Pensioenmalus is onvermijdelijk

Zolang er geen pensioenmalus komt, moet je wel goed gek zijn om tot je 65 aan de slag te blijven en is het debat over het loopbaaneinde praat voor de vaak.

Als de regering het ernstig meent met het debat over het loopbaaneinde én als ze dit land een kans op slagen wil geven om de vergrijzing betaalbaar te houden, dan voert ze onverwijld maatregel 46 uit die de nota Actief ouder worden aanreikt. Die nota is het resultaat van de biechtstoelprocedure waarbij het kabinet van federaal minister van Werk Freya Van den Bossche (SP.A) gesprekken organiseerde met de vakbonden en de werkgevers en moet als basis dienen voor de onderhandelingen.

Maatregel 46 plant een pensioenmalus vanaf 2011. Een werknemer die geen loopbaan van 40 jaar heeft, zou zijn pensioenbedrag vanaf 2011 met 4 % zien dalen voor elk jaar van vervroegde uittreding. Zou, want de nota die ultrageheim moest blijven – aanvankelijk bestonden enkel papieren kopieën – lekte uit in de krant De Tijd. Minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A) was er als de kippen bij om te beklemtonen dat de nota géén regeringsdocument is en dat de pensioenmalus een ideetje van de werkgevers is, terwijl de minister eerder voor een pensioenbonus is.

Belasting op langer werken

De regering lijkt schrik te hebben van haar eigen schaduw. Onderhandelaars in dit debat hebben in de wandelgangen de grootste moeite met de onduidelijke status van de nota. Het debat staat nog nergens, tenzij dat bepaalde ideeën zoals de pensioenmalus al stevig gekelderd zijn. Misschien was dat juist de bedoeling?

De vakbonden wijzen de pensioenmalus af. Ze willen niet dat de klok teruggedraaid wordt naar 1991, toen de pensioenmalus voor werknemers a rato van 5 % per vervroegd jaar van pensionering werd afgeschaft. Voor zelfstandigen bestaat die sanctionering nog altijd.

De pensioenmalus is nochtans een kwestie van sociale rechtvaardigheid en is essentieel om de (toekomstige) welvaart te garanderen. Recent onderzoek van Etienne de Callataÿ, hoofdeconoom van Bank De- groof, toonde aan dat het huidige pensioenstelsel financieel voordelig is voor wie vroeger stopt met werken en dat ten laste van wie langer aan de slag blijft. De gulheid van de huidige vervroegde uitstapregelingen zijn daarom ook te zien als een hoge impliciete belasting op langer werken. Om de beslissing om vroeger te stoppen of langer te werken financieel neutraal te maken, is een pensioenmalus van 5 % nodig per jaar dat men vroeger stopt. Wie op 60 met pensioen gaat, zou dus 25 % van zijn pensioen verliezen. De sanctie 4 % per jaar van maatregel 46 komt aardig in de buurt, maar gaat dus nog niet ver genoeg.

“Nu moet je wel gek zijn om die impliciete belasting op arbeid na je 55ste te willen betalen,” aldus Ivan Van de Cloot (econoom bij ING België, zie Trends van 23 juni 2005, blz. 56). “Een voorbeeld? Een levensverwachting van 75 jaar en een pensioenleeftijd van 65 geeft 10 jaar pensioenrechten. Wie stopt op 60, ziet zijn pensioenrechten stijgen met 5 jaar of dus met 50 %. Wat moet men daarvoor laten staan? De opbouw van 5 jaar pensioenrechten op een totale loopbaan van 45 jaar of dus 5/45. Hij verliest dus 11 % van zijn pensioen, maar wint anderzijds 50 % extra rechten. De overheid stimuleert dus het vroegtijdig stoppen, terwijl je net het omgekeerde zou verwachten.”

Liever op het strand

Vooral bij 50-plussers is de lage participatiegraad schrijnend. Van de 60-plussers is nog amper 14 % aan de slag en een enkeling is op zoek naar werk. Maar is dat niet precies wat we verkiezen? De lage werkijver wordt vaak uitgelegd als een positieve keuze: wij, Belgen en Europeanen, houden veel meer dan de Amerikanen van het goede leven, en ruilen daarom graag wat arbeidstijd in voor meer vrije tijd.

Dat is nonsens. “We werken niet minder omdat we daarvoor kiezen, we werken minder omdat de belastingen op arbeid hier veel hoger zijn dan in de VS,” schrijft Ivan Van de Cloot in de jongste editie van Financieel Berichten van ING België (die vandaag verschijnt). “Nobelprijswinnaar Edward Prescott heeft het vorig jaar nog uitgerekend en zijn conclusie is onverbiddelijk. De lagere Europese werkijver is integraal te verklaren door de hogere belastingdruk op arbeid.”

Amerikanen liggen even graag op het strand als de doorsnee Belg, maar die keuze is voor de Amerikaan duurder omdat zijn inkomensverlies groter is als hij niet werkt. Anders gezegd: de Belg gaat vroeger met pensioen omdat het hem toch niet veel kost. Maak die kostprijs van niet-werken in Europa even hoog als in de VS en de Europeaan werkt even lang als de Amerikaan.

Het arbeidsaanbod is dus zeer gevoelig voor de belastingdruk op arbeid. Prescott besluit dat de kostprijs van de vergrijzing niet betaald kan worden met stijgende belastingen. Want als de belastingen stijgen, stappen mensen uit de arbeidsmarkt. De toekomstige factuur kan enkel betaald worden door de belastingdruk op arbeid te verlagen. Het verlagen van de impliciete belasting op arbeid moet daarom de hoofddoelstelling zijn van het debat over het loopbaaneinde – maar daar lijkt dus weinig van in huis te komen.

De lage Belgische werkijver zorgt er intussen voor dat het Belgische inkomen per hoofd van de bevolking 33 % lager ligt dan in de VS. Geen enkel land scoort op dit vlak slechter (zie tabel). Zo’n 16 % van de kloof is te wijten aan de kortere werkweek, 4 % aan een hogere werkloosheid en 12 % omdat minder mensen naar de arbeidsmarkt trekken (enkel Italië doet slechter dan België). Een pensioenmalus kan een stevig stuk ervan goedmaken.

“Het zou dus een gemiste kans zijn om enkel een pensioenbonus aan te bieden,” stipt Ivan Van de Cloot aan. “Een malus drukt ook de overheidsuitgaven en is een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Er komt dan een einde aan de herverdeling van middelen van degenen die de kans niet hebben vroeger te stoppen naar hen die dat wel kunnen.”

Daan Killemaes – Guido Muelenaer

Pensioenmalus: wie geen loopbaan van 40 jaar heeft, ziet zijn pensioenbedrag vanaf 2011 met 4 % dalen voor elk jaar van vervroegde uittreding.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content