Pessimisme is in
Optimisme is out. Pessimisme en realisme zijn in. Geen verrassende houding in een periode van crisis en permanente dreiging. Wat beweren de profeten van het pessimisme? Er blijven je vele ontgoochelingen bespaard als je altijd het ergste vreest. Het kan dan alleen maar meevallen. Dat argument is fundamenteel juist, maar in zijn uitwerking wel wat naast de kwestie. Vooreerst is het niet zo leuk voortdurend bezig te zijn met het worstcasescenario. Allerlei donkere wolken aan de zonnige horizon zien opdoemen is niet bepaald een weg naar een aangenaam leven. Vervolgens is het waarschijnlijk meer de veerkracht na een tegenslag die ons gelukkig kan maken, dan de afwezigheid van ontgoochelingen.
Maar waarom schuilt zo veel waarheid in deze wijsheid van de pessimisten? Omdat wij een verwachtingsmachine zijn. Alles wat we ervaren, vergelijken we met een norm, een verwachting. Kijk even naar de beurs. Daar vergelijken de analisten met vorig jaar, met prognoses, met allerlei verklaringen van het management. Als de resultaten beter zijn dan de vaak willekeurige ankers die uitgeworpen zijn, is iedereen tevreden. Als je een lekker dessert verwacht en je krijgt enkel een koffie, dan kijk je sip. Als je een extra koffie aangeboden krijgt, ben je blij. In Disneyland kondigt men opzettelijk te lange wachttijden aan. Wow, een halfuur wachten en we zijn al aan de beurt na een kwartier. Goed zo! Maar als we vijf minuten op een trein moeten wachten, raken we geïrriteerd.
Boeddhisten, epicuristen en andere -isten hebben er dan ook telkens vurig voor gepleit gewoonweg geen verwachtingen te hebben. Maak je geest vrij van allerlei vormen van verlangen, hoop of geluksprojecten. Ook mindfulness leert je het ‘hier en nu’ te waarderen. Maar verwachtingsvrij trachten te leven, is iets totaal anders dan telkens je voorbereiden op het ergste.
Filosofen en psychologen mogen dan misschien wel bekommerd zijn om ons geluk, maar economie en management zijn om iets anders bekommerd. Zij willen dat we productief zijn. En in lotushouding naar een boom staren, creëert niet bepaald nieuwe markten. Economie heeft net graag dat we onszelf nieuwe normen opleggen. Eeuwig jong zijn, sportief rijden, genieten van een exotische trip en haarscherpe foto’s nemen met onze smartphone. Hoe meer we verlangen, hunkeren, uitkijken, hoe meer we bereid zijn in de markt van het geluk te stappen. Waarbij geluk dan bestaat uit hagelwitte bloesjes, nog wittere tanden, exotische reizen en een rimpelvrij gelaat.
Managementwetenschap en -praktijk hadden ook al lang begrepen dat doelstellingen, budgetten, plannen, targets heel goed werken. Dat zijn elementen van een enorme verwachtingsmachine. Zodra je die ‘koopt’, lever je jezelf over aan de systemen die opvolgen of je die wel haalt. En je kan moeilijk loochenen dat het een zeer performant systeem is. Of het ons wel gelukkig maakt, doet niet veel ter zake, en we beseffen maar al te goed dat een systeem zonder economische groei en de daartoe nodige managementsystemen ons wel erg ongelukkig zou maken.
De ‘pessimisten’ ergeren zich ook aan de dwaze beloftes van de optimisten en waarschuwen voor een wereld waarin iedereen zou geloven dat hij mooi, gezond en rijk is, of dat snel kan worden. Op zulke dwaze verwachtingen moet wel diepe, bijna existentiële ontgoocheling volgen. Vroeg of laat volgt de confrontatie met de realiteit.
Daar hebben de pessimisten uiteraard wel een punt. Iemand zou aan 80 procent van de deelnemers aan televisiewedstrijden moeten zeggen dat ze geen talent hebben. Dat zou publieke vernederingen vermijden. Talent en toeval zijn zeer ongelijk verdeeld. Wie vol enthousiasme in de markt van het geluk stapt, mag dat niet vergeten. Wat de pessimisten volgens mij nog niet echt ontdekt hebben, is het feit dat geluk minstens twee nauw verwante betekenissen heeft: voorspoed en ‘chance hebben’. Hoe meer je denkt dat geluk gemaakt kan worden, hoe meer je vergeet dat je ook voldoende geluk moet hebben in de loterij van het leven.
Waarom ik persoonlijk dan zo optimistisch blijf? Heel eenvoudig. Ernstige studies hebben bij herhaling aangetoond dat optimisten zeven jaar langer leven dan pessimisten. De dag dat ik het leven beu ben, stop ik gewoon met lachen en de dingen van de zonnige zijde te bekijken. Euthanasie dus, maar alleen weggelegd voor optimisten.
De auteur is professor-emeritus aan de Vlerick Business School.
MARC BUELENS
Allerlei donkere wolken aan de zonnige horizon zien opdoemen is niet bepaald een weg naar een aangenaam leven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier