het zou jammer zijn om niet in aandelen te beleggen voor uw oude dag.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier