Pillen moeten peppen

Solvay is op kousenvoeten de top-20 van ‘s werelds grootste chemiebedrijven binnengeslopen. De opvolgers van Ernest Solvay hebben de bakens definitief uitgezet : waar het even kan, wil Solvay de wereldmarktleider zijn. De halfjaarresultaten toonden het zwakke punt : te cyclisch, te conjunctuurgevoelig. Maar financiële analisten zien beterschap dankzij de veelbelovende farma-poot.

Bijna honderdveertig jaar nadat Ernest Solvay een bedrijf naar zijn naam op de wereld zette, lijkt ‘s lands vierde grootste onderneming (met 283 miljard frank geconsolideerde omzet komt Solvay na PetroFina, Delhaize “De Leeuw” en Tractebel) zijn mission statement duidelijk ge(her)definieerd te hebben. Tot in een recent verleden wilde de chemiegroep nog wel eens “schieten op al wat bewoog”. Nu straalt gedelegeerd bestuurder Daniël Janssen, die onder meer 4000 familiale aandeelhouders samen goed voor een meerderheid in Solvay te vriend moet zien te houden, de rustige zelfzekerheid uit dat de ingeslagen weg de goede is. De strategie is drievoudig : enkel nog producten maken met een vooraanstaande plaats op de wereldmarkt, internationalisering naar regio’s met hogere, structurele groei (Oost-Europa, VS, Zuid-Amerika en Azië) en de uitbouw van de niet-conjunctuurgebonden farmacietak. Bij die strategische herpositionering komen uiteraard forse investeringen kijken, vooral in farmacie. Het globale uitgavenpakket van investeringen plus Onderzoek & Ontwikkeling bedraagt zo’n 40 miljard frank.

Solvay mag zich vandaag met een tiental producten wereldmarktleider noemen (zie tabel : Toppers) ; dat was midden de jaren tachtig geenszins het geval. Ook de mondialisering heeft écht vorm gekregen : tien jaar terug was Europa goed voor 80 % van alle activiteit, nu is dat nog slechts 66 % en die trend zet zich onverminderd door. Belangrijk is ook dat het Solvay-management voor zichzelf uitgemaakt heeft waar de actie zal liggen. Die terreinen heten :

chemie, maar met een afgelijnde reeks producten (zoals het ‘roots’-product soda). Deze sector staat voor 97,6 miljard frank omzet en 11 miljard winst (cijfers over ’96).

kunststoffen (zoals PVC, polyethyleen en polypropyleen) en kunststofverwerking (met vooral producten voor de auto-industrie als blikvanger). Kunststoffen en kunststofverwerking tekenen voor 138 miljard frank omzet en 6 miljard winst).

farmaceutica, toegespitst op een reeks geneesmiddelen voor mensen (de veterinaire afdeling werd eerder dit jaar voor ruim 14 milard frank 5,9 miljard meerwaarde van de hand gedaan). De farmadivisie haalt 46 miljard omzet en 4,3 miljard winst.

Verdwijnt chemie uit Europa ?

Competitiviteit is hét buzzword dat op de lippen van alle Europese chemiebazen ligt. Maar de context waarin concurrentieel moet worden geproduceerd is ongunstig. Solvay-baas Daniël Janssen veinsde niets, toen hij recentelijk stelde : “We zullen binnen afzienbare tijd geen chemische industrie meer aantreffen in Europa als we hier qua energieprijzen niet hetzelfde ( nvdr.- lage) niveau kunnen halen als in de VS.” In de schoot van Cefic, de overkoepelende Europese organisatie van chemiebedrijven, meent ook Claude Culem, hoofd van de studiedienst, dat de Europese context vrij nadelig uitvalt. Culem bestudeert jaar in jaar uit de concurrentiepositie van de Europese chemiesector, dus ook van Solvay. Zijn conclusie liegt er niet om. “De hele Europese chemie ligt inzake profitabiliteit ver achter op de Amerikaanse collega’s,” zegt Culem. “We bestudeerden de winstgevendheid vóór belastingen, vóór aftrek van financiële lasten en vóór afschrijvingen. In het jaar 1996 spraken we over een verhouding van 18 % winst op omzet voor de Europese chemie tegenover 25 % voor de Amerikaanse. Volgens onze tellingen is er de voorbije tien jaar altijd een verschil van 5 à 10 procent geweest in Amerikaans voordeel.”

Waarom hinkt de Europese chemiesector achterop ? Zegt Culem : “Er zijn essentieel twee verklaringen. Een : de energieprijzen liggen hier gemiddeld een derde hoger dan in de Verenigde Staten, en in een energieverslindende sector als de chemie kan dat tellen aan het einde van de rit. De Europese elektriciteitsprijs ligt gemiddeld 72 % hoger, de prijs voor gas 22 %, die van olie 23 %. Daarom dringt Cefic bij de Europese Commissie voortdurend aan om de liberalisering van de Europese energiemarkt in versneld tempo door te voeren. Handicap nummer twee : de arbeidskosten. De Europese arbeidskosten liggen gemiddeld 13 % hoger in Europa dan in de Verenigde Staten. Dat komt vooral omdat de vaak geroemde Europese productiviteit het in de chemiesector danig laat afweten. Dat probleem is een gevolg van het feit dat Europa qua kapitaalintensiviteit opnieuw zwaar onderdoet voor Amerika. De Amerikaanse chemie-industrie staat, door die hogere kapitaaltoevoer, veel verder qua automatisering dan de Europese. Als hier per arbeider 100.000 dollar in machines wordt geïnvesteerd, loopt dat in de VS op tot 180.000 dollar per arbeider. Het klinkt hard, maar het feit dat de Europese chemiesector tussen 1990 en 1995 zowat 250.000 jobs heeft geschrapt, was onbetwistbaar een stap naar meer productiviteit. Ook Solvay heeft die trend gevolgd.”

Oppermachtig in soda

Solvay heeft, in de pure chemie, een “kaskraker” in huis die iedereen haar benijdt : als sodaproducent is het Belgische bedrijf wereldwijd de nummer één. Soda (natriumcarbonaat) wordt vooral gebruikt als grondstof in de glasindustrie, waar de schrik voor de oppermachtige marktpositie van Solvay er zelfs redelijk in zit. De aankoop in 1996 van het Bulgaarse staatsbedrijf Sodi in Varna aan de Zwarte Zee (met financiële steun van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en een minderheidsparticipatie van de Turkse chemie- en glasgroep Sisecam) heeft die leiderspositie van Solvay nog gevoelig verstevigd. Solvay wil zijn geconsolideerde productiecapaciteit (nu 7,4 miljoen ton) in de komende jaren nog opdrijven, onder meer middels 2,3 miljard frank investeringsgeld richting Bulgarije (waar de capaciteit van 400.000 tot 1,2 miljoen ton wordt opgetrokken). Een “meesterzet” die menig analist kan bekoren. Sodi ligt bovendien geografisch zeer goed, bij nieuwe markten voor Solvay, zoals de Balkan, het Midden-Oosten, en in een later stadium de contreien van de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, die een belangrijke groei zullen kennen, gelet op hun rijkdom aan gas en petroleum.

Na het dramatische jaar 1993 (6,9 miljard frank verlies) heeft Solvay een spectaculaire turnaround gerealiseerd (de volgende jaren werd een winst van respectievelijk 8 miljard, 12,5 miljard en 13,6 miljard gerealiseerd), concludeert KB Securities in een rapport onder de veelzeggende titel Solid as rock (“sterk als een rots”) al zorgden nadien de resultaten over het eerste halfjaar van ’97 wel voor wat ontgoocheling (zie kader). Namens KB Securities maakt Jurgen Fryges volgende bedenking : “Solvay focust nu meer dan ooit op die activiteiten/markten waar het een marktleiderschap kan claimen, zodat het min of meer in de positie van price maker verkeert. Die politiek komt mogelijks het best tot uiting in de zogenaamde alkali’s-sector ( nvdr.- waarvan soda een exponent is). Ook in een aantal andere chemiedomeinen wil Solvay niet langer een allround player zijn, maar veeleer een trendsetter, zowel inzake volume, technologie als prijsgewijs. Het is de goede aanpak gebleken om zich toe te leggen op echte core-business en te desinvesteren uit non-core activiteiten.”

Kunststoffen : teer punt

Deels parallel, maar ook deels afwijkend is het verhaal van de kunststoffen (de “plastics”) en de kunststofverwerking. Voor Jurgen Fryges (KB Securities) zijn de globale sales in de plastiekdivisie tijdelijk op hun retour, maar blijft de winstgevendheid van deze sector gezond. Volgens Gert De Mesure (Bank Delen) kunnen de recordopbrengsten uit 1995 deze eeuw echter niet meer terugkomen. Voor PVC, waar hij optimistisch blijft, maakt De Mesure een uitzondering.

Als Solvay geen plaats verdient in de lijst van ‘s werelds topbedrijven uit de chemie, dan heeft dat volgens een studie van Morgan Stanley alles te maken met het belangrijkste tere punt van de groep : het onvermogen om betere en vooral stabielere resultaten voor te leggen in de kunststoffenafdeling. Solvay blinkt in dit domein al een hele tijd uit door zijn cyclisch gedrag. Negatieve uitschieter is het chemische complex Vinythai in Map Ta Phut, Thailand. Deze joint venture, waarin Solvay een belang van 41,94 % heeft, betekende voor de Belgische chemiereus een investering van 500 miljoen dollar ; de voorbije twee jaren werd er een gecumuleerd verlies van 2 miljard frank opgetekend. Vinythai had met diverse kwalen te kampen. Een forse prijsdaling op de internationale markt van soda en PVC (de PVC-markt geeft inmiddels gelukkig herstel te zien), met daartegenover dan nog een sterke verhoging van de prijs van de basisgrondstof ethyleen. Bovendien reduceerde de Thaise regering, tegen eerdere beloften in, de importheffing op PVC van 40 % tot 27 %. Deze les heeft Solvay alvast geleerd : voortaan wordt geen enkel investeringsproject meer aangevat waarvan de rentabiliteit afhankelijk is van “tarifaire protectie”.

In de kunststofverwerking (het bedrijf is onder meer wereldwijd nummer één in de productie van benzinetanks in kunststof voor de auto-industrie) slaagde Solvay er tijdens de jaren negentig wel in om zijn omzet quasi te verdubbelen. “Maar,” concludeert De Mesure nuchter, “de winst volgde niet navenant.”

Farma heeft de toekomst

Opvallend is de eenstemmigheid waarmee de buitenwereld tegen de farmatoekomst van Solvay aankijkt : met de stellige zekerheid dat die zeer beloftevol is. Er steekt een duidelijke logica achter het activeren van het health department : Solvay slaagt er op die wijze immers in om het te cyclische karakter van de groep, vaak ervaren als een zwakheid, gevoelig bij te sturen. Jaar na jaar legt Solvay stevige groeicijfers voor in de divisie “farmaceutische producten”. Verwacht wordt dat deze afdeling dit jaar al voor 28 % van de hele groepswinst kan instaan, tegen slechts 15 % in 1991.

Peter De Neve, financieel analist bij Bank Degroof, pakte recentelijk uit met een grondig rapport over Solvay’s farma-aspiraties. De Neve loopt erg hoog op met het potentieel, onder meer omdat Solvay verschillende toekomstige blockbusters in portefeuille heeft zitten. Solvay zelf pakt bij wijze van voorbeeld graag uit met Physiotens, een geneesmiddel tegen hypertensie. Bank Degroof citeert het antidepressivum Flesinoxan (momenteel in klinische onderzoeksfase III ; tegen 2001 zou het van de Amerikaanse Food and Drug Administration groen licht moeten krijgen), omdat het danig innovatief zal blijken in zijn domein. Bank Degroof schrijft dat het marktpotentieel voor Flesinoxan tegen het jaar 2005 geschat mag worden op een omzet van 620 miljoen dollar, met een winst van 95 miljoen dollar. “Het hoeft niet te verwonderen dat de grootste farmagroepen ter wereld reeds comarketing-overeenkomsten aan Solvay voorgesteld hebben,” schrijft Peter De Neve.

Solvay’s farmadivisie krijgt zo’n mooie toekomst toegedicht omdat er veel fundamenteel onderzoek (O&O) aan de basis ligt, spijts het feit dat de geneesmiddelen van Solvay vooralsnog (te) weinig “kritische massa” halen. Dit zorgt voor een tweeledig beeld : in het peloton van farmabedrijven wereldwijd, hinkt Solvay achterop inzake operating profit (9,3 % tegenover vaak ruim 30 % voor de majors), maar bevindt de onderneming zich in pole position inzake uitgaven voor Onderzoek & Ontwikkeling (17,8 % van de omzet, of ruim 7 miljard frank).

Qua omzet scoort Solvay nog lang niet spectaculair in de mondiale top-100 van farmabedrijven : 42ste plaats en amper 0,5 % marktaandeel. Nadelig is, volgens Peter De Neve, ook het feit dat te veel activiteit zich in Europa situeert en te weinig overzee. Recente commerciële samenwerkingsakkoorden (met Upjohn voor het antidepressivum Fluvoxamine en met Fujisawa voor de lancering van Luvox op de Japanse markt) of researchovereenkomsten (met twee Amerikaanse biotechbedrijven) worden ervaren als evenveel stappen in de goede richting. Voor Peter De Neve is de conclusie duidelijk : Solvay heeft met zijn farmadivisie een enorme hidden value op zak, die geschat mag worden “tussen de 70 en de 100 miljard frank” en dus sterk aan belang zal winnen binnen de hele groep.

KAREL CAMBIEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content