Passie op het werk, wie wordt daar beter van?
Vooral de Angelsaksische wereld pleit voor passie op het werk. Zoek de passie in jezelf. Nooit is iets groots gerealiseerd zonder passie. Steve Jobs had ‘volg je dromen, volg je passie’ tot een soort mantra verheven. Ons onvervreemdbaar recht op zelfontplooiing lijkt vanzelfsprekend. Maar we vergeten gemakshalve dat de mensheid in een job vooral een maatschappelijke rol zocht, iets stabiels om handen hebben waarvoor je betaald wordt, en het liefst goed. Sommige banen waren een roeping (verpleegkundige, leerkracht) en die verdienden wat minder. Maar waren die roepingen een bron van brandende passie? Eerder een kwestie van plicht.
Als kinderen uit een arbeidersmilieu op zoek gaan naar hun passie, eindigen ze meestal in laagbetaalde, onstabiele jobs, heel ver van hun passie.
De nuchtere Vlaming staat veel sceptischer tegenover dat ‘passiegedoe’ op het werk. Passie is iets voor op of naast het voetbalveld, of misschien voor een uit de hand gelopen hobby. Maar op het werk? Een ondernemer kan vaak zijn passie kwijt in zijn eigen zaak, maar een werknemer? Soms. Net als een werknemer zelden met het geld van het bedrijf omgaat alsof het zijn eigen geld is, zullen de meeste werknemers niet zomaar met hun werk omgaan zoals ze met hun kinderen, hun hobby, hun huisdier of hun idool omgaan.
Toch is de lokroep van de ‘volg je droom, werk met passie’ een veelgehoord advies. Nu het gevecht om het schaarse talent in volle hevigheid is losgebarsten, zullen steeds meer werkgevers de indruk wekken dat er bij hen passie op de werkvloer is. De meeste coaches, consultants en hr-adviseurs zullen onvoorwaardelijk ‘passie op de werkvloer’ prediken. Zij omarmen de positieve psychologie. Help mensen zich te ontplooien.
Dit onderwerp doet de sociologen botsen met de psychologen. De zogenoemde kritische sociologie is helemaal niet mals voor al dat hr-gepraat. In haar boek The Trouble with Passion kijkt professor sociologie Erin Cech heel kritisch naar ‘passie op het werk’ en komt ze tot de eenvoudige conclusie dat die passie veel leuker is voor werkgevers dan voor werknemers. Zij vergeleek werknemers die hun droom volgden met collega’s die liever het zekere voor het onzekere namen. Wie een stabiele baan opgeeft en kiest voor passie, oogst vooral grote financiële onzekerheid. Het grote ideaal is een vrij stabiele baan met een redelijk inkomen, waar je volkomen jezelf kan zijn. Maar als kinderen uit een arbeidersmilieu op zoek gaan naar hun passie, eindigen ze meestal in laagbetaalde, onstabiele jobs, heel ver van hun passie. Tracht te allen prijze populair te zijn, en je eindigt als het onpopulaire jongetje of meisje van de klas.
Cechs grote kritiek is dat al dat passiegedoe vooral leidt tot nog grotere ongelijkheid. Het principe je dromen te volgen kan je in de praktijk alleen maar aanbevelen aan de geprivilegieerden. Wie economisch en sociaal sterk staat, kan het risico aan. Maar vooral: je hebt een veiligheidsnet nodig voor als je uit de wolken valt. Oh ja, een jaartje rond de wereld zeilen tussen je humaniora en je hogere studies, dat is helemaal geen verloren jaar als je ouders een fijne zeilboot hebben. Je ontmoet aan de andere kant van de wereld misschien zelfs een ondernemer die je op slag in dienst neemt. Als je ouders in een groot huis wonen, kan je vlotter zelfstandig zijn en comfortabel wonen en je hoeft lekker geen huur te betalen. Dan kan je al eens enkele maanden je passie volgen. Als je ouders arm zijn, is het niet zo leuk om thuis te wonen, en zal het gekke idee om je passie te volgen vooral de weg plaveien naar een burn-out.
Wie heeft gelijk? De passiezoekers of de sociologen? Beiden natuurlijk. De sociologen verwittigen ons wel dat meer inderdaad anders is. Op het individuele vlak mag je niet te snel je dromen opbergen. Maar maatschappelijk is dat toch een gevaarlijk, systeembevestigend spelletje.
De auteur is professor-emeritus aan de Vlerick Business School. Volg mij op www.marcbuelens.com
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier