Pensioenpijlers gaan in onderhoud

Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

De maatregelen van de regering-Michel hebben ook gevolgen voor de Belgen die aan pensioensparen doen en een groepsverzekering van hun werkgever hebben. Een overzicht.

Steeds meer Belgen zetten in de jaren dat ze werken geld opzij voor hun oude dag, als aanvulling op hun wettelijk pensioen. In het regeerakkoord van de regering-Michel staat een reeks maatregelen die uw aanvullend pensioen kunnen beïnvloeden.

Individueel pensioensparen

Indexering

Als u een van de 2,4 miljoen Belgen bent die aan pensioensparen doen, kunt u voor het lopende inkomstenjaar 30 procent van elke storting tot 950 euro recupereren via uw belastingaangifte. Dat maximumbedrag wordt normaal elk jaar geïndexeerd. De komende vijf jaar zit er hoogstwaarschijnlijk geen verhoging van dat maximum in. De nieuwe regering heeft beslist de automatische indexering van de fiscale uitgaven te beperken.

Vroeger belast

In ruil voor het belastingvoordeel voor het pensioensparen zou de fiscus normaal 10 procent van uw opgebouwde kapitaal afromen in het jaar dat u zestig wordt. Als u via een verzekeringsproduct aan pensioensparen doet, wordt u enkel belast op het deel van het kapitaal dat u hebt opgebouwd via de gewaarborgde rente. De winstdeelneming die de verzekeraar daarbovenop uitkeert, is vrij van belastingen. Als u deelbewijzen van een pensioenspaarfonds hebt, is de berekeningsbasis van de eindbelasting complexer. U wordt belast alsof u een gemiddeld jaarlijks rendement van 4,75 procent op uw stortingen hebt gekregen, ongeacht het werkelijke rendement van het fonds.

Uit het regeerakkoord blijkt dat de regering-Michel een deel van die heffing vervroegd wil inhouden, gespreid over meerdere jaren. Verscheidene media hebben bericht dat de regering de komende vijf jaar telkens een belasting van 1 procent zou heffen op het kapitaal. De basis voor die heffingen zou de tussenstand aan het eind van het jaar zijn. Op uw zestigste zou de fiscus dan nog eens 3 procent afhouden van uw pensioenspaarpot. Er blijven nog veel vragen, waarop ook de sector het antwoord schuldig moet blijven. “De regering moet de praktische modaliteiten nog uitwerken en het parlement moet een en ander aannemen”, zegt Wauthier Robyns, de woordvoerder van Assuralia, de vereniging van verzekeraars.

Het is niet de eerste keer dat de federale regering pensioenspaarproducten vroegtijdig belast. De regering-Di Rupo besliste in 2012 eenmalig een vervroegde belasting van 6,5 procent te innen op de stortingen voor het pensioensparen die dateren van voor 1993. In november 2012 ging die heffing automatisch van de rekening van de pensioenspaarders af. Pensioenspaarders met een verzekering merken dat aan hun reserves, spaarders met een fonds zien het aantal deelbewijzen slinken.

Minder belast

De nieuwe regering wil de belasting op pensioensparen vroeger innen, om de tekorten in de begroting dicht te rijden. Om dat goed te maken belooft de regering de belasting van 10 procent te verlagen tot 8 procent. Of pensioenspaarders beter of slechter af zijn met een snellere — maar lagere — heffing, hangt af van het reële rendement van het product, hun leeftijd en het aantal jaren dat ze al aan het sparen zijn. De belastingverlaging is wellicht ook bedoeld om vertrouwen te geven aan de pensioenspaarders. Door de opeenvolgende vervroegde heffingen dreigen die een verkeerd signaal te krijgen. Wie kan garanderen dat een volgende regering niet opnieuw met haar vingers in de koekjestrommel zit?

Het is en blijft interessant om belastingvrij te blijven sparen na uw zestigste. U kunt nog bijkomende stortingen doen en u hebt recht op een fiscale aftrek tot het jaar dat u 65 wordt.

Collectief sparen voor aanvullend pensioen

Minder zekerheid over rendement

De regering-Michel benadrukt het belang van een rendementsgarantie voor de tweede pensioenpijler, maar ze voegt eraan toe dat er een “billijke verhouding” moet bestaan “tussen de rendementsgarantie en de reële rendementen”. De verzekeraars en de werkgevers zijn al lang vragende partij voor een aanpassing van de rendementsgarantie. Vandaag staan de werkgevers garant voor een rendement van 3,25 procent op de werkgeversbijdragen en van 3,75 procent op de werknemersbijdragen. Verzekeraars bieden enkel nog groepsverzekeringen aan met een gegarandeerd rendement van ongeveer 2 procent per jaar. Werkgevers die via een groepsverzekering een aanvullend pensioen aanbieden aan hun werknemers, moeten het verschil bijpassen. Het risico ligt dus bij de werkgevers. In het regeerakkoord staat dat het “essentieel” is “dat nieuwe toezeggingen voor aanvullende pensioenen opnieuw verzekerbaar worden”.

Een werkgever kan ook een pensioenfonds oprichten voor zijn werknemers, maar ook daar draagt hij het risico. Fondsen beleggen doorgaans meer in aandelen dan de verzekeraars. Bij de beursmalaise na de financiële crisis moesten veel werkgevers bijstortingen doen in hun pensioenfonds om de buffers aan te zuiveren. Ze lijken wel minder te worstelen met de lage rentevoeten.

De sectorfederatie Assuralia is tevreden dat een eerste stap is gezet. “Het lijkt erop dat we naar een gegarandeerd rendement gaan dat gekoppeld is aan een variabele rente, zoals de Belgische rente op tien jaar”, zegt Robyns. Philip Neyt, de voorzitter van de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen (BVPI), vraagt zich hardop af aan welk reëel rendement de garantie kan worden gekoppeld. “Het rendement van Belgisch overheidspapier is zeker geen perfecte weerspiegeling van de opbrengst van de pensioenfondsen. En welk rendement neem je dan? Dat op obligaties die vandaag worden uitgegeven?”

Het is niet zeker dat er snel vaart komt in dit dossier. Normaal wordt eerst een debat over de rendementsgarantie gevoerd door de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad (NAR). Als die het niet eens worden, kan de regering eenzijdig een wijziging van de rendementsgarantie opleggen. Neyt waarschuwt echter dat het belangrijk is dat alle partijen het vertrouwen in het aanvullend pen-sioen behouden. “Het is een stukje uitgesteld loon. Je moet werknemers op zijn minst het behoud van koopkracht kunnen beloven. Anders zullen ze niet geneigd zijn zich achter een verdere uitbouw van het aanvullend pensioen te scharen.”

Voor meer mensen toegankelijk

De regering wil dat de sociale partners onderzoeken of een deel van de toekomstige loonstijgingen kan worden gebruikt voor extra stortingen voor het aanvullend pensioen. Ze wil dat in elke sector uiteindelijk 3 procent van de totale loonmassa terechtkomt in de pot voor het aanvullend pensioen. “Die mogelijkheid kan worden opgevat als een meerjarenperspectief, maar moet wel bindend worden gemaakt”, klinkt het. Het dossier komt op de agenda van het volgende interprofessioneel akkoord.

Voor werknemers wordt het ook mogelijk een zogenoemd vrij aanvullend pensioen op te bouwen. Dat kan een oplossing bieden voor mensen die via hun werkgever geen toegang hebben tot een groepsverzekering of een pensioenfonds, of voor mensen die graag meer willen opzijzetten dan via hun werkgever mogelijk is.

Philip Neyt vindt dat een goede zaak, maar denkt dat het pas een succes kan worden als de regering de persoonlijke bijdragen voor het aanvullend pensioen fiscaal eerst “minstens even aantrekkelijk maakt als stortingen voor pensioensparen”. Volgens Neyt is er nu in de fiscale behandeling een verschil van 10 procent.

De persoonlijke bijdragen van de werknemer zullen door de werkgever worden ingehouden op het loon, staat verder te lezen in het regeerakkoord. De werknemers kunnen “binnen bepaalde grenzen” zelf het bedrag bepalen dat ze willen opzijzetten voor hun oude dag.

Uitkering in rente fiscaal voordeliger

Slechts heel weinig mensen kiezen voor een uitkering van hun aanvullend pen-sioen in de vorm van een rente, bijna iedereen int het volledige kapitaal. Dat heeft minstens voor een deel te maken met de fiscale behandeling van de uitkeringen. De rente-uitkering wordt toegevoegd aan andere vormen van inkomen, zoals uw wettelijke pensioen, en wordt progressief belast. Bij de uitkering in kapitaal samen met uw wettelijk pensioen is er een eenmalige belasting van 10 procent op het kapitaal dat is opgebouwd met bijdragen sinds 1993 (en 16,5 procent op het kapitaal opgebouwd met werkgeversbijdragen van voor 1993). Zowel bij de uitkering in rente als de uitkering in kapitaal komen nog gemeentebelastingen (gemiddeld 7,5 %), de Riziv-bijdrage (3,55 %) en de solidariteitsbijdrage (maximaal 2 %).

De regering-Michel engageert zich om een regelmatige, levenslange uitkering in rente aantrekkelijker te maken en de fiscaliteit te herbekijken, zonder te raken aan de fiscale voordelen.

Uitkering samen met wettelijk pensioen

De regering wil de opname van het aanvullend pensioen voor de wettelijkepensioenleeftijd ontmoedigen of zelfs onmogelijk maken. Vandaag betalen werknemers die voor hun 65ste op pensioen gaan of vroeger dan hun wettelijke pensioen hun aanvullend pensioen aanspreken ook al een hoger belastingtarief. Mogelijk zal de regering die straftarieven nog optrekken.

ILSE DE WITTE

De regering-Michel wil de belasting op pensioensparen vroeger innen, om de tekorten in de begroting dicht te rijden.

De regering wil dat in elke sector 3 procent van de totale loonmassa terechtkomt in de pot voor het aanvullend pensioen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content