‘Passief beheer bestaat niet’
De Nederlandse vermogensbeheerder Robeco heeft een strategie uitgedacht om de nadelen van indexbeleggen te counteren. Die blijkt vruchten af te werpen.
Passieve producten hebben een groeiend succes bij beleggers, en vooral bij institutionele beleggers. Indexfondsen hebben veel voordelen, zoals lage kosten, een brede diversificatie over verscheidene grote sectoren en een hoge transparantie. “Maar er zijn ook nadelen”, zegt Wilma de Groot, fondsbeheerder bij Robeco. “Het repliceren van een index brengt kosten mee. Als de samenstelling van de index veranderingen ondergaat – door overnames, de opname van nieuwe aandelen of het verdwijnen van aandelen – moet de portefeuille worden aangepast. Door de beheers- en de transactiekosten presteren ETF’s per jaar ongeveer 0,04 procent minder goed dan de onderliggende index.”
De Groot wijst er ook op dat bedrijven die toetreden tot een index de neiging hebben bovengemiddeld te presteren vóór de opname, en te underperformen zodra ze er deel van uitmaken. “Het is ook moeilijker een duurzame aanpak te integreren in indexbeheer. Een ETF kan geen aandelen verkopen als een bedrijf zich ongepast heeft gedragen.” Beleggen in een index impliceert ook beleggen in bedrijven die een negatieve impact hebben op de prestaties van de index.
“En we denken dat echt passief beheer niet bestaat”, bekent De Groot. “Er zijn meer dan 50.000 indexen wereldwijd. Daaruit een keuze maken is al een vorm van actief beheer op zich.”
Academisch onderzoek
Robeco heeft enkele jaren geleden een strategie ontwikkeld om de grote wereldwijde indexen te verbeteren. De Nederlandse vermogensbeheerder baseerde zich daarvoor op de vele academische werken die daarover de afgelopen veertig jaar zijn geschreven. En met succes, aangezien de beheerde activa van de Enhanced Indexing-producten meer dan 12 miljard euro vertegenwoordigen. Er zijn vijf categorieën aandelenfondsen: Europa, wereldwijd, duurzaam wereldwijd, opkomende landen en de Verenigde Staten.
“Enhanced Indexing overweegt de interessantste aandelen in de referentie-index lichtjes (ongeveer +0,2% tegenover hun gewicht in de index). Omgekeerd worden de minder interessante waarden iets onderwogen (-0,3% ten opzichte van hun gewicht)”, zegt Jan de Koning, client-portfoliomanager bij Robeco. Onder ‘interessant’ verstaan de beheerders aandelen die aantrekkelijk zijn op basis van een reeks indicatoren, zoals de volatiliteit, de kwaliteit van de resultaten, herzieningen van beursanalisten en de koerstrend.
Alle aandelen in de index krijgen een score op basis van die criteria. “Zo creëren we indexen die op lange termijn een hoger rendement opbrengen dan de indexen waarop ze gebaseerd zijn”, legt Wilma de Groot uit. “Bovendien houden we die aangepaste indexen elke maand opnieuw tegen het licht, ook al zijn de wijzigingen uiteindelijk niet erg groot.” De geografische of sectorale spreiding van die aangepaste indexen van Robeco ligt nog altijd in het verlengde van hun referentie-index.
Overperformance
Door die methode verschillen de producten van de traditionele ETF’s. Ze blijken op lange termijn beter te presteren dan de indexen waarop ze zijn gebaseerd. Zo heeft de wereldwijde index van Robeco, die uitgaat van de MSCI World-index, een geannualiseerde overperformance van 0,95 procent gerealiseerd sinds 2004. Dat is ook het geval bij de andere categorieën, met een overperformance van 1,12 procent bij de Europese aandelen (MSCI Europe) en 0,63 procent bij de Amerikaanse aandelen (S&P500).
Maar die strategie werkt nog het best voor de opkomende markten, met een geannualiseerde overperformance van 1,44 procent tegenover de MSCI Emerging Markets-index sinds 2007. “Door de hoge transactiekosten werkt onze methode bijzonder goed op die markten”, onderstreept Jan de Koning. “Dat is een nog grotere handicap voor ETF’s. Dat de overperformance minder groot is op de Amerikaanse markt, is geen verrassing, aangezien die voor de transactiekosten de meest efficiënte markt ter wereld is. Maar wij zijn er wel in geslaagd de index te verslaan, terwijl de meeste actieve fondsen dat niet meer kunnen.” De beheerskosten bedragen ongeveer 0,25 procent.
Duurzame criteria
Robeco heeft een duurzame verbeterde index samengesteld op basis van de MSCI World-index, om meer gewicht te geven aan bedrijven die hoog scoren in verschillende duurzaamheidscriteria (ESG). “We vermijden in de eerste plaats controversiële industrieën, zoals wapenfabrikanten, steenkoolproducenten, sigarettenfabrikanten en bedrijven die zich aan kinderarbeid bezondigen”, onderstreept De Groot. Door die schifting weren de beheerders 5 procent van de bedrijven uit de onderliggende index, terwijl het risicoprofiel toch vrij gelijklopend blijft.
“We geven een hoger gewicht aan bedrijven die betere ESG-scores halen, terwijl de slechte leerlingen worden onderwogen. Het doel is een verbeterde index met een ESG-score die minstens 30 procent beter doet dan de MSCI World-index en een ecologische voetafdruk die minstens 20 procent kleiner is (CO2-uitstoot, water- of energieverbruik en afvalproductie).”
“De sectorale afwijkingen ten opzichte van de benchmark blijven beperkt”, legt De Groot uit. “Oliewaarden met de beste scores krijgen een groter gewicht dan bedrijven met de slechtste. Ook daar is het perfect mogelijk de strategie aan te passen aan de behoeften van de institutionele cliënten.”
Sinds de lancering in maart 2014 heeft het duurzame wereldwijde fonds een geannualiseerde prestatie neergezet die hoger is dan die van de referentie-index (+12,7% tegenover +12,3% voor de MSCI World-index).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier