Plankenkoorts
Milieuactivisten en herkomstlanden bemoeilijken de invoer, respectievelijk uitvoer van tropisch hout. Maar met twee eigen zagerijen in Kameroen verankert Decolvenaere uit Gent zich in deze exotische markt, een unieke troef voor een Belgisch houtbedrijf.
Er heerst verwarring op de markt van exotische houtsoorten. Begin deze maand verbood de Kameroense regering plotseling alle houtexport. Samen met Gabon is dat land de belangrijkste leverancier geworden van tropisch hout uit Afrika. “Zelfs boomstammen met een officieel uitvoercertificaat mogen niet meer buiten. Dat is vervelend voor onze klanten, want het is onmogelijk om in de huidige omstandigheden nog een prijs te bepalen. Men lijkt het in Douala maar niet eens te geraken over de hoogte van een bijkomende exportheffing,” zegt Ernest Decolvenaere van het gelijknamige houtbedrijf in de Gentse kanaalzone.
Decolvenaere nv (450 miljoen omzet) is één van de vier grootste Belgische houtimportbedrijven en is gespecialiseerd in Afrikaanse houtsoorten. Maar anders dan zijn concurrenten kan Decolvenaere (DC) bovendien terugvallen op twee lokale houtkapbedrijven en -zagerijen in het West-Afrikaanse Kameroen. “En dat is onze troef. Op korte en langere termijn,” verzekert Decolvenaere.
Het is een algemene trend
: herkomstlanden leggen de export van boomstammen steeds meer aan banden. Broer Hilaire Decolvenaere verwacht geen volledig exportverbod op stammen – wellicht komen er strengere quota voor bepaalde houtsoorten – maar er wordt wél aangedrongen op meer plaatselijke verwerking. Europese importbedrijven die er zelf geen voet aan de grond hebben, worden dan erg afhankelijk van plaatselijke zagerijen. Anticiperend op deze evolutie, plaatste Decolvenaere zijn eigen mannetjes in de tropische houtkap. Letterlijk, want Sfil is al 25 jaar een 100% familiale aangelegenheid die in Kameroen beheerd wordt door drie zonen van Hilaire Decolvenaere. Zij prospecteren en trekken met eigen bulldozers toegangswegen door het oerwoud, dwars door concessies van 2000 tot 50.000 hectaren bos. Geregeld schuiven hun zagerijen verder het oerwoud in om telkens heropgebouwd te worden naarmate het kappen van de bomen in het regenwoud vordert.
Twee derde van de 30.000 kubieke meter Kameroens hout die DC jaarlijks invoert, wordt vooraf bewerkt in de zagerijen van Sfil; slechts één derde wordt nog als boomstam verscheept – “met een uitvoercertificaat van de Kameroense overheid” (zie kader: Milieuactivisten) – om in Gent verwerkt te worden op maat van de klant. Dat zijn uitsluitend grootverbruikers: 70% in eigen land; 30% in Duitsland en Nederland. De tropische houtsoorten (vooral afromosia en doussie) worden verkocht aan groothandels voor de meubelsector, raam- en kaderfabrikanten, producenten van doodskisten en voor gebruik bij grootschalige waterwerken.
Bij de bron
Ernest en Hilaire zijn beiden gedelegeerd bestuurder en de twee familiale aandeelhouders van Decolvenaere nv, dat rond de eeuwwisseling zijn honderdjarig bestaan viert. Samen gaven de broers de eenmanszaak van hun vader een internationale dimensie. “We hebben altijd samengewerkt. Hilaire legt zich toe op de operationele kant van de zaak; ik ben meer bezig met het commerciële,” zegt Ernest.
Begin de jaren ’60 besloot Ernest rechtstreeks naar de bron te gaan. Over de hoofden van de traditionele Antwerpse hout traders trok hij op prospectie door centraal Afrika. Uiteindelijk viel de keuze in 1974 op Kameroen, waar de Gentenaren voortaan zelf aan houtkap gingen doen.
Strategisch is Kameroen
interessant, aangezien andere houtrijke gebieden in West- en Oost-Afrika door wanbeheer en wildkap quasi leeggehaald of “geplunderd” zijn. Kameroen en Gabon zijn vandaag de laatste belangrijke reservoirs van tropisch hout in Afrika. Na het Congolese regenwoud, dat alsnog dé “ontoegankelijke” schatkamer blijft. De politieke onrust in het land van Kabila – en voordien onder diens voorganger Mobutu, – heeft Congo afgegrendeld voor grootschalige bosontginning.
“Die toestand maakt het ons niet gemakkelijk,” zegt Hilaire. Tot tien jaar geleden kon Sfil zijn hout nog vanuit het zuidwesten van Kameroen via rivieren en over de Congostroom naar de haven van Matadi brengen. Later bood de spoorweg doorheen buurland Congo-Brazaville een alternatief. “Maar die havens zijn inmiddels verzand en treinen rijden er ook niet meer. Sfil trekt nu met zijn vloot van twintig vrachtwagens 800 kilometer door het oerwoud naar de haven van Douala,” vertelt Ernest.
Concurrentieel voordeel
De door Kameroen aangekondigde exportbelasting zou “tot drie keer duurder” kunnen uitvallen dan de huidige heffingen in Gabon, wat een verschuiving naar dat land zou kunnen teweegbrengen. Niettemin is Hilaire Decolvenaere er vrij gerust in: hij verwacht dat ook daar de prijzen zullen stijgen zodra de meeste Franse, Chinese, Koreaanse en Japanse concurrenten van Sfil zouden uitwijken. “Want in een quasi monopoliesituatie zullen ook de prijzen in Gabon stijgen. Onze aanwezigheid in Kameroen geeft ons dus een concurrentieel voordeel. Sfil heeft er zijn netwerken en omdat we het bosbeheer, de houtkap en de zagerijen in eigen hand hebben, hebben we ook onze kostenstructuur grotendeels onder controle. We zullen in de toekomst nog minder boomstammen verschepen. Sfil zal nog meer ter plaatse verwerken.”
Dat de tewerkstelling
in Gent (35 werknemers) verder zal slinken, is onvermijdelijk. DC gaat er prat op te beschikken over één van de grootste zagerijen van het land, met een dagcapaciteit van honderd kubieke meter. “Dat machinepark kunnen we niet afbouwen, omdat je voldoende materieel en personeel moet behouden om hier flexibel op de vraag van de klant te kunnen inspelen.” Ernest Decolvenaere trekt een vergelijking met wat er in de confectie gebeurt.
Financieel directeur Rino Verbrugge van DC vertolkt de evolutie als volgt: “Van een zuiver industriële onderneming is DC sedert enkele jaren geleidelijk omgevormd tot een flexibele handelsvennootschap met industrieel karakter. Er is een professionalisering van het management.”
Sfil in Afrika en DC in België hebben een gescheiden structuur, de bedrijfsresultaten worden niet geconsolideerd: Sfil is eigendom van de zoons van Hilaire. “Eén van hen wordt klaargestoomd voor de opvolging,” zegt Ernest, zonder een naam te noemen. In afwachting staan Ernest en Hilaire, respectievelijk 78 en 74 jaar, nog dagelijks in het bedrijf in Gent en belanden ze geregeld ook in de jungle van Kameroen. Voor een inspectieronde op het terrein.
E.B.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier