Overheidsgaranties moeten kredietverstrekking stutten
Overal in Europa pakken overheden uit met noodmaatregelen om de economische impact van de coronacrisis in te perken. Er wordt vooral ingezet op kredietgaranties, zodat de banken het geld laten doorstromen naar de bedrijven.
“De corona-epidemie zal naar verwachting de diepste economische crisis sinds de jaren dertig veroorzaken”, zegt Azad Zangana, econoom en strateeg bij Schroders. Zangana bestudeerde de reactie van de overheden in Europa op de crisis en stelde vast dat ze de les van de Grote Depressie geleerd hebben: ze willen heel ver gaan om de economie te redden.
De Europese Unie schuift haar begrotingsregels aan de kant en schort de regels voor overheidssteun op. De EU-lidstaten helpen gezinnen en bedrijven de kloof te overbruggen in deze periode van inkomensverlies. Voor gezinnen gebeurt dat met sociale uitkeringen, bijvoorbeeld voor tijdelijk werklozen, of door premies om mensen aan de slag te houden. Daarnaast zijn er waarborgen, waarbij de overheid verliezen op leningen aan gezinnen of ondernemingen gedeeltelijk dekt.
Zangana stelt vast dat de meeste middelen naar lening- en kredietgaranties gaan, gemiddeld 15 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is een hoop meer dan wat besteed wordt aan directe steunmaatregelen, zoals belastingverlagingen, compensatievergoedingen of premies. Daar zit een logica in: directe steun doet de begrotingen ontsporen, waarborgen worden maar aangesproken als de wanbetalingen op de leningen fors toenemen.
“Hoewel elk land een andere formule hanteert, komt het er meestal op neer dat banken nieuwe leningen verstrekken, waarvan een deel van de waarde door overheidsgaranties gedekt is. Als de kredietnemer de lening niet terugbetaalt, of als het krediet wordt geherstructureerd of het voorwerp is van een waardevermindering, zal de overheid de kredietverstrekkende bank compenseren”, legt Zangana uit. Op die manier heeft Europa oog voor de cruciale rol van de banken in de financiering van de reële economie. In de Europese Unie is meer dan drie kwart van de ondernemingen voor kredietverstrekking aangewezen op de banken. In de Verenigde Staten financieren de meeste ondernemingen, zelfs kmo’s, zich op de markt. Daarom focust de Amerikaanse centrale bank op een gigantisch opkoopprogramma, zodat de markt overspoeld wordt met liquiditeiten.
Faillissementen voorkomen
“Een voordeel van de Europese garantieregelingen is dat ze het bankwezen beschermen”, zegt Zangana. “Na de financiële crisis moesten de banken hun kapitaalbuffers aanzienlijk versterken. Ze zijn nog nooit zo veerkrachtig geweest. Maar als de recessie uitmondt in een langdurige crisis, wordt hun veerkracht op de proef gesteld en kunnen overheidssteun of reddingsoperaties nodig zijn. Kredietgaranties helpen die risico’s vroeg te beperken.”
Maar de garanties zijn toch in eerste instantie bedoeld om betalingsproblemen en faillissementen te voorkomen. In 2008 waren de banken de aanstichters van de crisis, nu worden ze ingeschakeld om de economie te redden. Zangana: “Ondernemingen willen in deze omstandigheden zo veel mogelijk liquide middelen aanhouden. Daarom zal elke vraag naar cash eerder bedoeld zijn om de kosten te dekken dan om te investeren. Hoe omvangrijker de overheidssteun via kredietgaranties, hoe groter de kans dat ondernemingen de lockdown en de recessie overleven.”
Verschillende regimes
In de EU-landen zijn verschillende regimes van kracht. Duitsland richtte een stabilisatiefonds voor grote ondernemingen (SWF) op. Dat voorziet in een garantie van 400 miljard euro om bedrijven te helpen zich te herfinancieren. Het SWF steekt ook 100 miljard euro extra in de herfinancieringsprogramma’s van de overheidsbank KfW, die mikken op kmo’s.
Frankrijk pakte uit met 300 miljard euro aan kredietgaranties en schakelt daarvoor de overheidsbank BPI France in. Die waarborgt voor 90 procent leningen aan kmo’s verstrekt door commerciële banken, gedurende twaalf tot achttien maanden. Bovendien geeft ze betalingsuitstel aan haar eigen kredietnemers.
In België sloot de federale overheid een akkoord met de banksector, dat voorziet in 50 miljard euro gewaarborgde overbruggingskredieten van maximaal een jaar. Het verschil met de grote EU-landen is dat in België de eerste 3 procent aan kredietverliezen daarop ten laste van de banken valt (maximaal 1,5 miljard euro). Pas boven 5 procent kredietverliezen neemt de overheid het gros van de lasten (80%) op zich. Daardoor loopt de blootstelling voor de banken in ons land maximaal op tot 11,5 miljard euro (of 23%).
In Nederland bedraagt de risicoblootstelling voor de banken 25 procent. Daar is de garantieregeling voor kmo’s uitgebreid. Tot nu dekte de overheidsborgstelling er 50 procent van het krediet. Dat is nu 75 procent.
Buffers beschermen
De banken zullen de komende jaren significante kredietverliezen lijden door wanbetaling en faillissementen. Hun kapitaalbuffers moeten zo sterk mogelijk zijn, zodat ze de schok kunnen opvangen. Om de druk op de bankbuffers te verlichten, versoepelde de Europese Centrale Bank (ECB) tijdelijk de kapitaalverplichtingen en de toepassing van nieuwe regels over de kwalificatie van slechte leningen. De nieuwe boekhoudregels IFRS9 verplichten de banken sneller provisies aan te leggen. Als die voorzieningen snel oplopen, slinken de buffers en is er minder ruimte om leningen te verstrekken.
Eind vorige week adviseerde de ECB de banken ook voor oktober geen dividenden meer uit te keren of eigen aandelen in te kopen. Dan kunnen ze hun winst over 2019 gebruiken om hun reserves te versterken en creëren ze ruimte om geld uit te lenen. Zowat alle grootbanken volgen die aanbeveling: KBC, Belfius en, na enige druk, ook BNP Paribas Fortis en haar Franse moederhuis. Als alle banken van de eurozone het advies van de ECB volgen, worden de kapitaalbuffers met 30 miljard euro versterkt, berekende ING.
Belgische banken zijn minder gul dan Nederlandse
De coronacrisis biedt de banken de kans hun maatschappelijke rol te benadrukken door gezinnen en bedrijven te ondersteunen. In Nederland doen de banken dat met meer overtuiging dan in België.
In Nederland krijgen ondernemingen automatisch zes maanden uitstel van betaling. In België doen banken dat enkel onder strikte voorwaarden. Zo mag een onderneming geen betalingsachterstand hebben bij de fiscus, de RSZ of een financiële instelling. In Nederland slaat de betaalpauze zowel op de kapitaal- als op de renteaflossingen, in België moeten ondernemingen rente blijven betalen. Voor particulieren met een woonkrediet worden de renteaflossingen wel stopgezet, maar nadien verrekend via hogere maandelijkse aflossingen. Ten slotte geldt het uitstel van betaling in Nederland ook voor consumentenkredieten. In België is het beperkt tot woonkredieten en dan nog heel selectief. Wie een spaarpotje van 25.000 euro heeft, komt niet in aanmerking.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier